Toffe Jongens

               Dat we toffe jongens zijn dat zullen we weten. Daarom komen wij overal. Vroeger was dat overal waar de meisjes waren. Vroeger dus. Vandaag komen wij nog altijd overal, maar dan eerder omdat we een 65+ abonnement hebben gekocht bij De Lijn. #straffeweggebruiker staat op het kaartje, en zo is het maar net. Met mijn hoedje in de hand, bus en tram ik door het ganse land. Ja, ja, dat voelen wij aan ons hartje.  

               Ik scan mijn MOBIB-kaart en wurm me op het vrije zitje naast een oude man. Borstelige wenkbrauwen, gegroefd gelaat, donkere blik maar niet gevaarlijk, vermoed ik.
               ‘Handig hé,’ zegt hij, ‘die kaart. Heb er zelf ook eentje, net gekocht.’ Een mededeling die niet meteen antwoord vereist.
               ‘Vandaag voor het eerst gebruikt,’ gaat hij door. Wat fijn, denk ik, dat er zelfs voor MOBIB-kaartgebruikers nog altijd eerste keren bestaan. Dat zeg ik vanzelfsprekend niet. Oude mensen die spontaan tegen je beginnen praten, moet je hun zegje gunnen. De Dirk De Wachter in mij ruikt er het parfum van eenzaamheid in. Misschien heeft zijn eega onlangs de eeuwige rust gevonden, volgde hun enige dochter Haar Ware Liefde tot in Perth of Timboektoe en zakte onlangs ook de trouwe Sloeber moedeloos door zijn vier poten. Alleen de koi in de vijver leven nog. Praten met koi ligt moeilijk, ze doen er al te vaak hautain het zwijgen toe. En het ziet er ook wat vreemd uit.

               De man draait zich naar me toe. Grijze plukjes haar groeien uit zijn neus. Een schaar, denk ik, een schaar, mijn koninkrijk voor een schaar.
               ‘Ja ja, het is me wat,’ zucht hij. Weer een mededeling die niet om een antwoord vraagt, ook geen flauw idee wat hij precies bedoelt.
               ‘Hier ben ik lang geleden nog naar school geweest,’ wijst de man op de oude kloosterschool naast de kerk. Daar versleet ook ik destijds mijn korte broek. Onlangs werd de school helemaal gerenoveerd, samen met het nabijgelegen park. Niets rest nog van de kille kazerne van weleer.
               ‘Ik kreeg er nog les van … ’ vertelt de pluizige man en ja, ook ik herinner me nog de Bokser die ons tijdens de middagpauze leerde typen, ‘hij klopte met een ijzeren liniaal op je knokkels, weet je nog?’ en de Pingpong, die hoge populier van Lichamelijke Opleiding met de wel zeer levendige adamsappel.
               Kok wilde de man toen worden, dat was zijn Grote Droom. Het mocht niet van zijn ouders. Wat schuift dat, mopperden die, en altijd die lange avonden en nachten, dan een gat in de dag slapen zeker, hoe moet dat dan met vrouw en kinderen, en ook nog dat gedoe met dronken mannen en losbandige vrouwen die graag weleens een ander hapje proeven, nee, niet meteen de ideale bodem om een robuust huwelijk op uit te bouwen. Ontgoocheld had hij dan maar zijn kinderdroom ingeruild voor een meer acceptabele beroepsbezigheid.

               ‘Landmeter,’ zegt hij gelaten, ‘ik heb dat eerlijk gezegd nooit met veel liefde gedaan.’ Wat zonde toch, wil ik zeggen, je lange leven iets doen tegen je zin. Hoewel de gedachte me een beetje droevig stemt, zeg ik er niets van. De jaren leerden me mijn wijsheden voor mezelf te bewaren. Het is niet nodig mensen te wijzen op het falen in hun bestaan, ze weten heus zelf wel hoe en waar het allemaal is fout gegaan.
               ‘Leraar,’ zeg ik, ‘ook niet bepaald mijn grote ambitie. Al heb ik me wel vaak uitstekend geamuseerd.’
               Landmeter, Leraar, we beklommen niet bepaald de hoogste treden op de ladder van het beroepenalfabet. Onze bezigheden bezaten niet de importantie van een Advocaat, Beroepsdanser, Criminoloog of Componist, stelden maatschappelijk heel wat minder voor dan Minister of Notaris en droegen ook niet de luchtige speelsheid in zich van een Xylofoonspeler, Yoga-instructeur of Zaalvoetballer. Saai en dor bleven we beiden halfweg steken, bij de L. Hij werd geen Master-chef, ik geen Romancier.
               ‘Succes,’ wens ik hem nog als hij uitstapt bij het bushokje met het bordje PIVA op. ‘Volwassenenonderwijs,’ mompelt hij, het lijkt haast een verontschuldiging.

               Verder wiegend op de rails denk ik aan de Grote Dromen van de kleine jongen die ik ooit was, vliegende reporter, acteur, schrijver, aan zijn Ambitie later, een meesterwerk dat zijn gelijke niet kent en aan zoveel wat niet geworden is.
               Spijt is een nutteloze emotie, bedenk ik, het verleden kan toch niet worden veranderd. Maar stel, mocht je het allemaal nog eens een keertje overdoen, ruilde je dan niet wat avonden vol Duvel en gebral in voor het mysterie van het onbeschreven blad, bij schemerlicht, met bonzend hoofd en krassende pen?
               Aan de eindhalte moet ik lachen om mezelf. Natuurlijk niet. Ik zou ook in een tweede leven willen weten dat ik een toffe jongen was en alleen al daarom overal willen komen.
               Overal. Daar immers is het bal.

3 gedachten over “Toffe Jongens”

Plaats een reactie