Vrije meningsuiting
“Eerst even duidelijk vooropstellen: ik ben een grote voorstander van vrije meningsuiting,” verzekert Piet, en hij neemt een slok van zijn pint. “Ik vind dat heel veel gezegd màg en kàn worden, en als je opstandige gevoelens koestert bij wat iemand zegt, dan ga je wellicht best bij jezelf te rade omtrent het waarom van die gevoelsreactie. Niemand gééft jou immers een gevoel. Een gevoel héb je, en dus neem je er de verantwoordelijkheid voor op.”
“Is er dan volgens jou geen grens aan vrije meningsuiting?” oppert Bert peizend. “Kan alles zomaar gezegd worden? Soms lijken mensen er immers van uit te gaan dat hun meningen en opvattingen evenwaardig zijn aan meer gevorderde wetenschappelijke inzichten. Iedereen is expert! Het stoort me dat je als vanzelfsprekend het recht opeist ‘om anders te denken’, zélfs als je ‘meningen’ met racistische, seksistische of homofobe trekjes bekleed zijn.”
“Of jij iemands uiting nu fijn vindt of niet, is niet zo relevant,” orakelt Piet. “Da’s jouw gevoel, weet je wel. Own it, deal with it. Relevanter wordt het, als die ‘meningen’ ronduit en lijnrecht in tegenspraak zijn met die ‘meer gevorderde wetenschappelijke inzichten’. Dan hebben we het namelijk niet meer over ‘vrije meningsuiting’, maar over negatie van feiten. Iedereen heeft weliswaar recht op een eigen mening, maar niet op een eigen versie van de feiten.”
Piet gaat stevig door op zijn elan. “Neem nu de ontkenning dat het klimaat opwarmt, of het onderscheiden van zogenaamde ‘rassen’ op basis van een verschijnsel als huidskleur, gender louter zien in termen van mannetje/vrouwtje, blijven beweren dat autisme een stoornis of een afwijking is, een loopje nemen met de geschiedenis en de evolutietheorie, onderdrukking van vrouwen en van gekleurde mensen minimaliseren… Allemaal negaties van feiten!”
Nogmaals neemt Piet een slokje van zijn pint. “Kunnen we stilaan met z’n allen het tijdperk van de moderniteit betreden, a.u.b.? Wat iemands geloofsovertuiging is over dingen waarover geen veralgemeend én – vooral – onderbouwd wetenschappelijk inzicht bestaat, is privé. Ze doen maar. Wie wetenschappelijk onderbouwde inzichten betwist, moet evenwel met straffe argumenten omen, of… racisme, seksisme, homofobie e.d. loeren zo om de hoek…”
Bert moet een en ander even overpeinzen. Het lijkt hem plausibel om het zo te bekijken, maar tegelijk overvalt hem enige moedeloosheid. Wat als mensen niet klaar zijn om zich bepaalde inzichten, hoe goed onderbouwd ook, eigen te maken? You can lead a horse to water, but you can’t make it drink. Mensen zetten vaak de hakken in het zand: ‘ik mag toch nog wel…!’ En als puntje bij paaltje komt, màg iemand natuurlijk blijven denken dat de aarde plat is.
Alleen, de mensheid raakt op die manier niet echt vooruit. (jhv)
Verzuring
1961 zure snoep/ 2021 verzuurde samenleving.
Als klein ukje genoot ik onbezorgd van het leven in 1961. Woensdagnamiddagen en vakantiedagen zeurden wij bij mama, moemoe en bobonne voor een cent om snoep te kopen. Wij konden terecht bij Liza en ook bij Elvire op de hoek in hun respectieve kruidenierswinkel. Wij friemelden langs rokken en boodschappentassen naar achteren in de winkel. Daar was de snoephoek. Wij kochten zure tongen, zure beertjes, zure hosties, zwarte veters van drop, toverbollen…
Buiten werd er dikwijls gedeeld met diegene die geen cent had gekregen.
In 2021 verdenk ik die zure troep ervan de voedingsbodem te zijn van onze verzuurde maatschappij. Het zijn net die boomers of Jaggers die klagen, zagen, complotten zien. Niet enkel veroorzaakt door de opruiende taal van een obscuur groepje Nacht und Nebel stappers, maar veel subtieler ingegeven door ‘fatsoenlijke’ politici, die maar al te graag meegaan in dat verhaal.
Tot gisteren zag ik het niet goed komen.
Gisteren werd ik uitgenodigd voor een anti-covid vaccin in Park Spoor Oost. Toen ik daar aankwam ging er een andere wereld open. Vanaf de parking tot in het hart van het vaccinatiecentrum, waar de vaccinator wachtte om de prik toe te dienen, werd ik begeleid door honderden enthousiaste, vriendelijke en behulpzame vrijwilligers. Hartverwarmend was dat. Als Vlaanderen streeft naar een vaccinatiegraad van 80%, zullen ook die verzuurde mensen aan de beurt komen. Hopelijk zullen zij dan geïnspireerd worden door die mensen aan het werk te zien, en zelf bereid zijn om in de toekomst minder negatief te handelen.
Van mij een dikke proficiat voor alle vrijwilligers in de verschillende vaccinatiecentra
Walter van Exterghem
Ik ga het nog één keer zeggen…
“Kutjaar! Als je het maar dikwijls genoeg herhaalt, in tal van varianten en gedaanten, dan gaat op de lange duur iedereen er ook echt in geloven, hé. Ach, ik ontken helemaal niet dat 2020 danig anders was dan veel andere jaren – natuurlijk wel – en voor veel mensen is het zonder zweem van twijfel ronduit een dramatisch jaar geweest, maar…”
Jos last een veelzeggende pauze in, zoals dat heet. Hij mijmert even en neemt een slokje van zijn koffie. Zijn gelaat vertrekt in een pijnlijke grimas: nog te heet. Dan zucht hij. “Weet je, al bij al heb ik in dat jaar dat we nu met dat virus opgescheept zitten, niet veel gemist of ben ik nauwelijks iets tekort gekomen. Mag ik dat even luidop zeggen, ja?”
Blikken kruisen aan de keukentafel. Peter lijkt het woord te willen nemen, maar bedenkt zich en doet het niet. Zijn pleidooi voor cultuur- en recreatiemogelijkheden, annex psychologische ondersteuning om met het “verschroeiende sociale isolement” om te gaan, zoals hij het noemt, heeft de immer zwijgzame en terughoudende Jos duidelijk getriggerd.
Plots is hij uit zijn schijnbare lethargie getreden en eens de Jos, geharnast en wel als het ware – in full battle dress – op zijn vurig ros kruipt, tja… dan is er gewoon geen houden aan, dat weten ze allemaal, en dus ga je maar beter aan de kant staan. Zo kennen ze hem. “Al dat gedoe: ‘op vakantie gaan’, citytrips, festivals… Compulsieve extraverten!”
Voilà, het hoge woord is eruit, de breuklijn in de samenleving is blootgelegd. “Op hele reeksen maatschappelijke terreinen lopen de extraverten over de introverten heen. Meer nog: zij die niet of onvoldoende zichtbaar of hoorbaar zijn, om welke reden ook, komen nauwelijks aan de bak, toch?” Verslagenheid maakt zich zichtbaar van Jos meester.
Gegeneerd zit Peter in zijn koffie te roeren. Het kolkt in hem van de tegenwerpingen, maar op een of andere manier lijkt het hem ongepast om die te berde te brengen. Misschien, zo wikt en weegt hij in zichzelf, heeft Jos wel een punt. Misschien zijn er wel leerlingen die gedijen bij afstandsonderwijs en werknemers die al telewerkend veel beter presteren.
“Het is zoals met verdiepingen, trappen en te smalle trottoirs: rolstoelgebruiker, trek uw plan,” gooit Jos er nog achteraan. “Jij bent niet de default. De maatschappij zo inrichten dat iederéén plusminus aan zijn trekken kan komen, ho maar! Te moeilijk, te duur… Bij de extraverten, die de lakens uitdelen, komt het niet op dat er nog andere belevingswijzen zijn.”
Een tijdje later heeft het geanimeerde gesprek weer zijn schwung gevonden, zij het op andere, minder gevoelige onderwerpen toegespitst. Jos is weer in zichzelf gekeerd, teruggezakt in zijn terughoudendheid die er voor de anderen wat mokkend en afwijzend uitziet. Ze laten hem maar gerust, en misschien heeft hij dat al bij al nog wel het liefst… (jhv)
Held
“Een ander woord ken ik niet voor mensen die in stilte lijden zonder klagen, die hun wonden likken, incasseren, gewoon de handschoen weer opnemen en doorgaan!” Ik geef toe dat zijn woorden mij danig opbeurden en dat ik, ondanks het afzien, lichtjes glom van trots.
Toch bekroop mij de onheilspellende gedachte dat zijn troost enigermate, of misschien wel schromelijk overdreven was in het licht van wat zich had voorgedaan. “Een Mechelaar gevuld met adrenaline, ik stel me er een oerkracht bij voor,” zo had hij nog gezegd, “waar de gewone tweevoeter niet tegen bestand is,” en dat was natuurlijk wel de waarheid, maar toch…
Doldriest had Rex, de onstuimige Malinois in kwestie, achter zijn vriendinnetje aangezeten – eentje van de onze nog wel – waarbij de ruimere omgeving, de aanwezige begeleiders incluis, in het niet was verzonken. Enfin, om het verhaal kort te maken: ik ben in de hondenweide nogal hardhandig en pardoes onderuit geschoffeld. Zelf heb ik het niet zien aankomen en al evenmin vanop afstand zien gebeuren, en zonder live verslaggeving, laat staan vertraagde herhaling of VAR-interventie, moet ik het dus doen met impressies van omstanders.
Vermoedelijk heeft het er al bij al behoorlijk knullig uitgezien… So it goes. Erg bevorderlijk voor een gentlemanlike composure is zo door de lucht klieven en plomp op je buik landen echter allerminst. Soit, als het ego een illusie is, waar ik steeds meer van overtuigd raak, dan kan dat dus weinig kwaad, maar gekneusd zijn lijf én (denkbeeldig) ego hoe dan ook…
Oké, zo’n beest, tot de nok gevuld met adrenaline, vergeet even wie in de weide ook alweer hoger in rang was, en dat is zeer begrijpelijk… Edoch, opa gaat nu met een stok, het doet pijn als hij hoest of niest – wat zeg ik: als hij nog maar voorzichtigjes ademhaalt. “Ik piep en kraak in al mijn voegen,” gaf ik nog meesmuilend mee, “redelijk pijnlijk allemaal. Geen compassie evenwel, hoor! Bloemen noch kransen, onversaagd zullen wij handhaven, toch?!”
“Laten we het voorval langs de positieve zijde belichten,” nam hij over. “Zo’n opa met een stok, een baard, een bril en een hoed: daar straalt wijsheid vanaf, en een hoop levenservaring.” Weer streelde hij mild mijn ziel. Het is weliswaar een pet, en dus zal de wijsheid wat volkser en meer down-to-earth wezen, vermoed ik, maar zijn empathische intentie balsemt. “Wonden zullen helen, hoe dan ook,” zo vervolgde hij nog, “maar in deze is toch de gouden tip: blijven ademen, hoe voorzichtig en pijnlijk dat ook moge zijn. Want een mens die niet ademt, komt in de problemen.” Wellicht heeft hij dat van een of ander tegeltje bij grootmoe aan de muur…
Kortom, de boodschap moge duidelijk zijn: zorg in deze barre tijden goed voor uzelf! Beleven wij niet hoe dan ook een in menig opzicht wonderbaarlijke tijd? Ja, toch? Welaan dan! (jhv)
Harley and me
Je kon hem al minutenlang horen aankomen, vooraleer je hem zag. Luid brullend, sputterend en knallend. Wie waant zich daar de ongenaakbare held in een super flashy videogame of in de volgende geweldexplosie uit de Hollywoodautomaat? Daar draait hij eindelijk de hoek om en met een laatste knal die alle eerdere overtreft, komt hij voor het caféterras tot stilstand.
Karel is onlangs vijftig geworden en je ziet hem glimmen van trots, nu hij zijn gloednieuwe testosteroncompensatie schaamteloos kan showen. Wijdbeens en met ver uitzwaaiende armen betreedt hij het terras, de kin hoog en de blik zelfverzekerd. (Dat laatste fantaseer ik er even bij, want uiteraard draagt hij een gitzwarte Ray-Ban.) De wereld ligt aan zijn voeten.
Weggedoken in mijn kraag hoop ik nog even de rol van discrete observator te kunnen blijven spelen, maar mijn struisvogeltactiek faalt deerlijk. Karel heeft me al opgemerkt en zijn forse begroeting schalt meedogenloos over het plein. Wars van terughoudendheid betreedt hij mijn persoonlijke ruimte op dit – toegegeven: publieke – terras. De clash is onvermijdelijk…
“Wat vind je van mijn stalen ros?” buldert Karel. Veel motor, weinig fiets, denk ik, maar dat zeg ik wijselijk niet. Ik wil hem niet bruuskeren. Om het ijs te breken, bedenk ik een grapje: “Is hij recent nog op controle geweest?” Karel kijkt verbouwereerd. “Wat bedoel je?” Fijntjes glimlachend zeg ik: “Wel, zijn darmen rommelen alsof een coloscopie nogal urgent is.”
Meteen heb ik al spijt van die flauwiteit, want ze is duidelijk niet aan Karel besteed. In plaats van de sfeer te ontdooien, levert mijn nauwelijks verhulde cynisme een ijzige stilte op. Stoom dampt uit Karels neusgaten en oren. Dan lijkt hij zich te herstellen. Hij broedt op een tegenzet. Ik krimp preventief al maar wat ineen, met het oog op de klappen die wellicht gaan vallen.
“Een Harley hóórt zo te klinken,” stamelt Karel slapjes, zichtbaar verongelijkt. Ik vind het een zwaktebod en, overmoedig geworden, schakel ik een versnelling hoger. “Denk je tijdens je tochten op zwoele zomernachten, wanneer overal de vensters openstaan, ook weleens aan al die nietsvermoedende slapers die je met je lawaai genadeloos de stuipen op het lijf jaagt?”
Zo, die zit. Die frustratie is uit m’n systeem. In mijn ooghoek zie ik de ober naderen om een bestelling op te nemen, maar Karel wacht niet zo lang. Hij staat op en zonder nog een woord te zeggen druipt hij met een zwaar gekneusd ego af als een verslagen man, richting zijn stalen trots. De storm lijkt voorbij. Tot ik de ober hem hoor naroepen: “Meneer, uw helm!” (jhv)
Geïnformeerd of geïnfecteerd?
Goed dat de tijd weer gekomen is om mijn hond uit te laten. Even een eindje omlopen, ver weg van de constante pop-up van coronanieuws en virale berichtgeving. Deze ochtend was die weer alomtegenwoordig. Voortaan zijn we immers niet langer het kneusje van Europa of de wereld: België heeft nu officieel zijn eerste coronadode! Als vanouds – ongehinderd door breaking of ander news – snuffelt mijn hond zorgeloos de berm af, op zoek naar een geschikt plekje om haar behoefte te doen. De wereld in een kluitje aarde.
Maakt net dàt een hondenleven zo benijdenswaardig? De nieuwsvrije zorgenloosheid van niet te weten, niet te hoeven weten, en daar vrede mee te hebben? Als ik heel eerlijk ben, moet ik trouwens bekennen dat ik de meest spraakmakende historische gebeurtenissen van de voorbije decennia zelf ook niet van nabij heb meegemaakt. Ik heb het allemaal maar van horen zeggen. Zonder de wijsheid van geschiedenisboeken en zonder de hypes en de heisa van pers en media, zou ik uit de eerste hand van zeer weinig op de hoogte zijn.
Hoe zou het leven aan mij voorbijgegaan zijn, als ik niets geweten had van Marc Dutroux, de CCC of de Bende van Nijvel, Neil en Lance Armstrong, Prince of David Bowie (beiden nooit live gezien, en als ik goed ben ingelicht, zit dat er ook niet meer in…), 9/11 en de Bataclan, natuurrampen en hongersnoden. Mijn communicatieapparaten en informatiekanalen zijn tot de nok gevuld en tot de rand geïnfecteerd met tweedehandse gegevens die ik voetstoots voor waar aanneem. Is Philippe Geubels misschien gewoon The Joker?
Of de Vlaamse wielerwedstrijden in de komende periode worden afgelast of niet, ik zal het enkel op mijn televisiescherm of aan mijn livestream merken. De kermiskoers van Wilrijk, ja, die heb ik vijftig jaar geleden live aanschouwd, met niemand minder dan Eddy Merckx onder de deelnemers. (Die is écht wel écht, hoor: jaren later heb ik de bijzondere eer genoten om de sportieve hoogwaardigheidsbekleder hoogstpersoonlijk de hand te schudden. Al zou dat nu wellicht preventief een elleboogje zijn, vermoed ik, maar goed.)
Marco Pantani, die is óók écht. Dat weet ik, want ik stond langs de Rue Rivoli in Parijs toen het Tourpeloton er in 1998 zijn blijde intrede deed voor de slotetappe op de Champs Elysées. Enfin, dat dénk ik tenminste, want tegen een slordige vijftig per uur was het peloton in geen tijd voorbij, wat gezichtsherkenning onmogelijk maakte. In de buik van het peloton heb ik evenwel een volslagen in het geel gehulde figuur ontwaard, en dat moét de Italiaanse halfgod geweest zijn. Met eigen ogen? Ja en neen dus, alles is relatief…
Waarop baseren onze beleidsmakers en volksmenners hun oordelen en interpretaties? Zijn zij eveneens overgeleverd aan tweede- en derdehandse informatie en extrapolaties? Waarom dan varen illustere stuurlui als Bart Tommelein (“in Oostende laat ík wél publieksmanifestaties in zaal toe, want ík zie geen reden tot paniek”) en Donald Trump (“corona is een hoax, bedacht door de Democraten om mij te verslaan”) een eigen(gereide) koers, waarbij ze de beschikbare data nadrukkelijk links laten liggen? Is ‘niet weten’ gewaagd?
“The care of human life and happiness is the only legitimate object of good government,” moet Thomas Jefferson gezegd hebben. Gaat het dan helemaal mis met onze zo gekoesterde democratie indien “my ignorance is just as good as your knowledge”, zoals Isaac Asimov zich bezorgd afvroeg? Als uitsmijter nog deze van Charles Darwin: “Ignorance more frequently begets confidence than does knowledge: it is those who know little, not those who know much, who so positively assert that this or that problem will never be solved by science.” (jhv)
De feiten zijn de feiten, toch?
“Oh, wat een mooie!” Het dametje kirt verrukt. Mijn nochtans hyperactieve, speelse hond reageert instinctief afwachtend. Door ervaring geleerd, weet ik dat ik haar daarin maar beter kan bijtreden. “Mag ik hem eens strelen?” flapt de dame er in een spontane opwelling uit. Nog vooraleer ik kan antwoorden, steekt ze al een kwetsbaar knokig knuistje uit. Mogelijk merkt ze dan plots ons beider terughoudendheid op, want midden in haar beweging bedenkt ze zich en trekt ze aarzelend terug. Daarin ziet mijn hond echter net een uitnodiging tot interactie en ze hapt vrolijk naar de uitgestoken botjes met een rimpelig laagje leerachtig vel eroverheen.
Verschrikt deinst het dametje terug en in vertwijfeling vraagt ze, quasi zeker, zo lijkt het, van het onheilspellende antwoord: “Hij is toch niet agressief?” Enigszins beledigd dat iemand het onschuldige enthousiasme van mijn oogappel überhaupt voor agressiviteit kan houden, brom ik een afgemeten “Nee” en ik voeg eraan toe: “Het is trouwens een zij.” Welke teef wil er nu voor ‘reu’ uitgemaakt worden? Bovendien is de vaststelling zonder meer feitelijk correct, en door scha en schande wijzer geworden weet ik dat die boodschap op mensen wel eens een kalmerende uitwerking heeft, als het agressiviteit betreft, althans in verband met honden.
Of dat terecht is, laat ik in het midden. In mijn alwetendheid als verteller is het voor mij nu echter zonneklaar dat het, na deze rollercoaster van emoties en interpretaties van beide kanten, tussen het schriele dametje en mijn opgewonden hond op het vlak van vertrouwensband niet meer helemaal goed zal komen. Met een ietwat bruuskere beweging dan nodig maan ik mijn gezel aan om mij te volgen op mijn schielijke vlucht, terwijl ik een verontschuldiging mompel in de richting van het intussen verontwaardigd kijkende dametje. Na enkele tientallen meters is de rust in onze gelederen weergekeerd. De boze blik uit de verte negeren we nonchalant.
Je zou het een misverstand kunnen noemen, wellicht ingegeven door voorbarige conclusies, nodeloze interpretaties, verholen vooroordelen, en misschien zelfs onderdrukte angsten. Dat zijn nu eenmaal de dolle capriolen die het samenspel van ratio en emoties vertoont, waarbij het ongegeneerd een zootje maakt van het morsige proces dat we gemeenzaam aanduiden met ‘communicatie’. Zet daar vervolgens een megafoon op van het type televisie, radio of sociale media, en je krijgt een kakafonie van halve waarheden en boude leugens, vermomd als Groot Gelijk, die uitmondt in een eindeloos welles-nietes. Mijn hond kijkt naar me op en ik meen te begrijpen: “Krijg ik nu geen extra snoepje na mijn voorbeeldig gedrag van daarnet?”
Het is maar hoe je het bekijkt. (jhv)
Over Geluk en Gerechtigheid
Pet net boven de ogen, handen diep in de zakken van een warme, weerbestendige jas van een goed merk. Kuierend met de hond op de Scheldeoever of langs de vloedlijn, tol ik tussen mijn vingers een rolletje poepzakjes rond. Ongeacht de grillen van de natuur – al is een zachte bries altijd welgevallig – stap ik stevig door, de blik op oneindig. Als Geluk al bestaat – en eerlijk gezegd, heb ik daar zo mijn twijfels over, maar goed – dan komt dit toch aardig in de buurt.
Gedachten dwalen af. Robbie Rensenbrink, de Slangenmens, is niet meer. Bij wat nostalgisch aangelegde zestigers brengt het heengaan van de immer minzame, terughoudende dribbelaar onvermijdelijk herinneringen naar boven aan voetbal in de jaren zeventig en tachtig. Steeds weer herhalen de media de beelden van het Estadio Monumental Antonio Vespucio Liberti in Buenos Aires. Robbie speelde er op 25 juni 1978 de finale van het wereldkampioenschap.
Net voor affluiten en bij een gelijke stand schiet Robbie een bal op de paal. Weg is de winst, want in de verlengingen verliest Nederland van het thuisland. Verslagenheid alom! “We zijn bekocht en bestolen, belazerd en bedonderd!” In 1974 in Duitsland was Nederland immers ook al de betere ploeg geweest, en ook toen verloor het de finale van het thuisland. Robbie was er telkens bij, was vooral in 1978 weergaloos en had de held van de natie kunnen zijn.
Hoe onrechtvaardig! Net dat begrip verklaart ook de verbijstering waarmee supporters van Club Brugge begin jaren zeventig hadden vernomen dat hùn Robbie Rensenbrink naar grote rivaal RSC Anderlecht was getransfereerd. Verraad! Niet zo vreemd in de voetballerij, want nagenoeg in datzelfde tijdsgewricht is er de zaak-Bellemans, het roemruchte omkoopschandaal waarin Standard Luik en zijn trainer Raymond Goethals betrokken waren.
Voetbal gaat blijkbaar vlot hand-in-hand met onbegrijpelijk onrecht en venijnig verraad. Niet alleen voetbal trouwens. Het wereldkampioenschap cyclocross moét Mathieu van der Poel toch gewoon winnen? Met de vingers in de neus, als er in de sport nog gerechtigheid bestaat. Niemand anders kan zich een volwaardige wereldkampioen noemen, want Mathieu heeft het hele seizoen lang alles gewonnen wat er te winnen was. En toch moet je het altijd afwachten.
Evenmin als in voetbalwedstrijden gelden in een eendagskoers in het wielrennen immers de regels en wetten van de gerechtigheid. Is Gerechtigheid net als Gelijkheid of, pakweg, Geluk niet sowieso een abstract concept, een menselijk hersenspinsel, dat in de harde realiteit – in het wild, zeg maar – niet eens voorkomt? Intussen is mijn dartele hond, wars van concepten en andere gelijkaardige illusies, al een heel eind voor me uit gelopen. Even bijbenen… (jhv)
De kracht van verandering
Tien jaar is een hele tijd… Wat voor een dag was dit in 2009? Ik kijk naar mijn hond, die in een onbekommerde diepe slaap verzonken is, al zucht ze daarbij af en toe hartverscheurend. Zij was nog lang niet geboren, want onlangs is ze pas vier geworden. Waar was ik, wat deed ik? Google leert mij dat 11 oktober 2009 – godbetert – een zondag geweest moet zijn. Ooit zag ik een documentaire over iemand op het autismespectrum die dat uit zijn hoofd wist.
Op 11 oktober 2009, zo lees ik verder, is Pater Damiaan in Vaticaanstad heilig verklaard, en twee dagen eerder kreeg Barack Obama, als zittende president van de Verenigde Staten, wat prematuur de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Enkele dagen later stemden de Sinjoren in een volksraadpleging tégen de aanleg van de Oosterweelverbinding; intussen zijn de werken in een voorbereidende fase volop van start gegaan. Jazeker, tien jaar is een hele tijd…
De zwarte labrador Lennox, die mijn bestaan op in- en aangrijpende wijze op andere rails wist te zetten, was toen nog in de fleur van zijn leven. Mijn vader daarentegen lag al meer dan een jaar onder de zoden. Ze hebben elkaar goed gekend, die twee, en er was een onuitgesproken band, dat kon je duidelijk zien. Tijdens voetbalwedstrijden op tv lag Lennox steevast aan zíjn voeten, nooit aan de mijne. Ik heb het hen intussen vergeven. Ja, tien jaar is een hele tijd…
Niet dat iets van dat alles me op welke wijze dan ook helpt om me voor de geest te halen wat voor een mens ik toen was. Je bent geneigd te denken: dezelfde als vandaag, toch? Daar ben ik niet zo zeker van… Misschien was ik op 11 oktober 2009 een veel genietbaarder mens dan vandaag, of net niet. En op 21 oktober? We zullen zien. Al ontbreekt elk referentiepunt, na al die jaren. Want tien jaar is een hele tijd en ik herinner het me allemaal niet meer zo goed…
Verandering is namelijk even onverbiddelijk als onvermijdelijk. (jhv)
P.S.: Deze mijmering is onwillekeurig op een 11de oktober tot stand gekomen, maar quasi zonder noemenswaardig betekenisverlies had dat ook op eender welke andere datum gekund. Doet u de oefening zelf ook maar eens, met vandaag als uitgangspunt, of morgen, of…
Denken is als doelloos dolen
“Weet je wat? We gaan nog eens langs bij die lieve meneer. Goeiedag zeggen.” Ze kwispelt. Het kan niet anders of ze verstaat wat ik zeg. Dat moet haast wel, toch? Ongetwijfeld ziet ze die lieve meneer al voor zich. Als ik zwijg en wat voor me uit blijf staren, is de verwachting snel voorbij dat er misschien een snoepje zal volgen. Enigszins teleurgesteld gaat ze dan maar in haar mand liggen. Al bij al is het best wel een opwindende ochtendwandeling geweest…
Het staren wordt een gefocuste blik. Van waar ik zit, kan ik uit het raam kijken en ginds, wat verderop, flikkeren blauwe lichten. Meteen schakelt de adrenaline een standje hoger, want de doemideeën buitelen over elkaar heen: wat zou er gebeurd zijn? Toch wel geen gasontploffing zeker, zoals onlangs aan de andere kant van de stad? Of loopt er weer een onverlaat met dure drank weg uit de naburige supermarkt, zonder er eerst voor te hebben betaald, welteverstaan?
“Je moet niet alles geloven wat je allemaal denkt.” Facebook en Instagram bevoorraden ons tegenwoordig met dat soort wijsheden, die je destijds op kalenders aantrof, of ingekaderd bij oma aan de muur. Het klopt natuurlijk wel: de ene gedachte roept zomaar een volgende op, schijnbaar willekeurig, puur associatief, en voor je het goed en wel door hebt, kun je je allang niet meer herinneren wat je oorspronkelijke hersenspinsel ook weer was. Alzheimer knipoogt.
Het is als surfen op YouTube: van de ene hyperlink naar de volgende, zonder richting of doel. Was het niet de onnavolgbare Mark Twain die ooit zei of schreef: “Some of the worst things in my life never happened.” Zo is het maar net. Zowel mijn trouwe K9 metgezel als ikzelf zijn die lieve meneer bijvoorbeeld allang weer vergeten. Uit het oog is uit het hart. De plicht roept. Voor wat hoort wat. Met dat soort banale platitudes kom je een heel eind in het leven. (jhv)
Het voortdurende jij
Achter
huilende eerste scheetjes
met poezelige vingers en tenen
van kapotgevallen knieën tot
fel gebloemde kleedjes
te kort voor wervelende hormonen
vol van eerst verloren verlangens en vroeg gestolen dromen
naar onrustig kabbelend water over
potige gedachten van had ik dit of zou ik zo later
knipper jij
vanonder goudblond spinsel ragfijn en uiterst traag
de zon achter Italiaanse bergtoppen
Stijn Goossens
Groen, lekker en gezond
“Verrek, wat heb ik een honger!” Tja, wat wil je… Vier uur trein vanuit het zuiden, dan in zeven haasten naar de metro voor de verplaatsing naar een ander Parijs’ station, om toch maar vooral de verbinding niet te missen… Enfin, in het Gare du Nord hebben we nog wel wat tijd over. Even rondkijken of er iets te eten valt. Op verfijnde gastronomische verwennerijen moet je hier niet rekenen. “Kijk, daar, Five Guys… Eens proberen?” Ach, waarom ook niet…
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit in mijn leven een fastfoodmaaltijd gegeten heb, waaraan mijn lichaam nadien zo veel werk heeft gehad om die junk weer uit mijn systeem te krijgen. Ik heb eerst zelfs ontzettend veel moeite moeten doen om die vettige troep überhaupt tot mij genomen te krijgen. Vergis u niet: ik ben lang niet vies van vetlapperijen en zoetigheden waar Pascale Naessens onwel van wordt en waar zelfs Jeroen Meus van met de ogen knippert…
“O, maar je vergist je: zo’n maaltijd is lekker en gezond!” Iemand zei dat écht! Weliswaar niet over een degustatie bij Five Guys, maar bij McDonald’s, al betwijfel ik – hoewel ik niet uit ervaring kan spreken – of dat veel verschil uitmaakt. Wellicht draagt het in niet geringe mate bij tot de zinsverbijstering bij de spreker dat zijn zoon een hoge pief is bij McDonald’s en dat de man er dus gratis en voor niets mag aanschuiven, maar toch… Er zijn fatsoensgrenzen!
McDonald’s omschrijven als “lekker en gezond” – dat laatste wellicht omdat ze er sinds enige tijd ook een slaatje op het menu hebben – doet me denken aan veel andere van de pot gerukte claims die je in de reclame tegenkomt. Neem nu al die salonfähige auto’s van tegenwoordig: ze zijn ‘Green’, ‘Eco’ en zelfs ‘Eco Plus’! Let wel: het gaat hier niet om elektrische auto’s, maar wel degelijk over kwalificaties van voertuigen met benzine- en dieselmotoren, hé!
Die zogenaamde ‘groene’ auto’s zouden ‘milieuvriendelijk’ zijn… Omdat ze net iéts minder CO2 uitstoten? Kom nou, ernstig blijven! Nog zoiets: ‘Light’. Zijn voedingsmiddelen met die toevoeging achter (of voor) hun naam écht zoveel beter voor de gezondheid? Als onderzoek uitwijst dat ze nog altijd behoorlijk calorierijk, vet of gesuikerd zijn, en dat we er bovendien méér van gaan consumeren omdat het ‘immers minder kwaad kan’, dan is het effect… Zero!
Michael Braungart en William McDonough zagen het goed: “Less bad is still no good.” (jhv)
De waan van de dag
“Halt! Hier moet ik even wat grondiger naar kijken.” Mij is niet meteen duidelijk wat aan die ene graspol nu zo waanzinnig interessant is, maar ik ben dan ook geen hond. Soms komt er zelfs een gravende voorpoot aan te pas. Op andere plaatsen perst mijn metgezel er voor de zoveelste keer, als reactie op de geregistreerde boodschap, nog een paar extra druppeltjes uit. In mijn ijdele onschuld heb ik ooit gedacht dat al die tussenstops sanitair van inslag waren…
Mijn wandeltempo is aan dit ‘grond-scrollen’ aangepast. Onderwijl welt het vermoeden in me op dat ‘likes’ en andere goed- of afkeuringen van ontboezemingen op sociale media – veelal middels emoticons gecommuniceerd – misschien vormen van menselijk markeergedrag zijn. Daarbij valt me overigens op dat van de vier basisgevoelens – Blij, Boos, Bedroefd, Bang – er drie vertegenwoordigd zijn in het rijtje Facebook-emoji’s, maar dat er eentje ontbreekt…
Wat onze dierbare viervoeters bezielt bij goed- of afkeuringen blijft gissen, maar dat directe emoties een drijfveer voor hun reacties zijn, staat buiten kijf. Kom ‘live’ een K9-collega tegen en alle emoties passeren de revue. “Daar! Wacko! Wild spelen! Top!” – “Ginds! Filou! Mijn hormonen slaan op hol!” – “Hoor die Soekie eens kwaadaardig grommen en keffen! Krijgt van hetzelfde laken een pak!” – “Jazzy, zo’n enorme loebas! In een boog eromheen, a.u.b.!”
Wie al die hondennamen verzint, weet ik niet, maar dat bij luide vuurwerkknallen de staart steevast tussen de poten getrokken zit, weet ik wel. Bang hoort er dus helemaal bij. Zoals bij het zien van een dier dat duidelijk van een andere soort is – neem een kat bijvoorbeeld, of een konijn – de impuls om erachteraan te gaan en er komaf mee te maken, onbeheersbaar is. Wat? Onbeheersbaar? Ach, kom! Wij, mensen, beschikken wel over Cultuur en Beschaving, hoor!
Dusdanig mijmerend staar ik in de verte, tot het me opvalt dat een van de toonbeelden van Hoogstaande Menselijke Beschaving – namelijk de Antwerpse kathedraal, op de andere oever – aan mijn zicht onttrokken is! Traag kruipen de wankele bakjes van een reuzenrad omhoog – of ze glijden, zo u wil, omlaag – als betrof het een kitscherige metafoor voor het leven zelve. (Dat moet toeval zijn, nu de kersttijd eraan komt.) Boven wacht wellicht een weids uitzicht.
Een verrassende rust daalt over me neer. Zo’n adembenemende weidsheid kan niet anders dan bijdragen tot je relativeringsvermogen, weg van de hectische, reactieve emo-waan van de dag. Dan beklemt me echter weer de gedachte dat je in zo’n bakje, in zo’n rad ronddraaiend… geen kant op kunt, gedoemd om je te schikken naar hoe de wereld draait, ook als je kritische vragen hebt. Zoals wanneer het ene huizenhoge cruiseschip na het andere het zicht op de magistrale kathedraaltoren belemmert. Het is Wintermarkt in ’t Stad. Moet de kassa rinkelen? (jhv)
Zo goed als onbereikbaar
Vanop de Antwerpse Linkeroever komt de skyline van ’t Stad uitstekend tot zijn recht. Mijn hond wil dan ook dolgraag elke dag de statige toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal gaan bekijken. Die toren kunnen we met enige verbeeldingskracht vanuit het livingraam van ons appartement ook wel zien, edoch – weer of geen weer – deze halsstarrige viervoetster zàl willens nillens dagelijks haar uitstapjes maken, waarbij zij van de gelegenheid gebruik maakt om haar sanitaire behoeften te doen. Al bij al vind ik dat wel een verdedigbare ruildeal, want binnen in het appartement zou het anders nogal een gedoe geven… We houden het netjes.
In dit herfstige seizoen vallen er op het riant met bomen omzoomde plein waar wij resideren en flaneren, véél bladeren. Sommigen verwijten dat hun overheid, meen ik ergens gelezen te hebben. Toch is het niet zozeer dàt wat de bewoners van ‘ons’ ruim bemeten plein dezer dagen bedroeft. Het grote kruispunt van het plein met de lommerrijke laan die we elke dag inslaan, is één gigantische bouwwerf. Eandis en andere nutsmaatschappijen voeren een regelrechte openhartoperatie uit, die al weken aan de gang is en waarvan het einde nog lang niet in zicht is. “Tot maart 2019”, staat te lezen op de borden die het parkeren in de omgeving verbieden.
Achter bergen zand en hoog opgeschoten graafmachines is de entree van de supermarkt die aan dat kruispunt gelegen is, nog amper te zien. Al enige tijd is de winkel voor de gebruikers van rollators, wandelstokken en krukken, die je normaal in groten getale in die buurtwinkel aantreft, zelfs zo goed als ontoegankelijk geworden. Tijdelijk, zeker, maar toch… Je krijgt voorwaar te doen met de hardwerkende uitbater en zijn personeel. Hoe overleeft een winkel, die ook maar gewoon zijn omgeving van voedingswaren probeert te voorzien, zo’n aanslag op zijn zichtbaarheid en toegankelijkheid? Ik kan me het verbeten tandengeknars al voorstellen.
Op enkele aanloopstraten staan borden met “De winkel is bereikbaar” – en met een 4×4 of met rupsbanden ís dat ook wel zo – maar of ze veel uithalen? Deze supermarkt is noodlijdend, dat kan haast niet anders. Het is het stille kleine lijden waaraan de grote luide media (sociale en andere) verhoudingsgewijs weinig aandacht besteden. Nochtans gaat bij gewone stervelingen, net wanneer ze overdosissen van dat soort doordeweeks gesukkel ervaren in hun dagelijkse biotoop, het kwaad bloed aan de kook, er komt stoom uit hun oren en verkramping slaat toe… Machteloosheid tegen monsterlijke machinerieën wekt kathedraaltorenhoge frustraties.
Mijn hond zal het intussen allemaal worst wezen. Geen zier sociaal gevoel, die beesten, zo lijkt het wel, maar net een hónd kun je dààr moeilijk van verdenken. Zij vindt die graafwerken met bijbehorend lawaai best wel spannend: omgewoelde aarde om haar neus in te steken en – godbetert – er putten in te graven. Dat het na afloop van onze uitjes alsnog een zootje wordt in ons appartement, met al dat zand en zelfs de klodders modder die aan haar ledematen (en mijn schoeisel) kleven, horen er volgens haar nu eenmaal bij. Als ik heel eerlijk ben, moet ik haar gelijk geven: het is klein bier bij wat de supermarkt op de hoek te verwerken krijgt. (jhv)
Geloosd aan de waterkant
“You don’t understand! I coulda had class. I coulda been a contender. I coulda been somebody, instead of a bum, which is what I am. Let’s face it.” Dit weergaloze citaat komt uit de film On the waterfront van begin jaren vijftig. Ik kan u die prent van harte aanbevelen.
Verder is elk verband met dit stukje ver te zoeken, hoor, tenzij… dàt gevoel! Wie anders dan de onnavolgbare Marlon Brando weet zo treffend in enkele zinnetjes de intens deprimerende ervaring tot leven te wekken van hoe het is om een mislukkeling te zijn, een weekdier, een zwakkeling, een loser. Overvalt dat neerslachtige sentiment u bij gelegenheid ook wel eens?
Gebukt over een hondendrol. Dat is zo’n moment waarop ik me steevast afvraag: waar ben ik begot mee bézig? Mijn hond kijkt me aan met zo’n blik van: ik heb hier verder niks mee te maken, ik heb de drol gedropt waarvoor we sowieso gekomen waren, en volgens mij kunnen we nu meteen weer verder, want daar ruik ik alweer iets lekkers. Ik bijt hem gefrustreerd toe – want dàt doe ik dus óók: onderweg tegen mijn hond praten… – dat de burgerplicht roept. Sta ik me daar vervolgens wat aan te klooien met de stront van mijn hond, alsof we een of andere grove misdaad hebben begaan. Daarbij maak ik gebruik van een plastic zakje – uiteraard bio-afbreekbaar, wat had u gedacht! – dat slechts na al te veel geworstel van het rolletje loskomt.
Laat ik het niet hebben over de keren dat het te goedkope zakje tijdens al dat geruk scheurt en opensplijt – wie bij de Action winkelt, spaart een hoop geld uit, dat dan weer wel… – en wat de gevolgen daarvan zijn voor je handen of je jas… Of de keren waarop ik in het halfduister de diep geprofileerde zool van mijn laars eerst krachtdadig in de zachte excrementen geplant heb. Oók heel zielig allemaal, ik wéét het, maar daar gaat het hier nu niet om. Wel om dat moment waarop je rechtkomt en met het dichtgeknoopte poepzakje in de hand om je heen kijkt. Voordien was het je niet zo opgevallen, maar… hoe smérig is het hier aan de waterkant!
Wat een loser ben ik, zoals ik hier, mijn gevuld poepzakje omklemmend, verbluft sta rond te gapen. Alsof ik ’t Ruimerke ben, loop ik mijn hond achterna om zijn natuurlijk gevoeg op te vangen, terwijl zwerfvuil met een stuitende vanzelfsprekendheid alomtegenwoordig lijkt. Wie werpt toch al die rotzooi zomaar in de berm? Maakt een flink deel van de mensheid zich dan volstrekt nergens zorgen over? Lege plastic frisdrankflesjes, volledige verpakkingen van friet-met-stoofvlees-en-mayonaise (het kan ook curryworst geweest zijn, ik wil ervan af zijn, mijn rondsnuffelende hond kan dat ongetwijfeld preciezer zeggen), een verbrijzelde Eristoff-fles (glasscherven en hondenpootjes: een no go-combinatie!)… Enfin, ik bespaar u de details.
We hebben het hier over een doordeweekse werkdag, niet de maandagochtend na een zonnig zomers weekend met veel picknickende zonnekloppers, niet The Day After een mega-event als de Ten Miles, waar zo’n veertigduizend mensen op afkomen, of Linkerwoofer, dat enkele dagen aan een stuk duurt. Neen, een gewone herfstige ochtend in de week. Ik verveel u verder niet met een apocalyptische beschrijving van hoe deze plek er na een dolle Nieuwjaarsnacht uitziet… Tot het me plots overvalt: waarom zou ík mij de loser moeten voelen, ik die mij dat aantrek en die het afval dat ik zelf onvermijdelijk genereer, plichtbewust in vuilnisbakken deponeer? Waarom zou ik een verzuurde zeurpiet zijn, als ik daar mijn beklag over maak?
Wie is hier in feite de loser? Weet je wat Marlon Brando zou zeggen tegen al wie zwerfvuil achterlaat? “You don’t understand! You coulda had class. You coulda been a contender. You coulda been somebody, instead of a bum, which is what you are. Let’s face it.” (jhv)
Pleidooi voor terughoudendheid
“Daar ligt iets lekkers!” Trek, trek. Snuffel, snuffel. “Kom, genoeg nu. We gaan oversteken.” Net wanneer ik een voetzool op het asfalt denk neer te vlijen, zie ik dat een auto aangereden komt. Hij houdt wat in en gebaart van: “Steek gerust over, neem uw tijd, ik temporiseer wel even.” Echt stoppen doet hij niet, maar dit komt wel goed, dat zie je zo.
Tot uit de zijstraat van rechts een andere auto met gierende banden en luid claxonnerend zijn voorrang opeist. Hij dwingt de eerste bestuurder, die met zijn flank intussen al ruimschoots ter hoogte van de zijstraat was gekomen, om alsnog behoorlijk cru in de remmen te gaan. Bestuurder A is perplex, de hond schrikt, de wandelaar is verontwaardigd.
Een vreedzaam verkeerstafereeltje is in fracties van seconden verworden tot een Trumpiaanse cocktail van haantjesgedrag, agressie, ordeverstoring, onveiligheid. Zeker, de man-van-rechts had voorrang, dat klopt. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dat hoeft ook totaal niet, want daar gaat het niet om. Er rijzen andere vragen bij deze ochtendlijke scène.
Néém je voorrang of kríjg je die? Gaan bureaucratische regels voor op een goedgemutste verstandhouding tussen welmenende burgers? Kan risicogedrag met bijbehorend gevaar en aansluitende verzuring gebaat zijn bij wat onderlinge mildheid en enige terughoudendheid? Draag gerust uw argumenten pro aan of opper uw steekhoudende bezwaren.
Het is veel gevraagd, ik besef het, want IK wil NU wat IK voor ogen heb, en JIJ staat in de weg op mijn kortste route van A naar B. Dat JIJ ook een route aan het volgen bent, zal MIJ worst wezen. De volstrekt onschuldige hond lap IK al helemààl – haast letterlijk! – aan mijn laars. In MIJN wereld ben IK de protagonist, JIJ speelt een klein bijrolletje.
Je zou het een kwestie van perspectief kunnen noemen. Zoals in het citaat van de onvolprezen filosoof Muhammad Ali: “Looking at life from a different perspective makes you realize that it is not the deer that is crossing the road, rather it is the road that is crossing the forest.” De hond in dit bitse kegelspel-met-auto’s is het daar alvast roerend mee eens… (jhv)
(zonder titel)
Respectvol getuig ik hoe
jouw hart
tippe trippe trap
overstag gaat
bij één en twee paar
aan een uitnodigende kier
afwachtend vastberaden voeten
Liefdevol beschik ik
ruim deken en bed
maak plaats voor
in oxytocine gedrenkte
oerliefde
God schiep de moeder
en ik zag dat het goed was
Stijn Goossens
Geïnformeerd of geïnfecteerd?
Goed dat de tijd weer gekomen is om mijn hond uit te laten. Even een eindje omlopen, ver weg van de constante pop-up van coronanieuws en virale berichtgeving. Deze ochtend was die weer alomtegenwoordig. Voortaan zijn we immers niet langer het kneusje van Europa of de wereld: België heeft nu officieel zijn eerste coronadode! Als vanouds – ongehinderd door breaking of ander news – snuffelt mijn hond zorgeloos de berm af, op zoek naar een geschikt plekje om haar behoefte te doen. De wereld in een kluitje aarde.
Maakt net dàt een hondenleven zo benijdenswaardig? De nieuwsvrije zorgenloosheid van niet te weten, niet te hoeven weten, en daar vrede mee te hebben? Als ik heel eerlijk ben, moet ik trouwens bekennen dat ik de meest spraakmakende historische gebeurtenissen van de voorbije decennia zelf ook niet van nabij heb meegemaakt. Ik heb het allemaal maar van horen zeggen. Zonder de wijsheid van geschiedenisboeken en zonder de hypes en de heisa van pers en media, zou ik uit de eerste hand van zeer weinig op de hoogte zijn.
Hoe zou het leven aan mij voorbijgegaan zijn, als ik niets geweten had van Marc Dutroux, de CCC of de Bende van Nijvel, Neil en Lance Armstrong, Prince of David Bowie (beiden nooit live gezien, en als ik goed ben ingelicht, zit dat er ook niet meer in…), 9/11 en de Bataclan, natuurrampen en hongersnoden. Mijn communicatieapparaten en informatiekanalen zijn tot de nok gevuld en tot de rand geïnfecteerd met tweedehandse gegevens die ik voetstoots voor waar aanneem. Is Philippe Geubels misschien gewoon The Joker?
Of de Vlaamse wielerwedstrijden in de komende periode worden afgelast of niet, ik zal het enkel op mijn televisiescherm of aan mijn livestream merken. De kermiskoers van Wilrijk, ja, die heb ik vijftig jaar geleden live aanschouwd, met niemand minder dan Eddy Merckx onder de deelnemers. (Die is écht wel écht, hoor: jaren later heb ik de bijzondere eer genoten om de sportieve hoogwaardigheidsbekleder hoogstpersoonlijk de hand te schudden. Al zou dat nu wellicht preventief een elleboogje zijn, vermoed ik, maar goed.)
Marco Pantani, die is óók écht. Dat weet ik, want ik stond langs de Rue Rivoli in Parijs toen het Tourpeloton er in 1998 zijn blijde intrede deed voor de slotetappe op de Champs Elysées. Enfin, dat dénk ik tenminste, want tegen een slordige vijftig per uur was het peloton in geen tijd voorbij, wat gezichtsherkenning onmogelijk maakte. In de buik van het peloton heb ik evenwel een volslagen in het geel gehulde figuur ontwaard, en dat moét de Italiaanse halfgod geweest zijn. Met eigen ogen? Ja en neen dus, alles is relatief…
Waarop baseren onze beleidsmakers en volksmenners hun oordelen en interpretaties? Zijn zij eveneens overgeleverd aan tweede- en derdehandse informatie en extrapolaties? Waarom dan varen illustere stuurlui als Bart Tommelein (“in Oostende laat ík wél publieksmanifestaties in zaal toe, want ík zie geen reden tot paniek”) en Donald Trump (“corona is een hoax, bedacht door de Democraten om mij te verslaan”) een eigen(gereide) koers, waarbij ze de beschikbare data nadrukkelijk links laten liggen? Is ‘niet weten’ gewaagd?
“The care of human life and happiness is the only legitimate object of good government,” moet Thomas Jefferson gezegd hebben. Gaat het dan helemaal mis met onze zo gekoesterde democratie indien “my ignorance is just as good as your knowledge”, zoals Isaac Asimov zich bezorgd afvroeg? Als uitsmijter nog deze van Charles Darwin: “Ignorance more frequently begets confidence than does knowledge: it is those who know little, not those who know much, who so positively assert that this or that problem will never be solved by science.” (jhv)
De feiten zijn de feiten, toch?
“Oh, wat een mooie!” Het dametje kirt verrukt. Mijn nochtans hyperactieve, speelse hond reageert instinctief afwachtend. Door ervaring geleerd, weet ik dat ik haar daarin maar beter kan bijtreden. “Mag ik hem eens strelen?” flapt de dame er in een spontane opwelling uit. Nog vooraleer ik kan antwoorden, steekt ze al een kwetsbaar knokig knuistje uit. Mogelijk merkt ze dan plots ons beider terughoudendheid op, want midden in haar beweging bedenkt ze zich en trekt ze aarzelend terug. Daarin ziet mijn hond echter net een uitnodiging tot interactie en ze hapt vrolijk naar de uitgestoken botjes met een rimpelig laagje leerachtig vel eroverheen.
Verschrikt deinst het dametje terug en in vertwijfeling vraagt ze, quasi zeker, zo lijkt het, van het onheilspellende antwoord: “Hij is toch niet agressief?” Enigszins beledigd dat iemand het onschuldige enthousiasme van mijn oogappel überhaupt voor agressiviteit kan houden, brom ik een afgemeten “Nee” en ik voeg eraan toe: “Het is trouwens een zij.” Welke teef wil er nu voor ‘reu’ uitgemaakt worden? Bovendien is de vaststelling zonder meer feitelijk correct, en door scha en schande wijzer geworden weet ik dat die boodschap op mensen wel eens een kalmerende uitwerking heeft, als het agressiviteit betreft, althans in verband met honden.
Of dat terecht is, laat ik in het midden. In mijn alwetendheid als verteller is het voor mij nu echter zonneklaar dat het, na deze rollercoaster van emoties en interpretaties van beide kanten, tussen het schriele dametje en mijn opgewonden hond op het vlak van vertrouwensband niet meer helemaal goed zal komen. Met een ietwat bruuskere beweging dan nodig maan ik mijn gezel aan om mij te volgen op mijn schielijke vlucht, terwijl ik een verontschuldiging mompel in de richting van het intussen verontwaardigd kijkende dametje. Na enkele tientallen meters is de rust in onze gelederen weergekeerd. De boze blik uit de verte negeren we nonchalant.
Je zou het een misverstand kunnen noemen, wellicht ingegeven door voorbarige conclusies, nodeloze interpretaties, verholen vooroordelen, en misschien zelfs onderdrukte angsten. Dat zijn nu eenmaal de dolle capriolen die het samenspel van ratio en emoties vertoont, waarbij het ongegeneerd een zootje maakt van het morsige proces dat we gemeenzaam aanduiden met ‘communicatie’. Zet daar vervolgens een megafoon op van het type televisie, radio of sociale media, en je krijgt een kakafonie van halve waarheden en boude leugens, vermomd als Groot Gelijk, die uitmondt in een eindeloos welles-nietes. Mijn hond kijkt naar me op en ik meen te begrijpen: “Krijg ik nu geen extra snoepje na mijn voorbeeldig gedrag van daarnet?”
Het is maar hoe je het bekijkt. (jhv)
Over Geluk en Gerechtigheid
Pet net boven de ogen, handen diep in de zakken van een warme, weerbestendige jas van een goed merk. Kuierend met de hond op de Scheldeoever of langs de vloedlijn, tol ik tussen mijn vingers een rolletje poepzakjes rond. Ongeacht de grillen van de natuur – al is een zachte bries altijd welgevallig – stap ik stevig door, de blik op oneindig. Als Geluk al bestaat – en eerlijk gezegd, heb ik daar zo mijn twijfels over, maar goed – dan komt dit toch aardig in de buurt.
Gedachten dwalen af. Robbie Rensenbrink, de Slangenmens, is niet meer. Bij wat nostalgisch aangelegde zestigers brengt het heengaan van de immer minzame, terughoudende dribbelaar onvermijdelijk herinneringen naar boven aan voetbal in de jaren zeventig en tachtig. Steeds weer herhalen de media de beelden van het Estadio Monumental Antonio Vespucio Liberti in Buenos Aires. Robbie speelde er op 25 juni 1978 de finale van het wereldkampioenschap.
Net voor affluiten en bij een gelijke stand schiet Robbie een bal op de paal. Weg is de winst, want in de verlengingen verliest Nederland van het thuisland. Verslagenheid alom! “We zijn bekocht en bestolen, belazerd en bedonderd!” In 1974 in Duitsland was Nederland immers ook al de betere ploeg geweest, en ook toen verloor het de finale van het thuisland. Robbie was er telkens bij, was vooral in 1978 weergaloos en had de held van de natie kunnen zijn.
Hoe onrechtvaardig! Net dat begrip verklaart ook de verbijstering waarmee supporters van Club Brugge begin jaren zeventig hadden vernomen dat hùn Robbie Rensenbrink naar grote rivaal RSC Anderlecht was getransfereerd. Verraad! Niet zo vreemd in de voetballerij, want nagenoeg in datzelfde tijdsgewricht is er de zaak-Bellemans, het roemruchte omkoopschandaal waarin Standard Luik en zijn trainer Raymond Goethals betrokken waren.
Voetbal gaat blijkbaar vlot hand-in-hand met onbegrijpelijk onrecht en venijnig verraad. Niet alleen voetbal trouwens. Het wereldkampioenschap cyclocross moét Mathieu van der Poel toch gewoon winnen? Met de vingers in de neus, als er in de sport nog gerechtigheid bestaat. Niemand anders kan zich een volwaardige wereldkampioen noemen, want Mathieu heeft het hele seizoen lang alles gewonnen wat er te winnen was. En toch moet je het altijd afwachten.
Evenmin als in voetbalwedstrijden gelden in een eendagskoers in het wielrennen immers de regels en wetten van de gerechtigheid. Is Gerechtigheid net als Gelijkheid of, pakweg, Geluk niet sowieso een abstract concept, een menselijk hersenspinsel, dat in de harde realiteit – in het wild, zeg maar – niet eens voorkomt? Intussen is mijn dartele hond, wars van concepten en andere gelijkaardige illusies, al een heel eind voor me uit gelopen. Even bijbenen… (jhv)
De kracht van verandering
Tien jaar is een hele tijd… Wat voor een dag was dit in 2009? Ik kijk naar mijn hond, die in een onbekommerde diepe slaap verzonken is, al zucht ze daarbij af en toe hartverscheurend. Zij was nog lang niet geboren, want onlangs is ze pas vier geworden. Waar was ik, wat deed ik? Google leert mij dat 11 oktober 2009 – godbetert – een zondag geweest moet zijn. Ooit zag ik een documentaire over iemand op het autismespectrum die dat uit zijn hoofd wist.
Op 11 oktober 2009, zo lees ik verder, is Pater Damiaan in Vaticaanstad heilig verklaard, en twee dagen eerder kreeg Barack Obama, als zittende president van de Verenigde Staten, wat prematuur de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Enkele dagen later stemden de Sinjoren in een volksraadpleging tégen de aanleg van de Oosterweelverbinding; intussen zijn de werken in een voorbereidende fase volop van start gegaan. Jazeker, tien jaar is een hele tijd…
De zwarte labrador Lennox, die mijn bestaan op in- en aangrijpende wijze op andere rails wist te zetten, was toen nog in de fleur van zijn leven. Mijn vader daarentegen lag al meer dan een jaar onder de zoden. Ze hebben elkaar goed gekend, die twee, en er was een onuitgesproken band, dat kon je duidelijk zien. Tijdens voetbalwedstrijden op tv lag Lennox steevast aan zíjn voeten, nooit aan de mijne. Ik heb het hen intussen vergeven. Ja, tien jaar is een hele tijd…
Niet dat iets van dat alles me op welke wijze dan ook helpt om me voor de geest te halen wat voor een mens ik toen was. Je bent geneigd te denken: dezelfde als vandaag, toch? Daar ben ik niet zo zeker van… Misschien was ik op 11 oktober 2009 een veel genietbaarder mens dan vandaag, of net niet. En op 21 oktober? We zullen zien. Al ontbreekt elk referentiepunt, na al die jaren. Want tien jaar is een hele tijd en ik herinner het me allemaal niet meer zo goed…
Verandering is namelijk even onverbiddelijk als onvermijdelijk. (jhv)
P.S.: Deze mijmering is onwillekeurig op een 11de oktober tot stand gekomen, maar quasi zonder noemenswaardig betekenisverlies had dat ook op eender welke andere datum gekund. Doet u de oefening zelf ook maar eens, met vandaag als uitgangspunt, of morgen, of…
Denken is als doelloos dolen
“Weet je wat? We gaan nog eens langs bij die lieve meneer. Goeiedag zeggen.” Ze kwispelt. Het kan niet anders of ze verstaat wat ik zeg. Dat moet haast wel, toch? Ongetwijfeld ziet ze die lieve meneer al voor zich. Als ik zwijg en wat voor me uit blijf staren, is de verwachting snel voorbij dat er misschien een snoepje zal volgen. Enigszins teleurgesteld gaat ze dan maar in haar mand liggen. Al bij al is het best wel een opwindende ochtendwandeling geweest…
Het staren wordt een gefocuste blik. Van waar ik zit, kan ik uit het raam kijken en ginds, wat verderop, flikkeren blauwe lichten. Meteen schakelt de adrenaline een standje hoger, want de doemideeën buitelen over elkaar heen: wat zou er gebeurd zijn? Toch wel geen gasontploffing zeker, zoals onlangs aan de andere kant van de stad? Of loopt er weer een onverlaat met dure drank weg uit de naburige supermarkt, zonder er eerst voor te hebben betaald, welteverstaan?
“Je moet niet alles geloven wat je allemaal denkt.” Facebook en Instagram bevoorraden ons tegenwoordig met dat soort wijsheden, die je destijds op kalenders aantrof, of ingekaderd bij oma aan de muur. Het klopt natuurlijk wel: de ene gedachte roept zomaar een volgende op, schijnbaar willekeurig, puur associatief, en voor je het goed en wel door hebt, kun je je allang niet meer herinneren wat je oorspronkelijke hersenspinsel ook weer was. Alzheimer knipoogt.
Het is als surfen op YouTube: van de ene hyperlink naar de volgende, zonder richting of doel. Was het niet de onnavolgbare Mark Twain die ooit zei of schreef: “Some of the worst things in my life never happened.” Zo is het maar net. Zowel mijn trouwe K9 metgezel als ikzelf zijn die lieve meneer bijvoorbeeld allang weer vergeten. Uit het oog is uit het hart. De plicht roept. Voor wat hoort wat. Met dat soort banale platitudes kom je een heel eind in het leven. (jhv)
Het voortdurende jij
Achter
huilende eerste scheetjes
met poezelige vingers en tenen
van kapotgevallen knieën tot
fel gebloemde kleedjes
te kort voor wervelende hormonen
vol van eerst verloren verlangens en vroeg gestolen dromen
naar onrustig kabbelend water over
potige gedachten van had ik dit of zou ik zo later
knipper jij
vanonder goudblond spinsel ragfijn en uiterst traag
de zon achter Italiaanse bergtoppen
Stijn Goossens
Groen, lekker en gezond
“Verrek, wat heb ik een honger!” Tja, wat wil je… Vier uur trein vanuit het zuiden, dan in zeven haasten naar de metro voor de verplaatsing naar een ander Parijs’ station, om toch maar vooral de verbinding niet te missen… Enfin, in het Gare du Nord hebben we nog wel wat tijd over. Even rondkijken of er iets te eten valt. Op verfijnde gastronomische verwennerijen moet je hier niet rekenen. “Kijk, daar, Five Guys… Eens proberen?” Ach, waarom ook niet…
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit in mijn leven een fastfoodmaaltijd gegeten heb, waaraan mijn lichaam nadien zo veel werk heeft gehad om die junk weer uit mijn systeem te krijgen. Ik heb eerst zelfs ontzettend veel moeite moeten doen om die vettige troep überhaupt tot mij genomen te krijgen. Vergis u niet: ik ben lang niet vies van vetlapperijen en zoetigheden waar Pascale Naessens onwel van wordt en waar zelfs Jeroen Meus van met de ogen knippert…
“O, maar je vergist je: zo’n maaltijd is lekker en gezond!” Iemand zei dat écht! Weliswaar niet over een degustatie bij Five Guys, maar bij McDonald’s, al betwijfel ik – hoewel ik niet uit ervaring kan spreken – of dat veel verschil uitmaakt. Wellicht draagt het in niet geringe mate bij tot de zinsverbijstering bij de spreker dat zijn zoon een hoge pief is bij McDonald’s en dat de man er dus gratis en voor niets mag aanschuiven, maar toch… Er zijn fatsoensgrenzen!
McDonald’s omschrijven als “lekker en gezond” – dat laatste wellicht omdat ze er sinds enige tijd ook een slaatje op het menu hebben – doet me denken aan veel andere van de pot gerukte claims die je in de reclame tegenkomt. Neem nu al die salonfähige auto’s van tegenwoordig: ze zijn ‘Green’, ‘Eco’ en zelfs ‘Eco Plus’! Let wel: het gaat hier niet om elektrische auto’s, maar wel degelijk over kwalificaties van voertuigen met benzine- en dieselmotoren, hé!
Die zogenaamde ‘groene’ auto’s zouden ‘milieuvriendelijk’ zijn… Omdat ze net iéts minder CO2 uitstoten? Kom nou, ernstig blijven! Nog zoiets: ‘Light’. Zijn voedingsmiddelen met die toevoeging achter (of voor) hun naam écht zoveel beter voor de gezondheid? Als onderzoek uitwijst dat ze nog altijd behoorlijk calorierijk, vet of gesuikerd zijn, en dat we er bovendien méér van gaan consumeren omdat het ‘immers minder kwaad kan’, dan is het effect… Zero!
Michael Braungart en William McDonough zagen het goed: “Less bad is still no good.” (jhv)
De waan van de dag
“Halt! Hier moet ik even wat grondiger naar kijken.” Mij is niet meteen duidelijk wat aan die ene graspol nu zo waanzinnig interessant is, maar ik ben dan ook geen hond. Soms komt er zelfs een gravende voorpoot aan te pas. Op andere plaatsen perst mijn metgezel er voor de zoveelste keer, als reactie op de geregistreerde boodschap, nog een paar extra druppeltjes uit. In mijn ijdele onschuld heb ik ooit gedacht dat al die tussenstops sanitair van inslag waren…
Mijn wandeltempo is aan dit ‘grond-scrollen’ aangepast. Onderwijl welt het vermoeden in me op dat ‘likes’ en andere goed- of afkeuringen van ontboezemingen op sociale media – veelal middels emoticons gecommuniceerd – misschien vormen van menselijk markeergedrag zijn. Daarbij valt me overigens op dat van de vier basisgevoelens – Blij, Boos, Bedroefd, Bang – er drie vertegenwoordigd zijn in het rijtje Facebook-emoji’s, maar dat er eentje ontbreekt…
Wat onze dierbare viervoeters bezielt bij goed- of afkeuringen blijft gissen, maar dat directe emoties een drijfveer voor hun reacties zijn, staat buiten kijf. Kom ‘live’ een K9-collega tegen en alle emoties passeren de revue. “Daar! Wacko! Wild spelen! Top!” – “Ginds! Filou! Mijn hormonen slaan op hol!” – “Hoor die Soekie eens kwaadaardig grommen en keffen! Krijgt van hetzelfde laken een pak!” – “Jazzy, zo’n enorme loebas! In een boog eromheen, a.u.b.!”
Wie al die hondennamen verzint, weet ik niet, maar dat bij luide vuurwerkknallen de staart steevast tussen de poten getrokken zit, weet ik wel. Bang hoort er dus helemaal bij. Zoals bij het zien van een dier dat duidelijk van een andere soort is – neem een kat bijvoorbeeld, of een konijn – de impuls om erachteraan te gaan en er komaf mee te maken, onbeheersbaar is. Wat? Onbeheersbaar? Ach, kom! Wij, mensen, beschikken wel over Cultuur en Beschaving, hoor!
Dusdanig mijmerend staar ik in de verte, tot het me opvalt dat een van de toonbeelden van Hoogstaande Menselijke Beschaving – namelijk de Antwerpse kathedraal, op de andere oever – aan mijn zicht onttrokken is! Traag kruipen de wankele bakjes van een reuzenrad omhoog – of ze glijden, zo u wil, omlaag – als betrof het een kitscherige metafoor voor het leven zelve. (Dat moet toeval zijn, nu de kersttijd eraan komt.) Boven wacht wellicht een weids uitzicht.
Een verrassende rust daalt over me neer. Zo’n adembenemende weidsheid kan niet anders dan bijdragen tot je relativeringsvermogen, weg van de hectische, reactieve emo-waan van de dag. Dan beklemt me echter weer de gedachte dat je in zo’n bakje, in zo’n rad ronddraaiend… geen kant op kunt, gedoemd om je te schikken naar hoe de wereld draait, ook als je kritische vragen hebt. Zoals wanneer het ene huizenhoge cruiseschip na het andere het zicht op de magistrale kathedraaltoren belemmert. Het is Wintermarkt in ’t Stad. Moet de kassa rinkelen? (jhv)
Zo goed als onbereikbaar
Vanop de Antwerpse Linkeroever komt de skyline van ’t Stad uitstekend tot zijn recht. Mijn hond wil dan ook dolgraag elke dag de statige toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal gaan bekijken. Die toren kunnen we met enige verbeeldingskracht vanuit het livingraam van ons appartement ook wel zien, edoch – weer of geen weer – deze halsstarrige viervoetster zàl willens nillens dagelijks haar uitstapjes maken, waarbij zij van de gelegenheid gebruik maakt om haar sanitaire behoeften te doen. Al bij al vind ik dat wel een verdedigbare ruildeal, want binnen in het appartement zou het anders nogal een gedoe geven… We houden het netjes.
