De koffiezet

               ‘Je bent gek,’ zei mijn broer, ‘dat jij je daar nog druk in maakt.’
Hij zegt soms intelligente dingen, onze jongste. In zijn familie vindt hij natuurlijk genoeg sprankelende voorbeelden om van te leren.
Bovendien had hij gelijk.

               Wij pensionado’s kunnen leven als god in Frankrijk. Of Kroatië, Argentinië of Australië, god gedijt immers overal, al schittert hij heden ten dage toch voornamelijk door afwezigheid in Oost-Congo, Syrië of Oekraïne. Wij hoeven ons nergens nog over op te winden, tenzij over de prijs van het brood en de overdaad aan Ben Crabbé op tv. Al onze andere tobberijen verdampten in de tijd. Vaag herinneren we ons nog de drift en razernij van de jeugd, het verlangen ernaar echter is al lang gedoofd.

               We stonden naast de snookertafel. Het was twee tegen nul in zijn voordeel.
‘Ik kan me maar moeilijk concentreren,’ was mijn excuus. ‘Ik slaap slecht, door dat examen.’
‘Dat doe je jezelf aan,’ zei hij. ‘Doe toch rustig. Waarom je nog opjagen met al die ambities?’
Zo zijn wij. Als gans de wereld de lat hoger wil, leggen wij ze lager. Tegendraads zijn is een talent dat ons in de genen zit.
‘Alles gaat toch voorbij,’ ging hij door, ‘wat denk je dat het ook voorstelt in het licht van de eeuwigheid?’
‘Ik weet het. Je hebt gelijk,’ zuchtte ik.
De tweede keer al.

               Toen drukte hij op een van oudsher zere plek.
‘Zo een examen, wat bewijst dat ook helemaal? Een momentopname. Het resultaat hangt af van een miljoen externe factoren. Met wat geluk fiets je er fluitend doorheen, trek je de verkeerde vraag, pech gehad. Heel dat systeem moet op de schop.’
Een derde keer ‘je hebt gelijk’ kreeg ik echt niet over mijn lippen. Wat je zegt kan op een later tijdstip tegen je worden gebruikt. Ook dat kregen we bij geboorte ingelepeld. Bovendien zou het nefast zijn voor zijn toch al omvangrijke ego.
Ik deed er het zwijgen toe en stootte de eerste bal voor het derde spel.

               Thuis dacht ik: ik schrijf er een stukje over.
Maar ik hield me in. Ik dacht aan al die pubers die zich suf hadden geblokt op dingen waarvan ze zich niet konden voorstellen ze ooit nog nodig te zullen hebben en die ze morgen alweer vergeten zouden zijn. Die nachtenlang zwetend wakker lagen, verstijfd van angst voor het verdict en de ontgoocheling in de ogen van hun ouders. Want je best doen volstaat al lang niet meer, je bent zoveel waard als het cijfer op je rapport.
Ik dacht aan al die gestresseerde ouders. De mama die vrij neemt om samen met haar kroost driehoeksmeting te studeren, de papa die bij thuiskomst meteen controleert of zijn gezin wel hard genoeg heeft geleerd.
Uiteraard ging mijn medeleven ook naar die zelfs tijdens hun vakanties nog oververmoeide leerkrachten. Eerst kwellen zij hun hersens over wat op het examen te vragen, en hoe, en hoeveel. Dan al dat verbeterwerk! En elk jaar opnieuw stellen ze vast dat ondank hun loon is. Een schrale oogst na een schooljaar intensief zaaien, de rapporten een bloedbad dat roder kleurt dan de weide van Waterloo na de passage van Napoleon.
Die mensen hebben al genoeg ellende gekend, vond ik.

               Ik mijmerde nog wat over de zin en onzin der dingen, toen weer de koffiezet voor mijn geestesoog verscheen. De koffiezet, eertijds in onze leraarskamer eeuwig onderwerp van tweespalt. Bij deze discussie splitste het korps sneller in tweeën dan de zee voor Mozes.

Opdracht: Je krijgt alle materiaal en tijd die nodig is om een koffiezetapparaat in elkaar te zetten. Als je klaar bent, schenk je je leerkracht een lekker kopje koffie.

Helder. Alle kennis en vaardigheden in een duidelijke opdracht met concreet geformuleerde einddoelstelling.

               Op de dag des oordeels helaas pruttelt er geen koffie. Het mooi ogende en perfect in elkaar geflanste ding blijft dood. Oorzaak: de leerling vergat finaal ook de stekker in het stopcontact te steken.
Zegt kamp A: Ach wat. Het toestel is gebruiksklaar. Een minuscule vergetelheid, de zenuwen wellicht. Geslaagd.
Kamp B daarentegen pruttelt wel degelijk: Er is geen koffie. Einddoel niet bereikt. Niet geslaagd. Volgend jaar opnieuw.

               Daarom besloot ik hier maar niets over te schrijven. U zou me niet geloven, me ervan verdenken dit verhaal uit de duim te hebben geleuterd. Tijdens uw avondmaal zou een discussie ontstaan tussen u, uw kroost en uw partner. Polemiek, met luid geroep en slaande deuren.
En dat zou allemaal mijn schuld zijn. Die ellende wilde ik u en mij besparen.
Laat ik dus maar gewoon vertellen dat mijn broer mij met snooker heeft verslagen. Hij was de winnaar van de dag.
Een momentopname.

