Skatestoppers

De jeugd heeft het moeilijk, zegt men.
Hoe kan dat, hoor ik in de wachtzaal bij de radioloog. Ze hebben toch alles? Integendeel, wij, die wel mobilhomes kunnen kopen maar er niet mee reizen, die voor ons tweede verblijf in Frankrijk wel moeten betalen maar er niet naartoe kunnen, wij zijn de slachtoffers van de pandemie.

Hilversum Drie bestond nog niet. Geen wereldwijd web of mobiele telefoon, World of Warcraft of PornHub klonken zelfs sciencefictionauteurs te vergezocht. Afstandsonderwijs organiseerden we zelf, op eigen initiatief, in de robuuste bunkers aan de bosrand. We leerden er roken en drinken, verhalen verzinnen en verzwijgen en ontdekten er de lust en pijn van de liefde. Later groeiden op die plek een bedrijvenzone en een warenhuis met tweeduizend parkeerplaatsen uit de grond.
We lanterfantten door de dagen, op de sofa of de straat. Bij regen speelden we Stratego, Hartenjagen of Mens-erger-je-niet. Onder de dekens snuffelden we in kleverige blaadjes die onder de schoolbanken stiekem werden rondgedeeld.
‘Televisie verpest je ogen, ga naar buiten,’ joeg onze moeder ons het huis uit. We gingen hoelahoepen, steltlopen en rolschaatsen of op onze verhitte jongenskop staan, tot alles bereid om de aandacht van de meisjes te vestigen op ons slanke lijf waarin hormonen gierden als gek.

Op de hoek van onze straat, waar nu residentiële appartementsgebouwen staan, lag een hobbelig stuk grond, een patattenveld met aan weerszijden enkele palen in de grond gehengst en daarop schots en scheef genageld een deklat. We markeerden het strafschopgebied met dikke strepen die we trokken met onze hielen in de modder, de straatrand was de zijlijn,  drie corners penalty. Wij van de Winkelstap waren België, de dikke nekken van den Deuzeld Holland. België won.
We koersten de Ronde van Frankrijk, wij tegen zij, twee grote ronden en twee kleintjes rond de vier straten van onze wijk, aankomst op de Liebiglaan, in de penetrante walm van groenten- en vleesbouillon.
Op winteravonden trokken we tussen dikke sneeuwvlokken een glijbaan op het trottoir, ’s ochtends hoopten we van tussen de gesloten gordijnen dat die nog glad genoeg was om passanten te verrassen.
De wereld was van ons. We hadden tijd, en plaats, en vrijheid.

Was ik vandaag veertien, ik wipte in mijn baggy jeans en oversized T-shirt met Tupac, all eyez on me, stapte in mijn Air Walks en zoefde als een tot leven gekust vrijheidsbeeld naar het skateparkje in Park Spoor Noord. Wat ollies en flips, misschien een 360 pop shove it of een Backside Bigspin, nonchalant een beetje showen aan de kleine mannen hoe het moet.
Ik cruisede als een vrije ridder verder doorheen de stad, trottoir op en af, een opstapje of hoge dorpel bedwingend, misschien wel een betonnen zitbank. De lente gloeit op mijn gezicht, de wind streelt mijn jongenslijf als de handen van een meisje, mijn haren wapperen vrolijk en vrij. Ik ben de koning van de straat.
Ik zou glijden voorbij het Sint-Andries van Lange Wapper, de basketters bewonderen op Sint-Jansvliet, de geur inhaleren van de Schelde die als een zilveren slang kronkelt tussen Linker- en Rechteroever. Op de nieuwe kaaien aan het Zuid zou ik alle remmen lossen, tricky jumps, hoger, sneller, verder, skating next level, Eminem of old skool Rage Against the Machine in mijn headset.

Tenminste, I wish.
Want niet dus. In het stadhuis heeft een of andere flurk beslist om de beste skateplek van de stad te versieren met metalen haken in de plavuizen. Menens. Skaten maakt te veel lawaai, zeggen ze. Een stille stad is het nieuwe normaal. De cafés zijn toe, er is avondklok, de Sinksenfoor moest weg, nu wij nog. Skating is the new black. Niet de over de ganse stad verspreide drilboren, slijpschijven en sloophamers zorgen voor herrie, neen, dat doet mijn plank op wielen.   

Wie beslist die dingen zelfs?
De burgemeester? Dan vraag ik hem: ‘Gast, wat is uw probleem? Zijt gij jaloers of wat? Wat doe ik fucking verkeerd? Mocht gij zelf van uw mama nooit buiten spelen misschien?’
Hij zal antwoorden: ‘Rustig jongens, geen paniek. Binnen een paar jaar komt er een nieuw skatepark wat verderop.’
Yeah, right. Binnen een paar jaar, als ik zelf al kleine mannen heb. Met enkele supersimpele ramps op een gesloten terrein, ergens weg van het centrum. Met camera’s en toezichters en een afsluiting errond. Zodat ze ineens ook kunnen checken of er niet iemand een toeter zit te smoren of een tong te draaien.

Luister Boomer: het is ook voor mij fucking Corona. Ik volg online les, zie mijn vrienden en vriendinnen amper en de hond komt op een dag vaker buiten dan ik. Jij neemt de laatste vrijheid af die ik nog had. Wat wil je dat ik doe? League of Legends op mijn kamer, zeven op zeven?
Dikke middenvinger gast, ge zijt bedankt.

4 gedachten over “Skatestoppers”

  1. Een aandoenlijke inleving in de puberwereld, Erik. Je hebt kennelijk ook goed geluisterd naar je kleinkinderen, en je hebt het talent om je te ergeren in hun plaats 🙂

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie