Acrostichon voor twee hondjes

               Zo had ik me het plaatje voorgesteld:
               de kinderen zijn groot en het huis uit, ze leven nu hun eigen levens en zijn daarmee drukdrukdruk. Zelf heb ik een forse veertig jaar ook mijn nestel afgedraaid, geploeterd en gezwoegd in het zweet mijns aanschijns en op die manier mijn steentje bijgedragen richting Ideale Wereld. Aanbeland in de herfst van mijn leven wordt het tijd om te oogsten. Niet langer roept een plicht, nergens wacht een taak, niemand die nog wat van me verwacht. Het huis is betaald, het pensioen voldoet, het lijf zucht en kraakt maar laat me toe nog alles te doen waar ik zin in heb. Ik kan leven op het ritme van oude Latijnse filosofieën: dolce far niente en Carpe Diem.
               Zo krijg ik op een dag geweldig veel zin om een potje te gaan biljarten. Ontspannen en zonder druk een paar uurtjes klunzig caramboleren zoals we dat vroeger weleens deden op een vrije dag. Een spelletje of twee, wat grollen en dollen in een kroeg, platvloerse mop, pintje erbij, mannen onder elkaar, laat buiten de boeren maar dorsen.
               De zoektocht naar een speelkameraadje valt niet mee.

               Albert zit op Engelse les.
               Bernard is babysit, zijn zoon moet naar het werk en diens vrouw is er vandoor.
               Cedric gaat met zijn vrouw meubels kijken in Ikea, ook de eerstkomende weken heeft hij weinig tijd want die nieuwe wandkast moet in elkaar gevezen en de keuken dient geïnstalleerd.
               Dirk volgt een cursus Mediterraan koken.
               Edward ligt voor een kleine ingreep een weekje in het ziekenhuis en Frank, ocharme,
               Frank komt sinds de Covid liever niet meer onder de mensen.
               Guido, het is triest, werd na zijn ongeval nooit meer de oude. Er wordt voor hem gezorgd maar zelf beseft hij het niet.
               Herman klust links en rechts wat bij.
               Ivo is gaan duiken in de Malediven.
               Jonny heeft een nieuw lief, zelf noemt hij het een relatie. Hij woont nu in een flat met zicht op zee en eet elke middag een pannenkoek of Brusselse wafel.
               Kurt wil sinds die toestand met zijn vrouw vast niet meer met mij op café.
               Leo leeft in een andere wereld dan wij. Hij rookt niet, drinkt niet en speelt ook geen biljart.
               Maurice was al jaren op de sukkel. Hij is al een tijdje niet meer onder ons. Misschien is dat ook maar beter zo voor hem.
               Nico? Waar zit Nico nog? Naar het schijnt vertoeft hij dag en nacht in zijn atelier waar hij naar men zegt portretten schildert van beroemde vrouwen in abstracte vormen en kleuren. Geen hond die hem nog hoort of ziet.
               Olivier zit aan de drank.
               Patrick speelt enkel nog petanque.
               Quinten wil wel maar kan echt niet. Zijn vrouw is ziek. Haar bed staat al veertien dagen in de living, hij wijkt niet meer van haar zijde. Ook een trieste geschiedenis. Zij zijn de enigen die ik ken die hun ganse leven bij elkaar zijn, al weet ik over Quinten wel nog een verhaal, maar niet hier en niet nu.
               Rudi zit voor zaken in Zuid-Amerika. Een zelfstandige heeft nooit gedaan en kan het zich niet permitteren ooit met werken op te houden. Als ik denk dat de staat iedereen op gelijke voet behandelt, dat ik dan maar gauw wat anders denk.
               Serge moet op controle voor zijn schildklier.
               Theo dan maar? Liever Theo niet. Theo kan niet tegen zijn verlies en doet altijd zuinig met betalen want ‘een Duvel kost meer dan een pintje’. ‘Drink dan zelf ook Duvel,’ zou Udo hebben gezegd. Helaas.
               Udo is er al een half jaar niet meer. Zijn lever heeft het begeven.
               Victor? Tiens? Victor. Hoe zou het nog met Victor zijn? Jaren al geen woord meer van gehoord!
               Walter weet ik, is gaan fietsen in Cambodja.
               Xavier betaalt nog steeds zijn schulden na die fraudezaak.
               Yves geeft Nederlands aan Afghaanse kinderen.
               Zeger, neen, Zeger kan vast en zeker niet, die geraakt vandaag de dag enkel nog vooruit met een rollator.

               Nu zit ik dus hier
               me net als die dichter voor het vensterglas
               onnoemlijk te vervelen.
               Zelfs als ik twee hondjes was
               zal ik vandaag geen biljart spelen.

Iep!

               Ik lig op mijn rug en luister naar mijn buik. Hij dondert en rommelt, er is een blitzkrieg aan de gang. Ik hoor sissende vuurpijlen, knallende bominslagen en explosies, een raket spuwt brandend vuur door mijn maag. Ik beeld me in hoe het er daarbinnen uitziet, zwartgeblakerd, een dichte, vunzige smog van kruit en roet. Alle inhoud slaat paniekerig op de vlucht. Help, huilen ingewanden en zij keren zich binnenstebuiten. Genade, schreeuwt mijn maag, terwijl ze wanhopig pompt en spartelt. Uit ons lijden, verlos ons heer, bidden mijn darmen. Een radeloze brij dendert als een kolkende rivier naar de uitgang. Daar blijft vooralsnog de poort op slot, de grenzen zijn gesloten. Gelukkig maar, vergeet niet, ik lig nog altijd op mijn rug.

               In een situatie als deze heeft een man twee opties. Of hij hoopt op compassie en kiest voor de weg van het Grote Lijden. Riskant, een mens rekent in dit tranendal beter niet op medeleven van zijn naaste. Anderzijds, misschien toch ook wel het proberen waard. Deze pijn is immers niet verzonnen. Iemand spande tijdens mijn slaap een stalen kabel rond mijn buik, onder mijn huid en extra strak zodat ik hem onmogelijk los kon maken. Aan de buitenkant kan je het niet zien, maar onderhuids heb ik een wespentaille. Het vraagt weinig woorden om te zeggen hoe hels deze pijnen zijn. Ondraaglijk haast, een vrouw in barensnood is ernaast een kleintje. Zou het een maagzweer zijn, toch niet de grote K, stel je voor, of nog iets anders waar ik nooit nog van genees en ook geen medicijnen voor bestaan, zou ik niet beter langs de spoed?

               Ik echter ga voor optie twee. Doe of er is niets aan de hand. Helemaal anders dan weleens wordt beweerd kan een man wél best wat hebben. Zo zijn wij opgevoed: geen koorts, dan naar school. Zet je erboven. Het is vanzelf gekomen en zal ook vanzelf weer verdwijnen, in het leven lossen sommige problemen zichzelf wel op.
               Ik drink dus gewoon mijn koffie. Hij smaakt raar. Ook het beschuitje met platte kaas vrolijkt niet op, ik krijg het nauwelijks door de keel gewrongen. De weegschaal zal blij zijn. Toch neem ik me voor gewoon te doen wat ik elke dag doe: vijftien minuten al wat in me opkomt neerkrabbelen op papier. Het onderwerp laat zich raden: net nog lag ik in bed te luisteren naar een oorlog in mijn buik. Voor ik eraan begin nog gauw even naar het toilet. Daar neem ik ruim de tijd voor. Hoewel de week al aardig naar haar einde loopt, is de bijlage van de vorige weekendkrant nog lang niet gelezen.
               Op de canapé wil ik verder lezen maar ik val in slaap. Een uur later schrik ik wakker. Ik heb mijn routine dus echt gemist. Natuurlijk kan het nog. Een man met pensioen is baas over de tijd, kleurt zijn dagen vrijelijk zelf in. Nog in halfslaap grijp ik een boek van de salontafel. Iep! heet het, het is geschreven door Joke van Leeuwen. Ha! Van Joke van Leeuwen ben ik fan. Als je over de brug van het Albertkanaal van Deurne naar Merksem fietst, kijk je op een zin uit haar pen, grote rode letters op een hoog, wit gebouw:

Beneden langs het lange kanaal zijn we verhaal naast verhaal naast verhaal.

               Prachtige zin vind ik dat. Een heerlijke gedachte bovendien die me telkens weer vrolijk maakt en aan het denken zet. Dat we niet alleen verhalen vertellen maar er tegelijk ook zelf zijn. Dat vind ik diep, het maakt me nieuwsgierig naar uw verhaal en wie weet, misschien ook wel naar u.

               Iep! is een vrolijk boek, opgeleukt met kinderlijk aandoende tekeningen. Een vogelspotter vindt een vreemd wezentje, half vogel, half meisje, en neemt het mee naar huis. Zijn vrouw en hij hebben zelf geen kinderen, dit vogelmeisje maakt veel goed. Ze willen het bij zich houden maar dat lukt ze niet. Het is prachtig hoe van Leeuwen speelt met woorden en taal en haar verhaal opsmukt met Pipi Langkousgrapjes als ‘zij zal nooit kunnen pianospelen en dat zouden wij wel kunnen als we het konden.’ Heerlijk. Levenswijsheden ook. Dat als een vogeltje moet gaan vliegen er geen tegenhouden aan is. En dat je nooit mag weggaan zonder goedendag te zeggen.
               Drie uur en drie toiletbezoeken later is het boekje uit.

               Inmiddels in mijn buik, het gromt en ploft, giert, gutst en klutst. Maar dadelijk ga ik toch echt doen wat ik te doen heb. Alleen eerst nog even naar de WC.    

