Opgebrand

Je moet op, vind je.
Je rolt je op je linkerzij, sleept je benen naar de rand en laat het echte werk over aan de zwaartekracht. Je hijst je logge, slaapdronken lijf omhoog en strompelt naar de weegschaal. Een absurd getal, dat ding moet stuk zijn. Misschien ga je best eerst naar de wc.

Jeuk ergens midden op je rug, waar je vingertoppen niet bij kunnen. Je schouders doen pijn, je nek kraakt, er rekt iets achteraan je dij. Geluiden golven uit de woonkamer. Borden gaan kletterend de vaatwas in, messen tikken. Del Amitri op de radio, Nothing ever Happens.
De geur van koffie verdwaalt op de trap. Je sloft hem tegemoet. Je glijdt met je schouder tegen de muur naar beneden, schuurt tegen een ingelijste poster, de schoenen van Van Gogh, die je kocht aan een kraampje in Quartier Latin, student nog. Je waande je een kunstminnaar.

Op de tafel staat, eenzaam, je bordje, grote mok ervoor, mes ernaast. Je bent een verwend nest, dat weet je. Je ziet het balletroze pilletje voor je bloeddruk en het halfje voor je cholesterol. Je moet dat spul blijven slikken zolang je leeft. Waarom, vraag je je af. Doodgaan doen we toch.
Alles is al tig keer geweest en zal zich tig keer herhalen, tot in der eeuwigheid amen. Op de radio onderbreekt de interviewer een ratelende politicus: het is een moeilijke tijd, onze partij tilt ons uit het dal, blablabla. De concurrentie zou beter naar Romeinse traditie in bad de polsen laten leegbloeden blablabla. Yogasnuivers doen ons de War on Drugs verliezen blablabla.

De deur van de badkamer gaat open en toe, de deur van de woonkamer gaat open en toe. Iemand zegt iets tegen je. De voordeur bonst pardoes in het slot.
Je zet de radio uit. Je hoort hoe je ademt door je neus. Je bent alleen met jezelf en vraagt je af of je dit nu leuk gezelschap vindt. Je onderzoekt je telefoon. Van alles niets: whatsapp, sms, mail, Messenger. Geen connecties op Linkedin. Ook vandaag zal er niets gebeuren. Je zal de dag zelf moeten verzinnen.

Je moet wat doen, vind je. Je kan gaan zwemmen, fietsen, hardlopen, met gewichten zeulen, touwtjespringen. Je kan gaan lezen. Je koopt boeken zoals vrouwen schoenen. Je hebt de nieuwe Peter Buwalda. En Grand Hotel Europa. Met Pfeiffer sla je altijd een goed figuur als je na een theateravond met vrienden aan de Duvel zit.
Soms droom je nog dat ook jouw leven zich afspeelt in een bruisende Italiaanse stad waar het altijd zomer is en waar je de prachtigste mensen ontmoet en waar je boeken schrijft die wereldwijd worden verslonden door gretige lezeressen die achter hun brillenglazen hun tranen verpinken en stiekem met je naar bed willen. Maar daar heb jij geen tijd voor. Bovendien ben je zo trouw als een hond. Dat was nog wel eens anders, ooit, toen je nog jong was en je je vleugels haast brandde aan de zon.

Je eet twee boterhammen, drinkt twee koppen koffie. Je ruimt af, leest het nieuws op je laptop, registreert vaag het vergeefse gedoe en geploeter van de medemens. Diep vanbinnen vrees je dat je enkel maar interesse hebt in jezelf.
Alles is altijd hetzelfde en alles komt altijd terug. Er vallen bommen op Palestina. Er ontploffen granaten in je stad. Vrouwen krijgen nog altijd geen loon naar werk of misschien verdienen mannen teveel. Werkdruk en planlast zijn te hoog voor nagenoeg iedereen. Overal ter wereld schieten idioten hun wapens leeg op mensen die daar ook maar per toeval zijn. De buik van een walvis verzamelt veertig kilo plastiek.

Je vindt nog altijd dat je wat moet doen. Er is Spider Solitaire. Facebook meldt van twee vrienden de verjaardag. Dank u Facebook. Iemand heeft tijd gevuld. Veertien clips uit de jaren negentig na elkaar op je tijdlijn. Ooit liep ook jij te hossen in zo’n bollend jasje. Hel lichtblauw denk je, maar je twijfelt aan je geheugen. Je droeg toen witte laarsjes, gebleekte jeans, stroopte bij het dansen de mouwen op. Je droeg nog toekomst in je, tot de tijd je ongemerkt achterliet.
De dag staart je aan als een stokstijf staande zwarte mamba, de bek wijd open, een groot zwart gat waarin twee giftanden verscholen zitten. Kijk het beest in de ogen.

Carpe Diem.
Als je ze allemaal geplukt hebt, zijn ze op.

