Beste vrienden van de wijkvereniging

Beste vrienden van de wijkvereniging

               Ik was nog een kleine jongen toen ons gezin verhuisde van het landelijke Limburg naar de stad Antwerpen. Dat was wennen. Wij waren gewend aan rust en stilte, het parfum van gele brem en purperen heide en het dreigende donker van het bos aan het einde van de straat.  
               Bij onze nieuwe woonst hoorde een tuin, een grote, verwilderde lap gras, enkel achteraan begrensd door een muurtje. De zijkanten waren open zodat ons speelveld doorliep achter de huizen van de buren. Het duurde dan ook niet lang of na schooltijd voetbalden alle jongens uit de buurt in onze tuin. De wereld was toen nog van iedereen.
               Een enkele buurman wat verderop had zijn tuin met draad afgebakend. Zijn vrouw en hij hadden geen kinderen. Ze staken al hun liefde in hun moestuin, de kleurrijke bloemenperken, de volière en een kleine vijver. Belandde een verdwaalde bal op hun jonge bloemkool, we waren hem voor altijd kwijt. ‘De grond is daar van chocola,’ zegden wij.

               Al mijn hele leven zweef ik als een blad op de zuchten van de wind, van hier naar daar, strijk toevallig ergens neer en blijft daar liggen tot een nieuwe bries me optilt en naar nieuwe bestemmingen waait. Zo belandde ik ook in deze wijk. Weer was dat wennen. De huizen zijn hier groot, tuinen als parken, niet van gewoon maar chocola maar van exquise praliné. Dagelijks wordt er gesnoeid, gemaaid, gekortwiekt. Een mijnheer wat verderop verdenk ik ervan elke spriet in zijn tuin ’s morgens persoonlijk te begroeten. Wat Mark met de dingen doet, doet deze mijnheer met zijn gras. Vrijheid, blijheid, ieder diertje zijn pleziertje, zeg ik altijd maar.
               U behoedt dit woongebied tegen verloedering en houdt ons middels een nieuwsbrief op de hoogte van uw doen en laten. Uw inzet en openheid sieren u, ik wil u er graag oprecht voor danken. Het minste wat ik kan doen is uw berichten nauwgezet doornemen. Dat heb ik dan ook graag gedaan.

               Als ik het goed begrijp, ziet u het als uw plicht orde te scheppen in de chaos van de schepping. Groot gelijk, we kunnen Moeder Natuur niet zomaar haar gang laten gaan. In uw strijd tegen het vallende blad organiseert u een blad opkuisactie. Tevens raadt u ons, gewone luiden, met aandrang af om bladeren op een hoop of in een bladkorf aan de rand van de weg te verzamelen want ‘dit trekt enkel meer afval aan.’ Een aanzuigeffect, ik heb het woord nog gehoord. Die vallende bladeren ook! Dat niemand eraan denkt die hele herfst af te schaffen is toch eigenlijk ook godgeklaagd.
               Mag ik u nederig wijzen op een minuscule spellingsfout? U schrijft de Bonte Hannek, dat lapje grond tussen onze wijk, snelweg en Peerdsbos, met één n terwijl er twee horen te staan. Een pietluttig detail dat ik u graag vergeef. Mensen maken al eens fouten, toch?
               U brengt goed nieuws. Er worden daar kloempen aangelegd, kleine omheinde eilandjes met streekeigen bomen en struiken. Eigen struiken eerst. Mooi. Die kloempen dienen beschermd tegen dieren. Dieren vormen immers het grootste gevaar voor de natuur, dat is bekend. Daarom wellicht ook worden deze winter de muntjakken afgeschoten. Dat hier de muntjak doolt, het kleinste en misschien wel lelijkste hert van Europa, was mij niet bekend. Met zijn korte pootjes lijkt hij meer een varken dan een hert, dat vergemakkelijkt de keuze tussen kloemp en muntjak natuurlijk aanzienlijk. Toch stemt mij dat afschieten erg droef, ik ben er toch meer eentje van leven en laten leven.  Tenslotte kan de muntjak het ook niet helpen dat hij niet moeders mooiste is.

               Een parking langs de dreef komt er niet, een rechtstreeks wandelpad naar het Peerdsbos echter wel. Tweewerf Hoera! Hoeven we op weg naar onze Westmalle met smos in Brasserie de Melkerij eindelijk niet meer langs die vermaledijde Horstebaan. Schitterend!
               Tot slot meldt u nog fijntjes: “Er wordt zo weinig mogelijk ruchtbaarheid gegeven over de toegankelijkheid van het domein om een toeloop van bezoekers van buiten de wijk te vermijden.” Een merkwaardige filosofie om in een brief rond te delen. Bijkomende vraag: zijn de niet-wijkbewoners daarvan op de hoogte? Komen er waarschuwingsborden, genre Slegs vir inwoners of Nie-inwoners nie toegelaat nie? Een vergeten detail misschien, sta mij toe u hierbij van dienst te zijn:

Aan al wie niet woonachtig is in Deze Wijk
Keer om!
De toegang is voor u verboden.
U heeft hier niets te zoeken.
Blijf weg.
Het bos is van ons.

               Ik hoop van harte, vrienden van het wijkcomité, met deze een klein steentje te hebben bijgedragen aan de orde der dingen in ons heerlijke woongebied.
Nogmaals bijzonder veel dank voor uw inzet en toewijding.

