‘Ik voel me als een kip die melk geeft,’ appt het meisje A.
‘Mooi gezegd,’ antwoord ik.
‘Kwam zomaar in me op,’ stuurt ze terug.
‘Een gave. Je weet van wie je die hebt 😊.’ sluit ik af.
Ze weet het allemaal niet zo goed. Ze twijfelt over de zin van wat ze doet. We hadden het erover toen de bus maar niet wilde komen. Of ze niet beter voor het platte geld zou kiezen in plaats van voor haar idealen. Goede wil wordt slecht betaald, ze ontvangt niet bepaald loon naar werken. Een elektrische wagen zit er niet meteen in.
‘Die dat wel kunnen betalen, krijgen daar dan nog eens vijfduizend euro bovenop,’ klaagt ze. Ze spaart al maandenlang mondjesmaat voor een elektrische fiets. Haar ogen zie je dromen van wat ze met vijfduizend euro zou kunnen doen.
‘Zuiniger. Ecologischer. Gezonder,’ somt ze op. Ik spreek haar niet tegen, ik ga het onverdedigbare niet verdedigen, al helemaal niet tegen mijn eigen vlees en bloed.
‘Het is gewoon niet eerlijk,’ fulmineert ze opgewonden. ‘Waarom geen premie voor mensen die nauwelijks een fiets kunnen betalen? De helft bijvoorbeeld, tweeduizendvijfhonderd, voor de aankoop van een e-bike. Veel meer mensen in beweging, minder auto’s in de file. Ik wed dat je nog een pak goedkoper uitkomt ook.’ Een ei van Columbus. Ook dat geniale denken heeft ze van geen vreemden.
‘Leg me dat maar eens uit,’ daagt ze me uit. Ook die eigenschap herken ik. Ik leg haar het evangelie van Mattheüs voor. Al vaart de kerk in woelige wateren, het kan nooit kwaad terug te grijpen naar in steen gebeitelde bijbelse waarden: ‘Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed gegeven worden: maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden zelfs wat hij heeft.’
‘Onrechtvaardig dus, wat ik al zei,’ stelt ze vast. Ik zwijg. Ik heb haar nooit beloofd dat de wereld een rozentuin zou zijn. Ik vond het al een hele opgave haar destijds te laten geloven in Sinterklaas.
‘Ik heb de verkeerde stiel gekozen,’ besluit ze. Vandaar dus, een kip die melk geeft.
Dat ze aan zichzelf twijfelt, maakt haar helemaal een kind van deze tijd. We leven in het tijdvak van de Voortdurende Zelfbevraging. Terwijl je nog in bed ligt vraag je je al af welke outfit je die dag aan moet. Ik moet denken aan mijn grootmoeder. Die bewoonde een boerderij en kleedde zich altijd in het zwart. Daarover droeg ze een blauwe keukenschort met onduidelijk patroon, elke dag dezelfde. Mijn grootvader liep in klompen en droeg buitenshuis altijd een pet. Die hing in huis aan een haakje naast de deur, jaar in jaar uit, zelfde pet, zelfde haakje. Ze hoefden zich nooit af te vragen welke foto’s ze zouden plaatsen op Insta, naar welke city ze zouden trippen, wie wanneer de kinderen waar naartoe zou brengen, of er op het etentje straks ook een vegetariër mee aan zou schuiven. Er zijn er die het rustige vastheid zouden noemen.
Je zal me nooit horen beweren dat in die dagen alles beter was, ik heb Godvergeten ook gezien. Er waaide ook al eens een oorlog over het land. Toch vraagt soms een mens zich af: zou een heel klein beetje zekerheid soms niet beter kunnen zijn? Al die vragen, ben ik een man, een vrouw, allebei of nog iemand anders, ga ik voor levenslange trouw, ben ik serieel monogaam of polyamoureus, welke kleur op mijn nagels vandaag, mag ik dat ene woord nog zeggen, daar worden we toch collectief tureluurs van?
Ik heb het zelf ook. Vorige week nog poneerde ik stoutmoedig niet langer over iedereen en alles een mening te willen hebben. Zwitserland op twee benen zou ik zijn. Die mening heb ik alweer herzien. Ik denk heus wel het mijne over dat Mattheüseffect en ook heb ik mijn gedacht over die windhaan uit Middelkerke die de ene dag de praatbarak belooft te verlaten, vervolgens probeert een eigen partijtje bij elkaar te harken en op dag drie elders op een kieslijst gaat staan. Alles om zich een tweede elektrische wagen te kunnen permitteren. Een man, een woord? Zeker, maar wel elke dag een ander.
Haar bus vertrekt, ik wuif haar na. Stukje schrijven, denk ik. Of toch maar beter niet? Dit pijnigen van de geest, dit woelen in de ziel, wordt daar dan iemand beter van? Vaak loopt het voor geen meter, het schuift bovendien geen cent en immer knaagt de angst niet goed genoeg te worden bevonden. Waarom niet gewoon lekker met de caravan gaan pensioneren op een weide in Schouwen-Duiveland? Zo ken ik er ook.
Soms voel ik me als een koe die eieren legt. De appel valt nooit ver van de boom.