Troost

Soms wil ik graag een verhaal verzinnen waar aan het einde alles goed komt. Waar de kikker echt een prins wordt, de zon aanhoudend schijnt en rivieren overvloedig stromen zodat het land voor altijd vruchten geeft. Jong en oud begrijpen elkaar, afgunst en hoogmoed bestaan er niet.
Een vertelling over een land waar alle mensen tevreden en gelukkig zijn en elkaar precies die dingen gunnen die ze voor zichzelf wensen. Natuurlijk gaat ook daar soms iemand dood maar dat is niet erg,  want de mensen zijn dankbaar voor het geleefde leven. Zij weten dat als hun beurt gekomen is, de anderen ook voor hun leven dankbaar zullen zijn.

Soms droom ik dat ik in staat ben te verhalen over een land waar de leiders wijs zijn en verstandig en altijd het juiste beslissen voor de mensen, of zij hun kiezers zijn of niet. Zij leiden de dans, doen wat goed is voor het land en de wereld. Zij wijzen niet steeds naar een ander en vragen zich niet af hoe groot hun eigen profijt zal zijn.
Soms droom ik van een land zonder grenzen, waar geen god bestaat, waar de mensen geloven in elkaar. Niemand heeft iets en iedereen heeft alles. Meer heeft niemand nodig.

Maar dan kijk ik naar links. Ik zie hoe in de fabrieken en op het land de mensen sleuren en labeuren met gezichten op onweer en schouders die hangen naar de aarde. Hun ogen kijken dof, hun magen grollen, zij ploegen maar weten niet waarvoor. De machthebbers in hun geblindeerde limousines schenken geen gehoor aan het geknars van hun tanden.
Dan kijk ik naar rechts. Ik zie hoe de happy few zich verschuilen in versterkte paleizen. Zij hullen zich in mantels van bont, eten exquise gerechten en drinken wijn uit hoornen bekers, gesneden uit de oogst van een exotische jachtpartij. Bij het golfen spelen zij vals. Zij bedisselen hun zaakjes in geheime catacomben. De man in de straat let niet op, vergaapt zich aan de teloorgang van Brusselse F.C. De Kampioenen of gewaagde avonturen op Temptation Island. Op zaterdag een pint en een wip, zondag koers en voetbal en op maandag weer baggeren voor de baas.
Voor mij uit zie ik de rustige vastheid van het midden. Oude namen als Wouter en Koen en Servais luisteren gedwee naar de inspirerende woorden van Hilde. Neen, ook in het midden zal ik het geluk niet vinden.

Vertwijfeld draai ik me om, kijk naar de weg vanwaar ik kom. Ik zie hoe mensen wonen in huizen waar schimmels op de muren groeien. Schraalhans in de keuken, ingedeukte en halflege blikjes Carapils kleven aan het aanrecht. Kinderen vegen hun neus aan de mouw van hun te kleine pyjama en slapen met drie in een bed. Hun vader is spoorloos, hun moeder poetst kantoorgebouwen, zij zorgen voor elkaar, zo goed als zij dat kunnen.
Jaloers ben ik op de verbeeldingskracht van de burgemeester van Kortrijk die op televisie poneert dat in dit land de burger mits een beetje moeite makkelijk een miljoen bezit. Ik vraag me af welk beschot burgemeesters scheidt van de echte wereld.

Achter de horizon, veel verder dan mijn oog kan zien maar ik weet zo’n dingen, dorsten mensen uit verre landen naar het minste van wat wij hebben. Zij streven naar een bestaan dat wij niet willen leven. Zij strompelen over stoffig land, spartelen in zwemvesten op de golven. Soms verliezen zij iemand, een vader, een moeder, een kind. Zij zijn geen kathedraal in brand, hun vuur verteert vanbinnen in een vreemde taal die wij niet willen horen. De filantroop heeft andere prioriteiten.

Troost heb ik nodig, troost.