Zwijgen

“Heavy shit, dit,” dacht ik. Ik duwde op de knop, het scherm werd zwart. Het was akelig stil in de kamer, als na een slechtnieuwsgesprek. Het was moeilijk om te aanvaarden wat ik net had gezien en gehoord.
Twee mannen, gekraakt voor de rest van hun dagen, getuigden ingetogen doch – naar mijn smaak té  – gedetailleerd hoe ze in hun kinderjaren misbruikt werden door The King of Pop. Ik staarde,  compleet flabbergasted, zwijgend voor me uit. Zelfs mijn glas stond stil.

De lotgenoten, eentje uit de VS, eentje uit Australië, vertelden gelijklopende verhalen. Hoe ze al heel jong fan werden van de zanger. Hoe ze door de superster werden ontdekt en meegezogen in zijn paradijs. Hoe ze, haast alsof het in de Human Nature lag, al gauw uren alleen met de Moonwalker in zijn slaapvertrek mochten doorbrengen. Hun moeders en familie verbleven in aanpalende luxekamers. Net als hun ouders ging ik mee in het verhaal, door idolatrie verblind. Zien en niet zien. Wat magisch voor een kind, om de kamer te mogen delen met zijn larger-than-life-icoon!

Genieën zijn wat excentriek, toch? Terwijl we ons vrolijk maakten over die alsmaar extremere looks, die immer lichter wordende teint, die talloze gezichtscorrecties, shaketen we ons toch maar lekker suf doorheen die Wacko Jacko-manie. Was Thriller dan geen fantastisch album? Die clip niet ronduit revolutionair? Dat dansen niet fenomenaal? Nog altijd zie ik mijn vriend Robbie in café Napoleon de luchtgitaar omgorden en op virtuoze wijze Beat It plagiëren, gratis bekkentrekkenrij erbovenop. Wanna be Startin Something, wisten wij veel wat precies?

We keken er niet van op als we Zijne Gebleektheid hand in hand met een jongetje van zeven zagen lopen. We are the World, we are the Children. En ach ja, het Peter Panprincipe, jongens die nooit man willen worden. Heeft zo’n megaster nog wel een léven? We haalden onze  schouders op, dronken nog een glas en volgden onze hormonen.

Medelijden kreeg ik, met die kinderen maar ook met hun moeders. Moeders zijn ook maar kleine meisjes die vrouwen worden. Zij erkenden hun verantwoordelijkheid. Zonder noemenswaardige weerstand hadden zij hun zoontje overgeleverd aan de wellust van een pedofiel. Ook zij, vooral zij, sloten de ogen voor wat misschien wel kón, maar wat ze onmogelijk als realiteit konden accepteren. Ik geloof niet dat ik mezelf ooit kan vergeven, zei er een. Ik geloofde haar.

De jongens vertelden niemand iets, bleven opgesloten in samenzweerderige loyaliteit. Spreken was de code breken. Toen HIStory voor het eerst voor de rechtbank verscheen, hielden zij de kaken stijf op elkaar. Sterker nog: zij ontkenden. You are not alone.
I loved him, gaven ze toe. Zo ver kan het gaan. Bij een van hen, hij was toen tien, schoof His Badness een met diamanten bezette ring om de vinger. Een huwelijkscadeau.
De Smooth Criminal ging vroeg dood, zoals het grote kunstenaars past. Op de afterparties in het hiernamaals breakdancet hij voor lieden als Elvis, John Lennon en Kurt Cobain. Aan de bar bestelt Amy nog een fles tequilla. Don’t stop till you get enough.

De jongens werden mannen, vonden een vrouw maar geen rust. Ze daalden in diepe dalen, worstelden met het bestaan, kwamen er maar niet achter hoe dat zo kwam. Ze kregen kinderen.
Toen ze hun zoontjes vijf, zes, zeven zagen worden, vielen hen de blinden van de ogen. Hoe konden zij, toen zélf amper vijf, zes of zeven, zich ooit verantwoordelijk hebben gevoeld voor de seksuele uitspattingen van een volwassen man?
Zij spartelden zich in het reine, kraakten de gouden schelp, doorbraken de omerta. De een biechtte bij zijn broer, de ander schraapte alle moed bij elkaar en vertrouwde zijn vrouw. Het moest eruit.

Toen je dacht alles gezien te hebben, serveerde de documentaire nog een extra sterk degustiefje. De fans, believers, vonden deze bekentenissen Dangerous. Het imago van hun idool besmeurd! De boodschappers, als kind misbruikt, werden voor hun openhartigheid genadeloos aangepakt. Door een deel van de buitenwereld opnieuw gefileerd, weggezet als leugenaars, verguisd, gehaat, publiekelijk gehoond. Wie het liedje niet wilde horen, schoot op de pianist. Ook dat kwam hard aan. Don’t Care About Us, ondervonden zij. Opnieuw.

The way you make me feel. Sommige boodschappen bezorgen ons ongemak. We voelen ons er niet lekker bij, ze bedreigen onze comfortzone. Maar ze moeten wel worden verteld. De waarheid heeft haar rechten. Wie onrecht wordt aangedaan, moet spreken. Zwijgen is geen optie. Daar is moed voor nodig. Het siert de toehoorders dat ze even de tijd nemen om te luisteren naar het verhaal. Achteraf is er altijd nog tijd genoeg om je af te vragen:
Who’s Bad?