In dit herfstige seizoen vallen er op het riant met bomen omzoomde plein waar wij resideren en flaneren, véél bladeren. Sommigen verwijten dat hun overheid, meen ik ergens gelezen te hebben. Toch is het niet zozeer dàt wat de bewoners van ‘ons’ ruim bemeten plein dezer dagen bedroeft. Het grote kruispunt van het plein met de lommerrijke laan die we elke dag inslaan, is één gigantische bouwwerf. Eandis en andere nutsmaatschappijen voeren een regelrechte openhartoperatie uit, die al weken aan de gang is en waarvan het einde nog lang niet in zicht is. “Tot maart 2019”, staat te lezen op de borden die het parkeren in de omgeving verbieden.
Achter bergen zand en hoog opgeschoten graafmachines is de entree van de supermarkt die aan dat kruispunt gelegen is, nog amper te zien. Al enige tijd is de winkel voor de gebruikers van rollators, wandelstokken en krukken, die je normaal in groten getale in die buurtwinkel aantreft, zelfs zo goed als ontoegankelijk geworden. Tijdelijk, zeker, maar toch… Je krijgt voorwaar te doen met de hardwerkende uitbater en zijn personeel. Hoe overleeft een winkel, die ook maar gewoon zijn omgeving van voedingswaren probeert te voorzien, zo’n aanslag op zijn zichtbaarheid en toegankelijkheid? Ik kan me het verbeten tandengeknars al voorstellen.
Op enkele aanloopstraten staan borden met “De winkel is bereikbaar” – en met een 4×4 of met rupsbanden ís dat ook wel zo – maar of ze veel uithalen? Deze supermarkt is noodlijdend, dat kan haast niet anders. Het is het stille kleine lijden waaraan de grote luide media (sociale en andere) verhoudingsgewijs weinig aandacht besteden. Nochtans gaat bij gewone stervelingen, net wanneer ze overdosissen van dat soort doordeweeks gesukkel ervaren in hun dagelijkse biotoop, het kwaad bloed aan de kook, er komt stoom uit hun oren en verkramping slaat toe… Machteloosheid tegen monsterlijke machinerieën wekt kathedraaltorenhoge frustraties.
Mijn hond zal het intussen allemaal worst wezen. Geen zier sociaal gevoel, die beesten, zo lijkt het wel, maar net een hónd kun je dààr moeilijk van verdenken. Zij vindt die graafwerken met bijbehorend lawaai best wel spannend: omgewoelde aarde om haar neus in te steken en – godbetert – er putten in te graven. Dat het na afloop van onze uitjes alsnog een zootje wordt in ons appartement, met al dat zand en zelfs de klodders modder die aan haar ledematen (en mijn schoeisel) kleven, horen er volgens haar nu eenmaal bij. Als ik heel eerlijk ben, moet ik haar gelijk geven: het is klein bier bij wat de supermarkt op de hoek te verwerken krijgt. (jhv)
Geloosd aan de waterkant
“You don’t understand! I coulda had class. I coulda been a contender. I coulda been somebody, instead of a bum, which is what I am. Let’s face it.” Dit weergaloze citaat komt uit de film On the waterfront van begin jaren vijftig. Ik kan u die prent van harte aanbevelen.
Verder is elk verband met dit stukje ver te zoeken, hoor, tenzij… dàt gevoel! Wie anders dan de onnavolgbare Marlon Brando weet zo treffend in enkele zinnetjes de intens deprimerende ervaring tot leven te wekken van hoe het is om een mislukkeling te zijn, een weekdier, een zwakkeling, een loser. Overvalt dat neerslachtige sentiment u bij gelegenheid ook wel eens?
Gebukt over een hondendrol. Dat is zo’n moment waarop ik me steevast afvraag: waar ben ik begot mee bézig? Mijn hond kijkt me aan met zo’n blik van: ik heb hier verder niks mee te maken, ik heb de drol gedropt waarvoor we sowieso gekomen waren, en volgens mij kunnen we nu meteen weer verder, want daar ruik ik alweer iets lekkers. Ik bijt hem gefrustreerd toe – want dàt doe ik dus óók: onderweg tegen mijn hond praten… – dat de burgerplicht roept. Sta ik me daar vervolgens wat aan te klooien met de stront van mijn hond, alsof we een of andere grove misdaad hebben begaan. Daarbij maak ik gebruik van een plastic zakje – uiteraard bio-afbreekbaar, wat had u gedacht! – dat slechts na al te veel geworstel van het rolletje loskomt.
Laat ik het niet hebben over de keren dat het te goedkope zakje tijdens al dat geruk scheurt en opensplijt – wie bij de Action winkelt, spaart een hoop geld uit, dat dan weer wel… – en wat de gevolgen daarvan zijn voor je handen of je jas… Of de keren waarop ik in het halfduister de diep geprofileerde zool van mijn laars eerst krachtdadig in de zachte excrementen geplant heb. Oók heel zielig allemaal, ik wéét het, maar daar gaat het hier nu niet om. Wel om dat moment waarop je rechtkomt en met het dichtgeknoopte poepzakje in de hand om je heen kijkt. Voordien was het je niet zo opgevallen, maar… hoe smérig is het hier aan de waterkant!
Wat een loser ben ik, zoals ik hier, mijn gevuld poepzakje omklemmend, verbluft sta rond te gapen. Alsof ik ’t Ruimerke ben, loop ik mijn hond achterna om zijn natuurlijk gevoeg op te vangen, terwijl zwerfvuil met een stuitende vanzelfsprekendheid alomtegenwoordig lijkt. Wie werpt toch al die rotzooi zomaar in de berm? Maakt een flink deel van de mensheid zich dan volstrekt nergens zorgen over? Lege plastic frisdrankflesjes, volledige verpakkingen van friet-met-stoofvlees-en-mayonaise (het kan ook curryworst geweest zijn, ik wil ervan af zijn, mijn rondsnuffelende hond kan dat ongetwijfeld preciezer zeggen), een verbrijzelde Eristoff-fles (glasscherven en hondenpootjes: een no go-combinatie!)… Enfin, ik bespaar u de details.
We hebben het hier over een doordeweekse werkdag, niet de maandagochtend na een zonnig zomers weekend met veel picknickende zonnekloppers, niet The Day After een mega-event als de Ten Miles, waar zo’n veertigduizend mensen op afkomen, of Linkerwoofer, dat enkele dagen aan een stuk duurt. Neen, een gewone herfstige ochtend in de week. Ik verveel u verder niet met een apocalyptische beschrijving van hoe deze plek er na een dolle Nieuwjaarsnacht uitziet… Tot het me plots overvalt: waarom zou ík mij de loser moeten voelen, ik die mij dat aantrek en die het afval dat ik zelf onvermijdelijk genereer, plichtbewust in vuilnisbakken deponeer? Waarom zou ik een verzuurde zeurpiet zijn, als ik daar mijn beklag over maak?
Wie is hier in feite de loser? Weet je wat Marlon Brando zou zeggen tegen al wie zwerfvuil achterlaat? “You don’t understand! You coulda had class. You coulda been a contender. You coulda been somebody, instead of a bum, which is what you are. Let’s face it.” (jhv)
Pleidooi voor terughoudendheid
“Daar ligt iets lekkers!” Trek, trek. Snuffel, snuffel. “Kom, genoeg nu. We gaan oversteken.” Net wanneer ik een voetzool op het asfalt denk neer te vlijen, zie ik dat een auto aangereden komt. Hij houdt wat in en gebaart van: “Steek gerust over, neem uw tijd, ik temporiseer wel even.” Echt stoppen doet hij niet, maar dit komt wel goed, dat zie je zo.
Tot uit de zijstraat van rechts een andere auto met gierende banden en luid claxonnerend zijn voorrang opeist. Hij dwingt de eerste bestuurder, die met zijn flank intussen al ruimschoots ter hoogte van de zijstraat was gekomen, om alsnog behoorlijk cru in de remmen te gaan. Bestuurder A is perplex, de hond schrikt, de wandelaar is verontwaardigd.
Een vreedzaam verkeerstafereeltje is in fracties van seconden verworden tot een Trumpiaanse cocktail van haantjesgedrag, agressie, ordeverstoring, onveiligheid. Zeker, de man-van-rechts had voorrang, dat klopt. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dat hoeft ook totaal niet, want daar gaat het niet om. Er rijzen andere vragen bij deze ochtendlijke scène.
Néém je voorrang of kríjg je die? Gaan bureaucratische regels voor op een goedgemutste verstandhouding tussen welmenende burgers? Kan risicogedrag met bijbehorend gevaar en aansluitende verzuring gebaat zijn bij wat onderlinge mildheid en enige terughoudendheid? Draag gerust uw argumenten pro aan of opper uw steekhoudende bezwaren.
Het is veel gevraagd, ik besef het, want IK wil NU wat IK voor ogen heb, en JIJ staat in de weg op mijn kortste route van A naar B. Dat JIJ ook een route aan het volgen bent, zal MIJ worst wezen. De volstrekt onschuldige hond lap IK al helemààl – haast letterlijk! – aan mijn laars. In MIJN wereld ben IK de protagonist, JIJ speelt een klein bijrolletje.
Je zou het een kwestie van perspectief kunnen noemen. Zoals in het citaat van de onvolprezen filosoof Muhammad Ali: “Looking at life from a different perspective makes you realize that it is not the deer that is crossing the road, rather it is the road that is crossing the forest.” De hond in dit bitse kegelspel-met-auto’s is het daar alvast roerend mee eens… (jhv)
(zonder titel)
Respectvol getuig ik hoe
jouw hart
tippe trippe trap
overstag gaat
bij één en twee paar
aan een uitnodigende kier
afwachtend vastberaden voeten
Liefdevol beschik ik
ruim deken en bed
maak plaats voor
in oxytocine gedrenkte
oerliefde
God schiep de moeder
en ik zag dat het goed was
Stijn Goossens
Geïnformeerd of geïnfecteerd?
Goed dat de tijd weer gekomen is om mijn hond uit te laten. Even een eindje omlopen, ver weg van de constante pop-up van coronanieuws en virale berichtgeving. Deze ochtend was die weer alomtegenwoordig. Voortaan zijn we immers niet langer het kneusje van Europa of de wereld: België heeft nu officieel zijn eerste coronadode! Als vanouds – ongehinderd door breaking of ander news – snuffelt mijn hond zorgeloos de berm af, op zoek naar een geschikt plekje om haar behoefte te doen. De wereld in een kluitje aarde.
Maakt net dàt een hondenleven zo benijdenswaardig? De nieuwsvrije zorgenloosheid van niet te weten, niet te hoeven weten, en daar vrede mee te hebben? Als ik heel eerlijk ben, moet ik trouwens bekennen dat ik de meest spraakmakende historische gebeurtenissen van de voorbije decennia zelf ook niet van nabij heb meegemaakt. Ik heb het allemaal maar van horen zeggen. Zonder de wijsheid van geschiedenisboeken en zonder de hypes en de heisa van pers en media, zou ik uit de eerste hand van zeer weinig op de hoogte zijn.
Hoe zou het leven aan mij voorbijgegaan zijn, als ik niets geweten had van Marc Dutroux, de CCC of de Bende van Nijvel, Neil en Lance Armstrong, Prince of David Bowie (beiden nooit live gezien, en als ik goed ben ingelicht, zit dat er ook niet meer in…), 9/11 en de Bataclan, natuurrampen en hongersnoden. Mijn communicatieapparaten en informatiekanalen zijn tot de nok gevuld en tot de rand geïnfecteerd met tweedehandse gegevens die ik voetstoots voor waar aanneem. Is Philippe Geubels misschien gewoon The Joker?
Of de Vlaamse wielerwedstrijden in de komende periode worden afgelast of niet, ik zal het enkel op mijn televisiescherm of aan mijn livestream merken. De kermiskoers van Wilrijk, ja, die heb ik vijftig jaar geleden live aanschouwd, met niemand minder dan Eddy Merckx onder de deelnemers. (Die is écht wel écht, hoor: jaren later heb ik de bijzondere eer genoten om de sportieve hoogwaardigheidsbekleder hoogstpersoonlijk de hand te schudden. Al zou dat nu wellicht preventief een elleboogje zijn, vermoed ik, maar goed.)
Marco Pantani, die is óók écht. Dat weet ik, want ik stond langs de Rue Rivoli in Parijs toen het Tourpeloton er in 1998 zijn blijde intrede deed voor de slotetappe op de Champs Elysées. Enfin, dat dénk ik tenminste, want tegen een slordige vijftig per uur was het peloton in geen tijd voorbij, wat gezichtsherkenning onmogelijk maakte. In de buik van het peloton heb ik evenwel een volslagen in het geel gehulde figuur ontwaard, en dat moét de Italiaanse halfgod geweest zijn. Met eigen ogen? Ja en neen dus, alles is relatief…
Waarop baseren onze beleidsmakers en volksmenners hun oordelen en interpretaties? Zijn zij eveneens overgeleverd aan tweede- en derdehandse informatie en extrapolaties? Waarom dan varen illustere stuurlui als Bart Tommelein (“in Oostende laat ík wél publieksmanifestaties in zaal toe, want ík zie geen reden tot paniek”) en Donald Trump (“corona is een hoax, bedacht door de Democraten om mij te verslaan”) een eigen(gereide) koers, waarbij ze de beschikbare data nadrukkelijk links laten liggen? Is ‘niet weten’ gewaagd?
“The care of human life and happiness is the only legitimate object of good government,” moet Thomas Jefferson gezegd hebben. Gaat het dan helemaal mis met onze zo gekoesterde democratie indien “my ignorance is just as good as your knowledge”, zoals Isaac Asimov zich bezorgd afvroeg? Als uitsmijter nog deze van Charles Darwin: “Ignorance more frequently begets confidence than does knowledge: it is those who know little, not those who know much, who so positively assert that this or that problem will never be solved by science.” (jhv)
De feiten zijn de feiten, toch?
“Oh, wat een mooie!” Het dametje kirt verrukt. Mijn nochtans hyperactieve, speelse hond reageert instinctief afwachtend. Door ervaring geleerd, weet ik dat ik haar daarin maar beter kan bijtreden. “Mag ik hem eens strelen?” flapt de dame er in een spontane opwelling uit. Nog vooraleer ik kan antwoorden, steekt ze al een kwetsbaar knokig knuistje uit. Mogelijk merkt ze dan plots ons beider terughoudendheid op, want midden in haar beweging bedenkt ze zich en trekt ze aarzelend terug. Daarin ziet mijn hond echter net een uitnodiging tot interactie en ze hapt vrolijk naar de uitgestoken botjes met een rimpelig laagje leerachtig vel eroverheen.
Verschrikt deinst het dametje terug en in vertwijfeling vraagt ze, quasi zeker, zo lijkt het, van het onheilspellende antwoord: “Hij is toch niet agressief?” Enigszins beledigd dat iemand het onschuldige enthousiasme van mijn oogappel überhaupt voor agressiviteit kan houden, brom ik een afgemeten “Nee” en ik voeg eraan toe: “Het is trouwens een zij.” Welke teef wil er nu voor ‘reu’ uitgemaakt worden? Bovendien is de vaststelling zonder meer feitelijk correct, en door scha en schande wijzer geworden weet ik dat die boodschap op mensen wel eens een kalmerende uitwerking heeft, als het agressiviteit betreft, althans in verband met honden.
Of dat terecht is, laat ik in het midden. In mijn alwetendheid als verteller is het voor mij nu echter zonneklaar dat het, na deze rollercoaster van emoties en interpretaties van beide kanten, tussen het schriele dametje en mijn opgewonden hond op het vlak van vertrouwensband niet meer helemaal goed zal komen. Met een ietwat bruuskere beweging dan nodig maan ik mijn gezel aan om mij te volgen op mijn schielijke vlucht, terwijl ik een verontschuldiging mompel in de richting van het intussen verontwaardigd kijkende dametje. Na enkele tientallen meters is de rust in onze gelederen weergekeerd. De boze blik uit de verte negeren we nonchalant.
Je zou het een misverstand kunnen noemen, wellicht ingegeven door voorbarige conclusies, nodeloze interpretaties, verholen vooroordelen, en misschien zelfs onderdrukte angsten. Dat zijn nu eenmaal de dolle capriolen die het samenspel van ratio en emoties vertoont, waarbij het ongegeneerd een zootje maakt van het morsige proces dat we gemeenzaam aanduiden met ‘communicatie’. Zet daar vervolgens een megafoon op van het type televisie, radio of sociale media, en je krijgt een kakafonie van halve waarheden en boude leugens, vermomd als Groot Gelijk, die uitmondt in een eindeloos welles-nietes. Mijn hond kijkt naar me op en ik meen te begrijpen: “Krijg ik nu geen extra snoepje na mijn voorbeeldig gedrag van daarnet?”
Het is maar hoe je het bekijkt. (jhv)
Over Geluk en Gerechtigheid
Pet net boven de ogen, handen diep in de zakken van een warme, weerbestendige jas van een goed merk. Kuierend met de hond op de Scheldeoever of langs de vloedlijn, tol ik tussen mijn vingers een rolletje poepzakjes rond. Ongeacht de grillen van de natuur – al is een zachte bries altijd welgevallig – stap ik stevig door, de blik op oneindig. Als Geluk al bestaat – en eerlijk gezegd, heb ik daar zo mijn twijfels over, maar goed – dan komt dit toch aardig in de buurt.
Gedachten dwalen af. Robbie Rensenbrink, de Slangenmens, is niet meer. Bij wat nostalgisch aangelegde zestigers brengt het heengaan van de immer minzame, terughoudende dribbelaar onvermijdelijk herinneringen naar boven aan voetbal in de jaren zeventig en tachtig. Steeds weer herhalen de media de beelden van het Estadio Monumental Antonio Vespucio Liberti in Buenos Aires. Robbie speelde er op 25 juni 1978 de finale van het wereldkampioenschap.
Net voor affluiten en bij een gelijke stand schiet Robbie een bal op de paal. Weg is de winst, want in de verlengingen verliest Nederland van het thuisland. Verslagenheid alom! “We zijn bekocht en bestolen, belazerd en bedonderd!” In 1974 in Duitsland was Nederland immers ook al de betere ploeg geweest, en ook toen verloor het de finale van het thuisland. Robbie was er telkens bij, was vooral in 1978 weergaloos en had de held van de natie kunnen zijn.
Hoe onrechtvaardig! Net dat begrip verklaart ook de verbijstering waarmee supporters van Club Brugge begin jaren zeventig hadden vernomen dat hùn Robbie Rensenbrink naar grote rivaal RSC Anderlecht was getransfereerd. Verraad! Niet zo vreemd in de voetballerij, want nagenoeg in datzelfde tijdsgewricht is er de zaak-Bellemans, het roemruchte omkoopschandaal waarin Standard Luik en zijn trainer Raymond Goethals betrokken waren.
Voetbal gaat blijkbaar vlot hand-in-hand met onbegrijpelijk onrecht en venijnig verraad. Niet alleen voetbal trouwens. Het wereldkampioenschap cyclocross moét Mathieu van der Poel toch gewoon winnen? Met de vingers in de neus, als er in de sport nog gerechtigheid bestaat. Niemand anders kan zich een volwaardige wereldkampioen noemen, want Mathieu heeft het hele seizoen lang alles gewonnen wat er te winnen was. En toch moet je het altijd afwachten.
Evenmin als in voetbalwedstrijden gelden in een eendagskoers in het wielrennen immers de regels en wetten van de gerechtigheid. Is Gerechtigheid net als Gelijkheid of, pakweg, Geluk niet sowieso een abstract concept, een menselijk hersenspinsel, dat in de harde realiteit – in het wild, zeg maar – niet eens voorkomt? Intussen is mijn dartele hond, wars van concepten en andere gelijkaardige illusies, al een heel eind voor me uit gelopen. Even bijbenen… (jhv)
De kracht van verandering
Tien jaar is een hele tijd… Wat voor een dag was dit in 2009? Ik kijk naar mijn hond, die in een onbekommerde diepe slaap verzonken is, al zucht ze daarbij af en toe hartverscheurend. Zij was nog lang niet geboren, want onlangs is ze pas vier geworden. Waar was ik, wat deed ik? Google leert mij dat 11 oktober 2009 – godbetert – een zondag geweest moet zijn. Ooit zag ik een documentaire over iemand op het autismespectrum die dat uit zijn hoofd wist.
Op 11 oktober 2009, zo lees ik verder, is Pater Damiaan in Vaticaanstad heilig verklaard, en twee dagen eerder kreeg Barack Obama, als zittende president van de Verenigde Staten, wat prematuur de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Enkele dagen later stemden de Sinjoren in een volksraadpleging tégen de aanleg van de Oosterweelverbinding; intussen zijn de werken in een voorbereidende fase volop van start gegaan. Jazeker, tien jaar is een hele tijd…
De zwarte labrador Lennox, die mijn bestaan op in- en aangrijpende wijze op andere rails wist te zetten, was toen nog in de fleur van zijn leven. Mijn vader daarentegen lag al meer dan een jaar onder de zoden. Ze hebben elkaar goed gekend, die twee, en er was een onuitgesproken band, dat kon je duidelijk zien. Tijdens voetbalwedstrijden op tv lag Lennox steevast aan zíjn voeten, nooit aan de mijne. Ik heb het hen intussen vergeven. Ja, tien jaar is een hele tijd…
Niet dat iets van dat alles me op welke wijze dan ook helpt om me voor de geest te halen wat voor een mens ik toen was. Je bent geneigd te denken: dezelfde als vandaag, toch? Daar ben ik niet zo zeker van… Misschien was ik op 11 oktober 2009 een veel genietbaarder mens dan vandaag, of net niet. En op 21 oktober? We zullen zien. Al ontbreekt elk referentiepunt, na al die jaren. Want tien jaar is een hele tijd en ik herinner het me allemaal niet meer zo goed…
Verandering is namelijk even onverbiddelijk als onvermijdelijk. (jhv)
P.S.: Deze mijmering is onwillekeurig op een 11de oktober tot stand gekomen, maar quasi zonder noemenswaardig betekenisverlies had dat ook op eender welke andere datum gekund. Doet u de oefening zelf ook maar eens, met vandaag als uitgangspunt, of morgen, of…
Denken is als doelloos dolen
“Weet je wat? We gaan nog eens langs bij die lieve meneer. Goeiedag zeggen.” Ze kwispelt. Het kan niet anders of ze verstaat wat ik zeg. Dat moet haast wel, toch? Ongetwijfeld ziet ze die lieve meneer al voor zich. Als ik zwijg en wat voor me uit blijf staren, is de verwachting snel voorbij dat er misschien een snoepje zal volgen. Enigszins teleurgesteld gaat ze dan maar in haar mand liggen. Al bij al is het best wel een opwindende ochtendwandeling geweest…
Het staren wordt een gefocuste blik. Van waar ik zit, kan ik uit het raam kijken en ginds, wat verderop, flikkeren blauwe lichten. Meteen schakelt de adrenaline een standje hoger, want de doemideeën buitelen over elkaar heen: wat zou er gebeurd zijn? Toch wel geen gasontploffing zeker, zoals onlangs aan de andere kant van de stad? Of loopt er weer een onverlaat met dure drank weg uit de naburige supermarkt, zonder er eerst voor te hebben betaald, welteverstaan?
“Je moet niet alles geloven wat je allemaal denkt.” Facebook en Instagram bevoorraden ons tegenwoordig met dat soort wijsheden, die je destijds op kalenders aantrof, of ingekaderd bij oma aan de muur. Het klopt natuurlijk wel: de ene gedachte roept zomaar een volgende op, schijnbaar willekeurig, puur associatief, en voor je het goed en wel door hebt, kun je je allang niet meer herinneren wat je oorspronkelijke hersenspinsel ook weer was. Alzheimer knipoogt.
Het is als surfen op YouTube: van de ene hyperlink naar de volgende, zonder richting of doel. Was het niet de onnavolgbare Mark Twain die ooit zei of schreef: “Some of the worst things in my life never happened.” Zo is het maar net. Zowel mijn trouwe K9 metgezel als ikzelf zijn die lieve meneer bijvoorbeeld allang weer vergeten. Uit het oog is uit het hart. De plicht roept. Voor wat hoort wat. Met dat soort banale platitudes kom je een heel eind in het leven. (jhv)
Het voortdurende jij
Achter
huilende eerste scheetjes
met poezelige vingers en tenen
van kapotgevallen knieën tot
fel gebloemde kleedjes
te kort voor wervelende hormonen
vol van eerst verloren verlangens en vroeg gestolen dromen
naar onrustig kabbelend water over
potige gedachten van had ik dit of zou ik zo later
knipper jij
vanonder goudblond spinsel ragfijn en uiterst traag
de zon achter Italiaanse bergtoppen
Stijn Goossens
Groen, lekker en gezond
“Verrek, wat heb ik een honger!” Tja, wat wil je… Vier uur trein vanuit het zuiden, dan in zeven haasten naar de metro voor de verplaatsing naar een ander Parijs’ station, om toch maar vooral de verbinding niet te missen… Enfin, in het Gare du Nord hebben we nog wel wat tijd over. Even rondkijken of er iets te eten valt. Op verfijnde gastronomische verwennerijen moet je hier niet rekenen. “Kijk, daar, Five Guys… Eens proberen?” Ach, waarom ook niet…
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit in mijn leven een fastfoodmaaltijd gegeten heb, waaraan mijn lichaam nadien zo veel werk heeft gehad om die junk weer uit mijn systeem te krijgen. Ik heb eerst zelfs ontzettend veel moeite moeten doen om die vettige troep überhaupt tot mij genomen te krijgen. Vergis u niet: ik ben lang niet vies van vetlapperijen en zoetigheden waar Pascale Naessens onwel van wordt en waar zelfs Jeroen Meus van met de ogen knippert…
“O, maar je vergist je: zo’n maaltijd is lekker en gezond!” Iemand zei dat écht! Weliswaar niet over een degustatie bij Five Guys, maar bij McDonald’s, al betwijfel ik – hoewel ik niet uit ervaring kan spreken – of dat veel verschil uitmaakt. Wellicht draagt het in niet geringe mate bij tot de zinsverbijstering bij de spreker dat zijn zoon een hoge pief is bij McDonald’s en dat de man er dus gratis en voor niets mag aanschuiven, maar toch… Er zijn fatsoensgrenzen!
McDonald’s omschrijven als “lekker en gezond” – dat laatste wellicht omdat ze er sinds enige tijd ook een slaatje op het menu hebben – doet me denken aan veel andere van de pot gerukte claims die je in de reclame tegenkomt. Neem nu al die salonfähige auto’s van tegenwoordig: ze zijn ‘Green’, ‘Eco’ en zelfs ‘Eco Plus’! Let wel: het gaat hier niet om elektrische auto’s, maar wel degelijk over kwalificaties van voertuigen met benzine- en dieselmotoren, hé!
Die zogenaamde ‘groene’ auto’s zouden ‘milieuvriendelijk’ zijn… Omdat ze net iéts minder CO2 uitstoten? Kom nou, ernstig blijven! Nog zoiets: ‘Light’. Zijn voedingsmiddelen met die toevoeging achter (of voor) hun naam écht zoveel beter voor de gezondheid? Als onderzoek uitwijst dat ze nog altijd behoorlijk calorierijk, vet of gesuikerd zijn, en dat we er bovendien méér van gaan consumeren omdat het ‘immers minder kwaad kan’, dan is het effect… Zero!
Michael Braungart en William McDonough zagen het goed: “Less bad is still no good.” (jhv)
De waan van de dag
“Halt! Hier moet ik even wat grondiger naar kijken.” Mij is niet meteen duidelijk wat aan die ene graspol nu zo waanzinnig interessant is, maar ik ben dan ook geen hond. Soms komt er zelfs een gravende voorpoot aan te pas. Op andere plaatsen perst mijn metgezel er voor de zoveelste keer, als reactie op de geregistreerde boodschap, nog een paar extra druppeltjes uit. In mijn ijdele onschuld heb ik ooit gedacht dat al die tussenstops sanitair van inslag waren…
Mijn wandeltempo is aan dit ‘grond-scrollen’ aangepast. Onderwijl welt het vermoeden in me op dat ‘likes’ en andere goed- of afkeuringen van ontboezemingen op sociale media – veelal middels emoticons gecommuniceerd – misschien vormen van menselijk markeergedrag zijn. Daarbij valt me overigens op dat van de vier basisgevoelens – Blij, Boos, Bedroefd, Bang – er drie vertegenwoordigd zijn in het rijtje Facebook-emoji’s, maar dat er eentje ontbreekt…
Wat onze dierbare viervoeters bezielt bij goed- of afkeuringen blijft gissen, maar dat directe emoties een drijfveer voor hun reacties zijn, staat buiten kijf. Kom ‘live’ een K9-collega tegen en alle emoties passeren de revue. “Daar! Wacko! Wild spelen! Top!” – “Ginds! Filou! Mijn hormonen slaan op hol!” – “Hoor die Soekie eens kwaadaardig grommen en keffen! Krijgt van hetzelfde laken een pak!” – “Jazzy, zo’n enorme loebas! In een boog eromheen, a.u.b.!”
Wie al die hondennamen verzint, weet ik niet, maar dat bij luide vuurwerkknallen de staart steevast tussen de poten getrokken zit, weet ik wel. Bang hoort er dus helemaal bij. Zoals bij het zien van een dier dat duidelijk van een andere soort is – neem een kat bijvoorbeeld, of een konijn – de impuls om erachteraan te gaan en er komaf mee te maken, onbeheersbaar is. Wat? Onbeheersbaar? Ach, kom! Wij, mensen, beschikken wel over Cultuur en Beschaving, hoor!
Dusdanig mijmerend staar ik in de verte, tot het me opvalt dat een van de toonbeelden van Hoogstaande Menselijke Beschaving – namelijk de Antwerpse kathedraal, op de andere oever – aan mijn zicht onttrokken is! Traag kruipen de wankele bakjes van een reuzenrad omhoog – of ze glijden, zo u wil, omlaag – als betrof het een kitscherige metafoor voor het leven zelve. (Dat moet toeval zijn, nu de kersttijd eraan komt.) Boven wacht wellicht een weids uitzicht.
Een verrassende rust daalt over me neer. Zo’n adembenemende weidsheid kan niet anders dan bijdragen tot je relativeringsvermogen, weg van de hectische, reactieve emo-waan van de dag. Dan beklemt me echter weer de gedachte dat je in zo’n bakje, in zo’n rad ronddraaiend… geen kant op kunt, gedoemd om je te schikken naar hoe de wereld draait, ook als je kritische vragen hebt. Zoals wanneer het ene huizenhoge cruiseschip na het andere het zicht op de magistrale kathedraaltoren belemmert. Het is Wintermarkt in ’t Stad. Moet de kassa rinkelen? (jhv)
Zo goed als onbereikbaar
Vanop de Antwerpse Linkeroever komt de skyline van ’t Stad uitstekend tot zijn recht. Mijn hond wil dan ook dolgraag elke dag de statige toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal gaan bekijken. Die toren kunnen we met enige verbeeldingskracht vanuit het livingraam van ons appartement ook wel zien, edoch – weer of geen weer – deze halsstarrige viervoetster zàl willens nillens dagelijks haar uitstapjes maken, waarbij zij van de gelegenheid gebruik maakt om haar sanitaire behoeften te doen. Al bij al vind ik dat wel een verdedigbare ruildeal, want binnen in het appartement zou het anders nogal een gedoe geven… We houden het netjes.
In dit herfstige seizoen vallen er op het riant met bomen omzoomde plein waar wij resideren en flaneren, véél bladeren. Sommigen verwijten dat hun overheid, meen ik ergens gelezen te hebben. Toch is het niet zozeer dàt wat de bewoners van ‘ons’ ruim bemeten plein dezer dagen bedroeft. Het grote kruispunt van het plein met de lommerrijke laan die we elke dag inslaan, is één gigantische bouwwerf. Eandis en andere nutsmaatschappijen voeren een regelrechte openhartoperatie uit, die al weken aan de gang is en waarvan het einde nog lang niet in zicht is. “Tot maart 2019”, staat te lezen op de borden die het parkeren in de omgeving verbieden.
Achter bergen zand en hoog opgeschoten graafmachines is de entree van de supermarkt die aan dat kruispunt gelegen is, nog amper te zien. Al enige tijd is de winkel voor de gebruikers van rollators, wandelstokken en krukken, die je normaal in groten getale in die buurtwinkel aantreft, zelfs zo goed als ontoegankelijk geworden. Tijdelijk, zeker, maar toch… Je krijgt voorwaar te doen met de hardwerkende uitbater en zijn personeel. Hoe overleeft een winkel, die ook maar gewoon zijn omgeving van voedingswaren probeert te voorzien, zo’n aanslag op zijn zichtbaarheid en toegankelijkheid? Ik kan me het verbeten tandengeknars al voorstellen.
Op enkele aanloopstraten staan borden met “De winkel is bereikbaar” – en met een 4×4 of met rupsbanden ís dat ook wel zo – maar of ze veel uithalen? Deze supermarkt is noodlijdend, dat kan haast niet anders. Het is het stille kleine lijden waaraan de grote luide media (sociale en andere) verhoudingsgewijs weinig aandacht besteden. Nochtans gaat bij gewone stervelingen, net wanneer ze overdosissen van dat soort doordeweeks gesukkel ervaren in hun dagelijkse biotoop, het kwaad bloed aan de kook, er komt stoom uit hun oren en verkramping slaat toe… Machteloosheid tegen monsterlijke machinerieën wekt kathedraaltorenhoge frustraties.
Mijn hond zal het intussen allemaal worst wezen. Geen zier sociaal gevoel, die beesten, zo lijkt het wel, maar net een hónd kun je dààr moeilijk van verdenken. Zij vindt die graafwerken met bijbehorend lawaai best wel spannend: omgewoelde aarde om haar neus in te steken en – godbetert – er putten in te graven. Dat het na afloop van onze uitjes alsnog een zootje wordt in ons appartement, met al dat zand en zelfs de klodders modder die aan haar ledematen (en mijn schoeisel) kleven, horen er volgens haar nu eenmaal bij. Als ik heel eerlijk ben, moet ik haar gelijk geven: het is klein bier bij wat de supermarkt op de hoek te verwerken krijgt. (jhv)
Geloosd aan de waterkant
“You don’t understand! I coulda had class. I coulda been a contender. I coulda been somebody, instead of a bum, which is what I am. Let’s face it.” Dit weergaloze citaat komt uit de film On the waterfront van begin jaren vijftig. Ik kan u die prent van harte aanbevelen.
Verder is elk verband met dit stukje ver te zoeken, hoor, tenzij… dàt gevoel! Wie anders dan de onnavolgbare Marlon Brando weet zo treffend in enkele zinnetjes de intens deprimerende ervaring tot leven te wekken van hoe het is om een mislukkeling te zijn, een weekdier, een zwakkeling, een loser. Overvalt dat neerslachtige sentiment u bij gelegenheid ook wel eens?
Gebukt over een hondendrol. Dat is zo’n moment waarop ik me steevast afvraag: waar ben ik begot mee bézig? Mijn hond kijkt me aan met zo’n blik van: ik heb hier verder niks mee te maken, ik heb de drol gedropt waarvoor we sowieso gekomen waren, en volgens mij kunnen we nu meteen weer verder, want daar ruik ik alweer iets lekkers. Ik bijt hem gefrustreerd toe – want dàt doe ik dus óók: onderweg tegen mijn hond praten… – dat de burgerplicht roept. Sta ik me daar vervolgens wat aan te klooien met de stront van mijn hond, alsof we een of andere grove misdaad hebben begaan. Daarbij maak ik gebruik van een plastic zakje – uiteraard bio-afbreekbaar, wat had u gedacht! – dat slechts na al te veel geworstel van het rolletje loskomt.
Laat ik het niet hebben over de keren dat het te goedkope zakje tijdens al dat geruk scheurt en opensplijt – wie bij de Action winkelt, spaart een hoop geld uit, dat dan weer wel… – en wat de gevolgen daarvan zijn voor je handen of je jas… Of de keren waarop ik in het halfduister de diep geprofileerde zool van mijn laars eerst krachtdadig in de zachte excrementen geplant heb. Oók heel zielig allemaal, ik wéét het, maar daar gaat het hier nu niet om. Wel om dat moment waarop je rechtkomt en met het dichtgeknoopte poepzakje in de hand om je heen kijkt. Voordien was het je niet zo opgevallen, maar… hoe smérig is het hier aan de waterkant!
Wat een loser ben ik, zoals ik hier, mijn gevuld poepzakje omklemmend, verbluft sta rond te gapen. Alsof ik ’t Ruimerke ben, loop ik mijn hond achterna om zijn natuurlijk gevoeg op te vangen, terwijl zwerfvuil met een stuitende vanzelfsprekendheid alomtegenwoordig lijkt. Wie werpt toch al die rotzooi zomaar in de berm? Maakt een flink deel van de mensheid zich dan volstrekt nergens zorgen over? Lege plastic frisdrankflesjes, volledige verpakkingen van friet-met-stoofvlees-en-mayonaise (het kan ook curryworst geweest zijn, ik wil ervan af zijn, mijn rondsnuffelende hond kan dat ongetwijfeld preciezer zeggen), een verbrijzelde Eristoff-fles (glasscherven en hondenpootjes: een no go-combinatie!)… Enfin, ik bespaar u de details.
We hebben het hier over een doordeweekse werkdag, niet de maandagochtend na een zonnig zomers weekend met veel picknickende zonnekloppers, niet The Day After een mega-event als de Ten Miles, waar zo’n veertigduizend mensen op afkomen, of Linkerwoofer, dat enkele dagen aan een stuk duurt. Neen, een gewone herfstige ochtend in de week. Ik verveel u verder niet met een apocalyptische beschrijving van hoe deze plek er na een dolle Nieuwjaarsnacht uitziet… Tot het me plots overvalt: waarom zou ík mij de loser moeten voelen, ik die mij dat aantrek en die het afval dat ik zelf onvermijdelijk genereer, plichtbewust in vuilnisbakken deponeer? Waarom zou ik een verzuurde zeurpiet zijn, als ik daar mijn beklag over maak?
Wie is hier in feite de loser? Weet je wat Marlon Brando zou zeggen tegen al wie zwerfvuil achterlaat? “You don’t understand! You coulda had class. You coulda been a contender. You coulda been somebody, instead of a bum, which is what you are. Let’s face it.” (jhv)
Pleidooi voor terughoudendheid
“Daar ligt iets lekkers!” Trek, trek. Snuffel, snuffel. “Kom, genoeg nu. We gaan oversteken.” Net wanneer ik een voetzool op het asfalt denk neer te vlijen, zie ik dat een auto aangereden komt. Hij houdt wat in en gebaart van: “Steek gerust over, neem uw tijd, ik temporiseer wel even.” Echt stoppen doet hij niet, maar dit komt wel goed, dat zie je zo.
Tot uit de zijstraat van rechts een andere auto met gierende banden en luid claxonnerend zijn voorrang opeist. Hij dwingt de eerste bestuurder, die met zijn flank intussen al ruimschoots ter hoogte van de zijstraat was gekomen, om alsnog behoorlijk cru in de remmen te gaan. Bestuurder A is perplex, de hond schrikt, de wandelaar is verontwaardigd.
Een vreedzaam verkeerstafereeltje is in fracties van seconden verworden tot een Trumpiaanse cocktail van haantjesgedrag, agressie, ordeverstoring, onveiligheid. Zeker, de man-van-rechts had voorrang, dat klopt. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dat hoeft ook totaal niet, want daar gaat het niet om. Er rijzen andere vragen bij deze ochtendlijke scène.
Néém je voorrang of kríjg je die? Gaan bureaucratische regels voor op een goedgemutste verstandhouding tussen welmenende burgers? Kan risicogedrag met bijbehorend gevaar en aansluitende verzuring gebaat zijn bij wat onderlinge mildheid en enige terughoudendheid? Draag gerust uw argumenten pro aan of opper uw steekhoudende bezwaren.
Het is veel gevraagd, ik besef het, want IK wil NU wat IK voor ogen heb, en JIJ staat in de weg op mijn kortste route van A naar B. Dat JIJ ook een route aan het volgen bent, zal MIJ worst wezen. De volstrekt onschuldige hond lap IK al helemààl – haast letterlijk! – aan mijn laars. In MIJN wereld ben IK de protagonist, JIJ speelt een klein bijrolletje.
Je zou het een kwestie van perspectief kunnen noemen. Zoals in het citaat van de onvolprezen filosoof Muhammad Ali: “Looking at life from a different perspective makes you realize that it is not the deer that is crossing the road, rather it is the road that is crossing the forest.” De hond in dit bitse kegelspel-met-auto’s is het daar alvast roerend mee eens… (jhv)
(zonder titel)
Respectvol getuig ik hoe
jouw hart
tippe trippe trap
overstag gaat
bij één en twee paar
aan een uitnodigende kier
afwachtend vastberaden voeten
Liefdevol beschik ik
ruim deken en bed
maak plaats voor
in oxytocine gedrenkte
oerliefde
God schiep de moeder
en ik zag dat het goed was
Stijn Goossens
Geïnformeerd of geïnfecteerd?
Goed dat de tijd weer gekomen is om mijn hond uit te laten. Even een eindje omlopen, ver weg van de constante pop-up van coronanieuws en virale berichtgeving. Deze ochtend was die weer alomtegenwoordig. Voortaan zijn we immers niet langer het kneusje van Europa of de wereld: België heeft nu officieel zijn eerste coronadode! Als vanouds – ongehinderd door breaking of ander news – snuffelt mijn hond zorgeloos de berm af, op zoek naar een geschikt plekje om haar behoefte te doen. De wereld in een kluitje aarde.
Maakt net dàt een hondenleven zo benijdenswaardig? De nieuwsvrije zorgenloosheid van niet te weten, niet te hoeven weten, en daar vrede mee te hebben? Als ik heel eerlijk ben, moet ik trouwens bekennen dat ik de meest spraakmakende historische gebeurtenissen van de voorbije decennia zelf ook niet van nabij heb meegemaakt. Ik heb het allemaal maar van horen zeggen. Zonder de wijsheid van geschiedenisboeken en zonder de hypes en de heisa van pers en media, zou ik uit de eerste hand van zeer weinig op de hoogte zijn.
Hoe zou het leven aan mij voorbijgegaan zijn, als ik niets geweten had van Marc Dutroux, de CCC of de Bende van Nijvel, Neil en Lance Armstrong, Prince of David Bowie (beiden nooit live gezien, en als ik goed ben ingelicht, zit dat er ook niet meer in…), 9/11 en de Bataclan, natuurrampen en hongersnoden. Mijn communicatieapparaten en informatiekanalen zijn tot de nok gevuld en tot de rand geïnfecteerd met tweedehandse gegevens die ik voetstoots voor waar aanneem. Is Philippe Geubels misschien gewoon The Joker?
Of de Vlaamse wielerwedstrijden in de komende periode worden afgelast of niet, ik zal het enkel op mijn televisiescherm of aan mijn livestream merken. De kermiskoers van Wilrijk, ja, die heb ik vijftig jaar geleden live aanschouwd, met niemand minder dan Eddy Merckx onder de deelnemers. (Die is écht wel écht, hoor: jaren later heb ik de bijzondere eer genoten om de sportieve hoogwaardigheidsbekleder hoogstpersoonlijk de hand te schudden. Al zou dat nu wellicht preventief een elleboogje zijn, vermoed ik, maar goed.)
Marco Pantani, die is óók écht. Dat weet ik, want ik stond langs de Rue Rivoli in Parijs toen het Tourpeloton er in 1998 zijn blijde intrede deed voor de slotetappe op de Champs Elysées. Enfin, dat dénk ik tenminste, want tegen een slordige vijftig per uur was het peloton in geen tijd voorbij, wat gezichtsherkenning onmogelijk maakte. In de buik van het peloton heb ik evenwel een volslagen in het geel gehulde figuur ontwaard, en dat moét de Italiaanse halfgod geweest zijn. Met eigen ogen? Ja en neen dus, alles is relatief…
Waarop baseren onze beleidsmakers en volksmenners hun oordelen en interpretaties? Zijn zij eveneens overgeleverd aan tweede- en derdehandse informatie en extrapolaties? Waarom dan varen illustere stuurlui als Bart Tommelein (“in Oostende laat ík wél publieksmanifestaties in zaal toe, want ík zie geen reden tot paniek”) en Donald Trump (“corona is een hoax, bedacht door de Democraten om mij te verslaan”) een eigen(gereide) koers, waarbij ze de beschikbare data nadrukkelijk links laten liggen? Is ‘niet weten’ gewaagd?
“The care of human life and happiness is the only legitimate object of good government,” moet Thomas Jefferson gezegd hebben. Gaat het dan helemaal mis met onze zo gekoesterde democratie indien “my ignorance is just as good as your knowledge”, zoals Isaac Asimov zich bezorgd afvroeg? Als uitsmijter nog deze van Charles Darwin: “Ignorance more frequently begets confidence than does knowledge: it is those who know little, not those who know much, who so positively assert that this or that problem will never be solved by science.” (jhv)
De feiten zijn de feiten, toch?
“Oh, wat een mooie!” Het dametje kirt verrukt. Mijn nochtans hyperactieve, speelse hond reageert instinctief afwachtend. Door ervaring geleerd, weet ik dat ik haar daarin maar beter kan bijtreden. “Mag ik hem eens strelen?” flapt de dame er in een spontane opwelling uit. Nog vooraleer ik kan antwoorden, steekt ze al een kwetsbaar knokig knuistje uit. Mogelijk merkt ze dan plots ons beider terughoudendheid op, want midden in haar beweging bedenkt ze zich en trekt ze aarzelend terug. Daarin ziet mijn hond echter net een uitnodiging tot interactie en ze hapt vrolijk naar de uitgestoken botjes met een rimpelig laagje leerachtig vel eroverheen.
Verschrikt deinst het dametje terug en in vertwijfeling vraagt ze, quasi zeker, zo lijkt het, van het onheilspellende antwoord: “Hij is toch niet agressief?” Enigszins beledigd dat iemand het onschuldige enthousiasme van mijn oogappel überhaupt voor agressiviteit kan houden, brom ik een afgemeten “Nee” en ik voeg eraan toe: “Het is trouwens een zij.” Welke teef wil er nu voor ‘reu’ uitgemaakt worden? Bovendien is de vaststelling zonder meer feitelijk correct, en door scha en schande wijzer geworden weet ik dat die boodschap op mensen wel eens een kalmerende uitwerking heeft, als het agressiviteit betreft, althans in verband met honden.
Of dat terecht is, laat ik in het midden. In mijn alwetendheid als verteller is het voor mij nu echter zonneklaar dat het, na deze rollercoaster van emoties en interpretaties van beide kanten, tussen het schriele dametje en mijn opgewonden hond op het vlak van vertrouwensband niet meer helemaal goed zal komen. Met een ietwat bruuskere beweging dan nodig maan ik mijn gezel aan om mij te volgen op mijn schielijke vlucht, terwijl ik een verontschuldiging mompel in de richting van het intussen verontwaardigd kijkende dametje. Na enkele tientallen meters is de rust in onze gelederen weergekeerd. De boze blik uit de verte negeren we nonchalant.
Je zou het een misverstand kunnen noemen, wellicht ingegeven door voorbarige conclusies, nodeloze interpretaties, verholen vooroordelen, en misschien zelfs onderdrukte angsten. Dat zijn nu eenmaal de dolle capriolen die het samenspel van ratio en emoties vertoont, waarbij het ongegeneerd een zootje maakt van het morsige proces dat we gemeenzaam aanduiden met ‘communicatie’. Zet daar vervolgens een megafoon op van het type televisie, radio of sociale media, en je krijgt een kakafonie van halve waarheden en boude leugens, vermomd als Groot Gelijk, die uitmondt in een eindeloos welles-nietes. Mijn hond kijkt naar me op en ik meen te begrijpen: “Krijg ik nu geen extra snoepje na mijn voorbeeldig gedrag van daarnet?”
Het is maar hoe je het bekijkt. (jhv)
Over Geluk en Gerechtigheid
Pet net boven de ogen, handen diep in de zakken van een warme, weerbestendige jas van een goed merk. Kuierend met de hond op de Scheldeoever of langs de vloedlijn, tol ik tussen mijn vingers een rolletje poepzakjes rond. Ongeacht de grillen van de natuur – al is een zachte bries altijd welgevallig – stap ik stevig door, de blik op oneindig. Als Geluk al bestaat – en eerlijk gezegd, heb ik daar zo mijn twijfels over, maar goed – dan komt dit toch aardig in de buurt.
Gedachten dwalen af. Robbie Rensenbrink, de Slangenmens, is niet meer. Bij wat nostalgisch aangelegde zestigers brengt het heengaan van de immer minzame, terughoudende dribbelaar onvermijdelijk herinneringen naar boven aan voetbal in de jaren zeventig en tachtig. Steeds weer herhalen de media de beelden van het Estadio Monumental Antonio Vespucio Liberti in Buenos Aires. Robbie speelde er op 25 juni 1978 de finale van het wereldkampioenschap.
Net voor affluiten en bij een gelijke stand schiet Robbie een bal op de paal. Weg is de winst, want in de verlengingen verliest Nederland van het thuisland. Verslagenheid alom! “We zijn bekocht en bestolen, belazerd en bedonderd!” In 1974 in Duitsland was Nederland immers ook al de betere ploeg geweest, en ook toen verloor het de finale van het thuisland. Robbie was er telkens bij, was vooral in 1978 weergaloos en had de held van de natie kunnen zijn.
Hoe onrechtvaardig! Net dat begrip verklaart ook de verbijstering waarmee supporters van Club Brugge begin jaren zeventig hadden vernomen dat hùn Robbie Rensenbrink naar grote rivaal RSC Anderlecht was getransfereerd. Verraad! Niet zo vreemd in de voetballerij, want nagenoeg in datzelfde tijdsgewricht is er de zaak-Bellemans, het roemruchte omkoopschandaal waarin Standard Luik en zijn trainer Raymond Goethals betrokken waren.
Voetbal gaat blijkbaar vlot hand-in-hand met onbegrijpelijk onrecht en venijnig verraad. Niet alleen voetbal trouwens. Het wereldkampioenschap cyclocross moét Mathieu van der Poel toch gewoon winnen? Met de vingers in de neus, als er in de sport nog gerechtigheid bestaat. Niemand anders kan zich een volwaardige wereldkampioen noemen, want Mathieu heeft het hele seizoen lang alles gewonnen wat er te winnen was. En toch moet je het altijd afwachten.