Aandacht

               Het plan was: een stukje over Bescheidenheid. Toen moest ik even onweerstaanbaar als onbegrijpelijk denken aan Donald Trump. De menselijke geest maakt grillige kronkels.
               Hoe comfortabel wonen moet het zijn in dat lege hoofd, dacht ik. Ruimte zat, het is niet gevuld met kennis van zaken over wat dan ook. Meningen schieten er als dumdumkogels doorheen maar veel hinder ondervind je daarvan niet; als pubers die veel te jong op eigen benen willen staan, vliegen ze nog maar nauwelijks gevormd het huis al uit. Huisgenoten om van te houden zijn er ook niet, alle liefde vloeit door een interne pijpleiding naar de eigen navel. Je hebt niemand nodig. Je bent je eigen grootste fan. Je brult wat, je scheldt wat, je weent een beetje, je schaamt je nergens voor. En bovenal: je oogst wat je zaait: elk woord van je wordt gehoord, elke scheet bewaard in een fles, over de ganse planeet kent men je naam.
               Als destijds op school een leerling weer eens wat wild of roekeloos deed, meesmuilden wij alwetend tegen elkaar: ‘Dat kind zoekt aandacht.’ Dat kreeg dat kind dan ook. De anderen kregen altijd minder, in veel gevallen zelfs helemaal niets. Ook Sinterklaas brengt niet bij alle brave kinderen hetzelfde snoep.
               Dat is jammer. Er schuilt een hoop onrechtvaardigheid in. We kijken naar de verkeerde kant.
Kijk wel en doe niet om, leerden wij toen wij nog geloofden in de wijsheid van tegelspreuken. Vandaar dus, dat stukje over Bescheidenheid. Om wie wel doet ook een plekje in het spotlicht te gunnen.

Dirk heet de man. Dirk Huyghe. Hij woont in Gent. Hij en ik hebben een en ander met elkaar gemeen. We zijn allebei met pensioen, zien er allebei nog geweldig goed uit en hebben allebei tijd te kort. Daar houdt het wel zo een beetje op. Hij is ex-rijkswachter terwijl ik, ik ben ex van veel. Hij is boswachter nu, terwijl ik? Tja. ‘De beste stropers worden later de beste boswachters,’ voorspelde de Waterschoot van Wiskunde destijds toen ik hem vertelde dat ik een lerarenopleiding zou gaan volgen. Ik vergeet het nooit. Hij heeft gelijk gehad.
Dirk en ik zijn ook allebei fietsers, al kan je de manier waarop onmogelijk met elkaar vergelijken. Hij peddelde ongeveer de hele wereld rond en dan nog een extra stukje erbij. Op een e-bike met twee zonnepanelen op een trailer er achteraan. Meer dan vijftigduizend kilometer. Terwijl ik, ach, de moeite van het vernoemen niet waard.
               Over zijn reizen en avonturen kan hij je uren onderhouden, iets wat hij graag en gretig doet. Hij praat zoals ik me voorstel dat hij fietst, gestaag, een evenwichtig tempo, vastberaden, alle zintuigen scherp, oog voor detail, op zijn hoede voor onverwachte hindernissen.  
               ‘Overal kom je goede mensen tegen,’ zegt hij. ‘Of je nu reist door India of China, Kazachstan, Senegal, Oekraïne of Tibet. Je ontmoet altijd wel iemand die je een gratis maaltijd voorschotelt, een bed aanbiedt, je kleren te drogen legt, je fiets herstelt.’
               ‘Ja, zeg ik, de Russen houden ook van hun kinderen.’ Ik ben van gisteren.
               ‘Waarom doet een mens zoiets?’ vraag ik.
               ‘Om te laten zien dat het kan,’ zegt hij. ‘Omdat het om de toekomst gaat. En het brengt nog wat op ook.’ De aap en de mouw, de kat en de koord, een Siamese tweeling op mijn netvlies. Weer had ik het mis. Zoals ik al zei, we kijken naar de verkeerde kant.

In zijn eentje fietste hij voldoende sponsorgelden bij elkaar om acht of wat scholen in India van eigen zonnepanelen te voorzien, zodat ook daar de kinderen nog hun lessen kunnen leren als de zon al lang gaan slapen is. Met een riksja brengt hij in Gent mindervaliden van A naar B, zomaar, voor nop. Hij voer op vrijwillige basis mee met een drijvend ziekenhuis, de Mercy Ships, om ook de allerarmsten in Afrika van medische en chirurgische hulp te voorzien.
               ‘Ik ga daar een stukje over schrijven,’ zei ik. ‘Dat gaan mijn lezers zeer respecteren. Erg talrijk zijn ze niet, maar ze zijn wel lief.’ God schept immers naar eigen beeld en gelijkenis. ‘Met naam en toenaam. Misschien wel een foto.‘
               ‘Hoeft niet hoor,’ hield hij de boot af. ‘Zet maar gewoon http://bikeandtrek.com/project/.’ Wie mee wil varen mag zich melden.

               Dat was wel het minste wat ik kon doen.
               Waar men gaat langs ’s Heren wegen, komt men goede mensen tegen.
               Een tegeltje.