Beste Bart

Beste Bart

            Was dat nu echt nodig?
            Loop even mee. Elf jaar geleden: twee mensen kiezen een naam voor hun kind. Firdaous. Paradijs. Immers, de geboorte van een kind is een paradijselijk gebeuren. Ze dromen haar een paradijselijk bestaan. Een paradijs willen ze haar bieden. In hun zoektocht naar geluk zijn ze ook daarom in uw stad aangeland. Mensen met wortels in den vreemde worden in bepaalde kringen soms minachtend gelukszoekers genoemd, maar geluk zoeken mag. Toch? Kleeft daar een parfum van illegaliteit aan? Het is toch hier Noord-Korea niet? In deze contreien zijn de mensen nog vrij om te gaan en te staan. Toch? Enfin, soit.

            Deze week, verloren maandag. Die ochtend steekt mama nog een extra koekje in de boterhammendoos. Firdaous eet geen worstenbroodjes. Na school worstelt het kind zoals elke avond wel weer met haar sommen. Het vijfde leerjaar is moeilijk, niet iedereen wordt als bolleboos geboren. U kent er genoeg die aanzienlijk dommer, trager en minder welbespraakt zijn dan uzelf. U bevolkt er regeringen mee.
            Ze is geen primus inter pares, Firdaous. Ambitie heeft ze wel. Chef-kok wil ze worden. Stel je voor, Firdaous in de keuken van ’t Fornuis, fusion food, de exotische smaak van het Zuiden in uw mond terwijl u goedgemutst uw zaakjes afhandelt met de bobo’s van het vastgoed. Enfin, soit.

            Na haar huiswerk gaat Firdaous nog wat spelen in de garage. Welk spel ze speelt? Wie zal het zeggen? Vadertje en moedertje? Mens Erger Je Niet?  Misschien plaatst ze grappige, gefilterde selfies op Snapchat voor de vriendjes en vriendinnetjes uit de klas. Abrupt maakt een kogel een einde aan haar spel. Dacht u net als ik ook meteen aan de kleine Mawda, vijf jaar geleden? Ook een verdwaalde kogel. ‘Mede de verantwoordelijkheid van de ouders,’ zei u toen. Ik vroeg me toen al af: moet dat nu echt?

            Die kogel vermoordde natuurlijk niet alleen dat onschuldige meisje van elf. Hij verwondde haar papa, haar zussen, doofde voor altijd het licht in de ogen van de mama, kerfde levenslange littekens in de zielen van klasgenootjes, buren, vrienden. Hij beschadigde een hele gemeenschap, jong, oud, wit, geel of rood, man, vrouw, iedereen. In uw stad!
            Ik begrijp u. Hier moest daadkrachtig worden gehandeld. Verantwoordelijkheid genomen. De bevolking gesust. Een crisis als deze vraagt snelle en heldere communicatie. U posteerde zich zoals elke dag voor uw vrienden van de pers. Jullie kennen en tutoyeren elkaar, jullie weten hoe het werkt: u poneert uw mening over een onderwerp naar keuze en zij geven die klakkeloos weer. Enfin, soit.
            Dit zat eraan te komen, oreerde u. Deze familie is gekend. Wij weten al veel langer dat hier slinkse praktijken gaande zijn. Dat een onschuldig kind dan bij een represaille een kogel in het hoofd krijgt, is weliswaar tragisch, helaas, zo gaat het er in dit milieu aan toe.

            Was dat nu echt nodig, Bart?
            Beeld je in: dat kind is uw dochter. Uw broer, – dit is slechts een fantasietje, ik heb uw werkelijke broer echt hoog zitten, alle respect voor hem, – vergaart fortuinen op malafide wijze. Kan u daar wat aan doen? Bent u uw broeders hoeder? Zit het er dan zomaar aan te komen dat uw dochter wordt geslachtofferd op het altaar van de hebzucht? En meteen een tweede keer op dat van de politieke recuperatie?
            Dat ‘het zat eraan te komen’, moest dat nu echt? En als die bewering klopt, waar was u dan? U bent toch de vader van alle burgers? Hoofd van de politie? Uw taak is het toch onze veiligheid te waarborgen. Als u wist dat deze dag ging komen, welke maatregelen heeft u getroffen om dit kwaad te onderscheppen? Dan daarbovenop ook nog die fabel van die microgolf. Bart! Waar kwam dat vandaan zelfs? Is een kogel in het hoofd van een onschuldig kind op zich niet drama genoeg? Moest daar nog een schepje bij? Enfin, soit.

            Beste Bart,
            Ik ben een bezorgde burger en heb het beste met u voor. Sta mij toe in alle bescheidenheid u een eenvoudig advies aan te reiken. U doet het goed. In tijden van crisis staat u pal. U spreekt tot het volk, een keizer waardig. Maar ik vraag me af: is misschien soms zwijgen niet de beste communicatie? Ingetogen zijn. Medeleven tonen. Empathie. Moeilijke woorden, maar u begrijpt mij, ik weet dat. U bent wél de eerste onder uw gelijken.
            Als u dan toch het woord neemt, spreek dan vanuit uw hart, u weet dat vast wel te vinden. Zeg: ’Het spijt me.’ Zeg: ‘Dit is groter leed dan ik ooit kan bevatten, doch ik leef met u mee.’ Troost.
Zeg het voor de mama, de papa, de gewonden, de gekwetsten.
Voor Firdaous.