Schietgebedje voor de schoolmeester

          

               ‘Iedereen is het er nu wel over eens, het niveau van ons onderwijs ligt lager dan de lat voor hoogspringen in de kleuterschool’, hoorde ik. Aanleiding was een onderzoek naar de kennis van wiskunde en ICT bij twaalfjarigen.
Iedereen? Ik niet. Al ben ik natuurlijk niet iedereen.
               “Een avond waarop iedereen het eens is, is een verloren avond” stelde Albert Einstein. Albert en ik, één strijd. Het is een noodlottige speling van de tijd en een drama voor de mensheid dat uitzonderlijke geesten als de onze elkaar nooit hebben ontmoet. De wereld zou er vandaag helemaal anders hebben uitgezien en in geen enkel opzicht gelijken op het zootje dat al die doorgeleerde bollebozen ervan hebben gemaakt.

               Ik moest denken aan een collega van destijds. Je kon er gif op innemen. Naderde de dag van het eerste rapport, ongeveer begin oktober, dan zakte zijn hoofd tussen zijn schouders. Beide handen had hij nodig om het te ondersteunen: ‘Die mannen lijken helemaal niks te hebben geleerd in de Lagere School. Neen. De leerlingen van vorig jaar, die waren stukken beter.’
Elk jaar opnieuw. Veertig jaar na elkaar.
De gedachte dat de zwakken van gisteren de sterken van vandaag geworden waren en dat dus ook de dommen van vandaag de slimmen van morgen zouden zijn, bood hem geen troost. Ik probeerde nog te nuanceren, citeerde Socrates over de jeugd van tegenwoordig in de oudheid. Vruchteloos evenwel. Geloof mij op mijn woord, de leerkrachten Metaalbewerking die ik in mijn leven heb ontmoet, hechten weinig waarde aan de aforismen van een Grieks filosoof.

               Bij algemeen gejammer en geweeklaag over het onderwijs gaan bij mij vanzelf alle sirenes loeien. Meteen heeft iedereen een mening klaar. Gisteren nog was iedereen viroloog en na de zomer wordt Iedereen coach van het vaderlands voetbalelftal, vandaag is iedereen onderwijsdeskundige. Want wie ooit al eens bij de bakker over de stoep kwam, weet natuurlijk hoe je het beste brood bakt. Wie bij Ikea op een regenachtige zondag een kötbullar door de keel wrong, kan zo de meubelmakerij in. Al laat zich daar de belabberde kwaliteit van het wiskundeonderwijs wel degelijk gevoelen, altijd is er wel een vijs te weinig of te veel.
               Je merkt het vaak niet en soms valt het ook moeilijk te geloven, maar iedereen versleet weleens op de schoolbanken een stuk textiel.  En dus weet iedereen hoe dat moet, school maken. Pedagogen, experts, journalisten, politici, bakkers, gehaktballendraaiers bij Ikea, houtbewerkers en wie dan ook buitelen als gekken over elkaar om de wereld te verrijken met hun mening. Hoe hoger de leeftijd, hoe schriller de klaagzang.

               De oplossing voor het probleem is simpeler dan het wereldbeeld van Tom Van Grieken.
             Stap één: De lat moet hoger. Stel eisen. Ram hem erin, die leerstof. Meer dril, net als toen. Ordnung und Disziplin muss sein. Sofort! Wie denkt dat school ook leuk mag zijn, dwaalt. Het leven is geen speelplein en de school al helemaal niet. Kind kan je altijd nog zijn in je vrije tijd, tussen scouts, balletschool en pianoles in.
               Stap twee: red de leraar. De arme duts. Hij heeft het zo moeilijk. Hij moet zoveel en krijgt daarvoor zo weinig terug.
Verminder zijn takenpakket en vermeerder zijn loon.
Verlos hem Heer, van jaarplan, lesvoorbereiding en Smartschool.
Bevrijd hem van dat vermoeiende speelplaatstoezicht, van bijscholing en personeelsvergadering, bemoeizuchtige directies en pesterige doorlichters.
Verlos hem van vervelende ouders. Zorg dat die zich weer helemaal richten op hun kerntaak: belastingen dokken om de wedde van de leerkracht te garanderen en zich verder onthouden van elke bemoeienis met het wel en wee van hun in onnadenkende wellust verwekte vlees en bloed.

               En nu u toch met ruwe bezem de Augiasstal reinigt, Heer, veegt u meteen ook al die vervelende kinderen onder de mat.
Met hun taalachterstand, dyslexie en ontelbare leermoeilijkheden
hun karakterstoornissen, Gilles de la Tourette en borderline
hun schaar-steen-papiertherapie, agressiebeheersing en gendertwijfels
hun lege brooddozen, slonzige turnpakjes en ongewettigde afwezigheden
hun onderontwikkelde prefrontale cortex en beperkte fantasie
hun kinderachtige speelsheid en onachtzaamheid
hun co-ouderschap, twee thuisadressen en oudercontacten met vier of meer vaders en moeders
hun angst voor het klimaat, de oorlog en het leven.

Laten we het kind in het kind negeren.
Tot meerdere eer en glorie van het niveau in wiskunde en ICT.