Net als mijn verbeelding op haar grenzen botst, lacht de toekomst me tegemoet. Vrolijke meisjes en jongens kloppen aan de deur. Zij verkondigen woorden van hoop. Zij schudden ons wakker. Ze zeggen: “Sta op, het is tijd. Nu. Het leven is mooi, laten we ervoor zorgen dat het zo blijft. Laat ons samen een nieuwe wereld maken. We kunnen als we willen. Yes we can!” Hun ogen blinken, hun monden spuwen vuur. Geen eelt op hun hart, dat ze nog dragen op de tong.

Ik ga met ze mee, we dromen dezelfde dromen. Aan het eind komt alles goed.

De Waan

De eerste waan

We verkeren erin of worden erdoor bezeten.
We beseffen dat niet.

De tweede waan

Misschien is hij een zwarte vogel die met breed gespreide vleugels tegen het gitzwarte decor van de nacht over het slapende land scheert, zijn ballast uitstrooiend over onze in onschuld vertoevende hoofden.
Misschien is hij een geest.
Misschien een satelliet op onbestemde hoogte, onzichtbaar voor oog of telescoop.
Misschien is hij een door het zwerk zwevende verstuiver, niet door de mens waarneembaar, die over onze velden en rivieren onzichtbare mistbanken sproeit die wij in de ochtendstond als goud inhaleren, nog dronken van slaap en suf gedroomd.
Wij weten dat niet.
Wij denken dat we veel weten, maar dat is niet zo, wij weten niet veel.
Wij weten niet wat vissen denken.
We zien de buizerd bidden maar weten niet tot wie.
Wij weten niet welke pijn de kolibrie voelt als hij achteruit vliegt.
Hoe eenzaam is de hoogte voor de giraffe?

Elke dag is hij in ons midden, doch niemand heeft hem ooit gezien. Niemand weet vanwaar hij komt of waarheen zijn reis hem voert. Waarom hij doet wat hij doet, onze levens op een hoopje gooit, wij hebben er het raden naar.
Zoals de god uit de catechismus is de waan altijd en overal. Onlosmakelijk brengt hij deining en commotie met zich mee.
Des avonds, bij het ondergaan van de zon, als het donker zich als dons over onze akkers spreidt en mistroostigheid onze harten inneemt, als wij vluchten in onze boeken, eindeloze series op tv of de nevelen van de spiritus, vervliegt de waan als de geur van een goedkope deodorant.

De waan is waar wij vandaag over praten en wat wij morgen vergeten zijn.
Hij begroet ons in de ochtend, neemt ons mee door de dag en is ’s avonds op de afspraak.

De derde waan

De spindokter breekt zich het hoofd. Wat zetten we vandaag op de agenda? Waarover willen wij dat bij het vers geperst sinaasappelsap, de kiwi en cornflakes de mensen praten? Lanceren wij een pact in Marrakesh of toch maar weer pensioentekort? Leggen we klimaat naast de koffieautomaat of zal de burger morgen soebatten over OESO-resultaten voor wiskunde? Plaatsen we een tweet of kapen we de camera tijdens de protestmars? Zit er nog een Dries of Goedele in de wachtkamer?

Wij, gewone stervelingen, geloven nog in idealen. Zonder voorbedachte rade streven wij naar bestofte waarden als Waarheid en Oprechtheid.
Wij dwalen. In de ochtend hebben wij te herhalen wat de strateeg ons heeft voorgezegd. Hij bedenkt het ontbijtbuffet waar wij gretig van smullen. Op is op. Morgen staan er verse waren op de tafel. Een borrelhapje, of een vette vis.
Wij mogen denken dat we denken, als we er maar niet aan denken iets anders te denken dan wat ons wordt voorgekauwd.

Wij beseffen dat niet.
Wij denken dat we veel weten, maar dat is niet zo, wij weten niet veel.
Wij weten niet hoe ver de mol kan kijken.
We zien de uil zijn ogen sluiten maar weten niet waarvan hij droomt.
Wat voelt de eik als je een hartje kerft in zijn bast?
Wie componeert het lied dat de vogel zingt?

De vierde waan

Het is vakantie. Dit Oord van het Vrije Woord doet er voor even het zwijgen toe.
Bezint. Laat de wereld in haar wanen.