Evenmin als in voetbalwedstrijden gelden in een eendagskoers in het wielrennen immers de regels en wetten van de gerechtigheid. Is Gerechtigheid net als Gelijkheid of, pakweg, Geluk niet sowieso een abstract concept, een menselijk hersenspinsel, dat in de harde realiteit – in het wild, zeg maar – niet eens voorkomt? Intussen is mijn dartele hond, wars van concepten en andere gelijkaardige illusies, al een heel eind voor me uit gelopen. Even bijbenen… (jhv)
De kracht van verandering
Tien jaar is een hele tijd… Wat voor een dag was dit in 2009? Ik kijk naar mijn hond, die in een onbekommerde diepe slaap verzonken is, al zucht ze daarbij af en toe hartverscheurend. Zij was nog lang niet geboren, want onlangs is ze pas vier geworden. Waar was ik, wat deed ik? Google leert mij dat 11 oktober 2009 – godbetert – een zondag geweest moet zijn. Ooit zag ik een documentaire over iemand op het autismespectrum die dat uit zijn hoofd wist.
Op 11 oktober 2009, zo lees ik verder, is Pater Damiaan in Vaticaanstad heilig verklaard, en twee dagen eerder kreeg Barack Obama, als zittende president van de Verenigde Staten, wat prematuur de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Enkele dagen later stemden de Sinjoren in een volksraadpleging tégen de aanleg van de Oosterweelverbinding; intussen zijn de werken in een voorbereidende fase volop van start gegaan. Jazeker, tien jaar is een hele tijd…
De zwarte labrador Lennox, die mijn bestaan op in- en aangrijpende wijze op andere rails wist te zetten, was toen nog in de fleur van zijn leven. Mijn vader daarentegen lag al meer dan een jaar onder de zoden. Ze hebben elkaar goed gekend, die twee, en er was een onuitgesproken band, dat kon je duidelijk zien. Tijdens voetbalwedstrijden op tv lag Lennox steevast aan zíjn voeten, nooit aan de mijne. Ik heb het hen intussen vergeven. Ja, tien jaar is een hele tijd…
Niet dat iets van dat alles me op welke wijze dan ook helpt om me voor de geest te halen wat voor een mens ik toen was. Je bent geneigd te denken: dezelfde als vandaag, toch? Daar ben ik niet zo zeker van… Misschien was ik op 11 oktober 2009 een veel genietbaarder mens dan vandaag, of net niet. En op 21 oktober? We zullen zien. Al ontbreekt elk referentiepunt, na al die jaren. Want tien jaar is een hele tijd en ik herinner het me allemaal niet meer zo goed…
Verandering is namelijk even onverbiddelijk als onvermijdelijk. (jhv)
P.S.: Deze mijmering is onwillekeurig op een 11de oktober tot stand gekomen, maar quasi zonder noemenswaardig betekenisverlies had dat ook op eender welke andere datum gekund. Doet u de oefening zelf ook maar eens, met vandaag als uitgangspunt, of morgen, of…
Denken is als doelloos dolen
“Weet je wat? We gaan nog eens langs bij die lieve meneer. Goeiedag zeggen.” Ze kwispelt. Het kan niet anders of ze verstaat wat ik zeg. Dat moet haast wel, toch? Ongetwijfeld ziet ze die lieve meneer al voor zich. Als ik zwijg en wat voor me uit blijf staren, is de verwachting snel voorbij dat er misschien een snoepje zal volgen. Enigszins teleurgesteld gaat ze dan maar in haar mand liggen. Al bij al is het best wel een opwindende ochtendwandeling geweest…
Het staren wordt een gefocuste blik. Van waar ik zit, kan ik uit het raam kijken en ginds, wat verderop, flikkeren blauwe lichten. Meteen schakelt de adrenaline een standje hoger, want de doemideeën buitelen over elkaar heen: wat zou er gebeurd zijn? Toch wel geen gasontploffing zeker, zoals onlangs aan de andere kant van de stad? Of loopt er weer een onverlaat met dure drank weg uit de naburige supermarkt, zonder er eerst voor te hebben betaald, welteverstaan?
“Je moet niet alles geloven wat je allemaal denkt.” Facebook en Instagram bevoorraden ons tegenwoordig met dat soort wijsheden, die je destijds op kalenders aantrof, of ingekaderd bij oma aan de muur. Het klopt natuurlijk wel: de ene gedachte roept zomaar een volgende op, schijnbaar willekeurig, puur associatief, en voor je het goed en wel door hebt, kun je je allang niet meer herinneren wat je oorspronkelijke hersenspinsel ook weer was. Alzheimer knipoogt.
Het is als surfen op YouTube: van de ene hyperlink naar de volgende, zonder richting of doel. Was het niet de onnavolgbare Mark Twain die ooit zei of schreef: “Some of the worst things in my life never happened.” Zo is het maar net. Zowel mijn trouwe K9 metgezel als ikzelf zijn die lieve meneer bijvoorbeeld allang weer vergeten. Uit het oog is uit het hart. De plicht roept. Voor wat hoort wat. Met dat soort banale platitudes kom je een heel eind in het leven. (jhv)
Het voortdurende jij
Achter
huilende eerste scheetjes
met poezelige vingers en tenen
van kapotgevallen knieën tot
fel gebloemde kleedjes
te kort voor wervelende hormonen
vol van eerst verloren verlangens en vroeg gestolen dromen
naar onrustig kabbelend water over
potige gedachten van had ik dit of zou ik zo later
knipper jij
vanonder goudblond spinsel ragfijn en uiterst traag
de zon achter Italiaanse bergtoppen
Stijn Goossens
Groen, lekker en gezond
“Verrek, wat heb ik een honger!” Tja, wat wil je… Vier uur trein vanuit het zuiden, dan in zeven haasten naar de metro voor de verplaatsing naar een ander Parijs’ station, om toch maar vooral de verbinding niet te missen… Enfin, in het Gare du Nord hebben we nog wel wat tijd over. Even rondkijken of er iets te eten valt. Op verfijnde gastronomische verwennerijen moet je hier niet rekenen. “Kijk, daar, Five Guys… Eens proberen?” Ach, waarom ook niet…
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit in mijn leven een fastfoodmaaltijd gegeten heb, waaraan mijn lichaam nadien zo veel werk heeft gehad om die junk weer uit mijn systeem te krijgen. Ik heb eerst zelfs ontzettend veel moeite moeten doen om die vettige troep überhaupt tot mij genomen te krijgen. Vergis u niet: ik ben lang niet vies van vetlapperijen en zoetigheden waar Pascale Naessens onwel van wordt en waar zelfs Jeroen Meus van met de ogen knippert…
“O, maar je vergist je: zo’n maaltijd is lekker en gezond!” Iemand zei dat écht! Weliswaar niet over een degustatie bij Five Guys, maar bij McDonald’s, al betwijfel ik – hoewel ik niet uit ervaring kan spreken – of dat veel verschil uitmaakt. Wellicht draagt het in niet geringe mate bij tot de zinsverbijstering bij de spreker dat zijn zoon een hoge pief is bij McDonald’s en dat de man er dus gratis en voor niets mag aanschuiven, maar toch… Er zijn fatsoensgrenzen!
McDonald’s omschrijven als “lekker en gezond” – dat laatste wellicht omdat ze er sinds enige tijd ook een slaatje op het menu hebben – doet me denken aan veel andere van de pot gerukte claims die je in de reclame tegenkomt. Neem nu al die salonfähige auto’s van tegenwoordig: ze zijn ‘Green’, ‘Eco’ en zelfs ‘Eco Plus’! Let wel: het gaat hier niet om elektrische auto’s, maar wel degelijk over kwalificaties van voertuigen met benzine- en dieselmotoren, hé!
Die zogenaamde ‘groene’ auto’s zouden ‘milieuvriendelijk’ zijn… Omdat ze net iéts minder CO2 uitstoten? Kom nou, ernstig blijven! Nog zoiets: ‘Light’. Zijn voedingsmiddelen met die toevoeging achter (of voor) hun naam écht zoveel beter voor de gezondheid? Als onderzoek uitwijst dat ze nog altijd behoorlijk calorierijk, vet of gesuikerd zijn, en dat we er bovendien méér van gaan consumeren omdat het ‘immers minder kwaad kan’, dan is het effect… Zero!
Michael Braungart en William McDonough zagen het goed: “Less bad is still no good.” (jhv)
De waan van de dag
“Halt! Hier moet ik even wat grondiger naar kijken.” Mij is niet meteen duidelijk wat aan die ene graspol nu zo waanzinnig interessant is, maar ik ben dan ook geen hond. Soms komt er zelfs een gravende voorpoot aan te pas. Op andere plaatsen perst mijn metgezel er voor de zoveelste keer, als reactie op de geregistreerde boodschap, nog een paar extra druppeltjes uit. In mijn ijdele onschuld heb ik ooit gedacht dat al die tussenstops sanitair van inslag waren…
Mijn wandeltempo is aan dit ‘grond-scrollen’ aangepast. Onderwijl welt het vermoeden in me op dat ‘likes’ en andere goed- of afkeuringen van ontboezemingen op sociale media – veelal middels emoticons gecommuniceerd – misschien vormen van menselijk markeergedrag zijn. Daarbij valt me overigens op dat van de vier basisgevoelens – Blij, Boos, Bedroefd, Bang – er drie vertegenwoordigd zijn in het rijtje Facebook-emoji’s, maar dat er eentje ontbreekt…
Wat onze dierbare viervoeters bezielt bij goed- of afkeuringen blijft gissen, maar dat directe emoties een drijfveer voor hun reacties zijn, staat buiten kijf. Kom ‘live’ een K9-collega tegen en alle emoties passeren de revue. “Daar! Wacko! Wild spelen! Top!” – “Ginds! Filou! Mijn hormonen slaan op hol!” – “Hoor die Soekie eens kwaadaardig grommen en keffen! Krijgt van hetzelfde laken een pak!” – “Jazzy, zo’n enorme loebas! In een boog eromheen, a.u.b.!”
Wie al die hondennamen verzint, weet ik niet, maar dat bij luide vuurwerkknallen de staart steevast tussen de poten getrokken zit, weet ik wel. Bang hoort er dus helemaal bij. Zoals bij het zien van een dier dat duidelijk van een andere soort is – neem een kat bijvoorbeeld, of een konijn – de impuls om erachteraan te gaan en er komaf mee te maken, onbeheersbaar is. Wat? Onbeheersbaar? Ach, kom! Wij, mensen, beschikken wel over Cultuur en Beschaving, hoor!
Dusdanig mijmerend staar ik in de verte, tot het me opvalt dat een van de toonbeelden van Hoogstaande Menselijke Beschaving – namelijk de Antwerpse kathedraal, op de andere oever – aan mijn zicht onttrokken is! Traag kruipen de wankele bakjes van een reuzenrad omhoog – of ze glijden, zo u wil, omlaag – als betrof het een kitscherige metafoor voor het leven zelve. (Dat moet toeval zijn, nu de kersttijd eraan komt.) Boven wacht wellicht een weids uitzicht.
Een verrassende rust daalt over me neer. Zo’n adembenemende weidsheid kan niet anders dan bijdragen tot je relativeringsvermogen, weg van de hectische, reactieve emo-waan van de dag. Dan beklemt me echter weer de gedachte dat je in zo’n bakje, in zo’n rad ronddraaiend… geen kant op kunt, gedoemd om je te schikken naar hoe de wereld draait, ook als je kritische vragen hebt. Zoals wanneer het ene huizenhoge cruiseschip na het andere het zicht op de magistrale kathedraaltoren belemmert. Het is Wintermarkt in ’t Stad. Moet de kassa rinkelen? (jhv)
Zo goed als onbereikbaar
Vanop de Antwerpse Linkeroever komt de skyline van ’t Stad uitstekend tot zijn recht. Mijn hond wil dan ook dolgraag elke dag de statige toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal gaan bekijken. Die toren kunnen we met enige verbeeldingskracht vanuit het livingraam van ons appartement ook wel zien, edoch – weer of geen weer – deze halsstarrige viervoetster zàl willens nillens dagelijks haar uitstapjes maken, waarbij zij van de gelegenheid gebruik maakt om haar sanitaire behoeften te doen. Al bij al vind ik dat wel een verdedigbare ruildeal, want binnen in het appartement zou het anders nogal een gedoe geven… We houden het netjes.
In dit herfstige seizoen vallen er op het riant met bomen omzoomde plein waar wij resideren en flaneren, véél bladeren. Sommigen verwijten dat hun overheid, meen ik ergens gelezen te hebben. Toch is het niet zozeer dàt wat de bewoners van ‘ons’ ruim bemeten plein dezer dagen bedroeft. Het grote kruispunt van het plein met de lommerrijke laan die we elke dag inslaan, is één gigantische bouwwerf. Eandis en andere nutsmaatschappijen voeren een regelrechte openhartoperatie uit, die al weken aan de gang is en waarvan het einde nog lang niet in zicht is. “Tot maart 2019”, staat te lezen op de borden die het parkeren in de omgeving verbieden.
Achter bergen zand en hoog opgeschoten graafmachines is de entree van de supermarkt die aan dat kruispunt gelegen is, nog amper te zien. Al enige tijd is de winkel voor de gebruikers van rollators, wandelstokken en krukken, die je normaal in groten getale in die buurtwinkel aantreft, zelfs zo goed als ontoegankelijk geworden. Tijdelijk, zeker, maar toch… Je krijgt voorwaar te doen met de hardwerkende uitbater en zijn personeel. Hoe overleeft een winkel, die ook maar gewoon zijn omgeving van voedingswaren probeert te voorzien, zo’n aanslag op zijn zichtbaarheid en toegankelijkheid? Ik kan me het verbeten tandengeknars al voorstellen.
Op enkele aanloopstraten staan borden met “De winkel is bereikbaar” – en met een 4×4 of met rupsbanden ís dat ook wel zo – maar of ze veel uithalen? Deze supermarkt is noodlijdend, dat kan haast niet anders. Het is het stille kleine lijden waaraan de grote luide media (sociale en andere) verhoudingsgewijs weinig aandacht besteden. Nochtans gaat bij gewone stervelingen, net wanneer ze overdosissen van dat soort doordeweeks gesukkel ervaren in hun dagelijkse biotoop, het kwaad bloed aan de kook, er komt stoom uit hun oren en verkramping slaat toe… Machteloosheid tegen monsterlijke machinerieën wekt kathedraaltorenhoge frustraties.
Mijn hond zal het intussen allemaal worst wezen. Geen zier sociaal gevoel, die beesten, zo lijkt het wel, maar net een hónd kun je dààr moeilijk van verdenken. Zij vindt die graafwerken met bijbehorend lawaai best wel spannend: omgewoelde aarde om haar neus in te steken en – godbetert – er putten in te graven. Dat het na afloop van onze uitjes alsnog een zootje wordt in ons appartement, met al dat zand en zelfs de klodders modder die aan haar ledematen (en mijn schoeisel) kleven, horen er volgens haar nu eenmaal bij. Als ik heel eerlijk ben, moet ik haar gelijk geven: het is klein bier bij wat de supermarkt op de hoek te verwerken krijgt. (jhv)
Geloosd aan de waterkant
“You don’t understand! I coulda had class. I coulda been a contender. I coulda been somebody, instead of a bum, which is what I am. Let’s face it.” Dit weergaloze citaat komt uit de film On the waterfront van begin jaren vijftig. Ik kan u die prent van harte aanbevelen.
Verder is elk verband met dit stukje ver te zoeken, hoor, tenzij… dàt gevoel! Wie anders dan de onnavolgbare Marlon Brando weet zo treffend in enkele zinnetjes de intens deprimerende ervaring tot leven te wekken van hoe het is om een mislukkeling te zijn, een weekdier, een zwakkeling, een loser. Overvalt dat neerslachtige sentiment u bij gelegenheid ook wel eens?
Gebukt over een hondendrol. Dat is zo’n moment waarop ik me steevast afvraag: waar ben ik begot mee bézig? Mijn hond kijkt me aan met zo’n blik van: ik heb hier verder niks mee te maken, ik heb de drol gedropt waarvoor we sowieso gekomen waren, en volgens mij kunnen we nu meteen weer verder, want daar ruik ik alweer iets lekkers. Ik bijt hem gefrustreerd toe – want dàt doe ik dus óók: onderweg tegen mijn hond praten… – dat de burgerplicht roept. Sta ik me daar vervolgens wat aan te klooien met de stront van mijn hond, alsof we een of andere grove misdaad hebben begaan. Daarbij maak ik gebruik van een plastic zakje – uiteraard bio-afbreekbaar, wat had u gedacht! – dat slechts na al te veel geworstel van het rolletje loskomt.
Laat ik het niet hebben over de keren dat het te goedkope zakje tijdens al dat geruk scheurt en opensplijt – wie bij de Action winkelt, spaart een hoop geld uit, dat dan weer wel… – en wat de gevolgen daarvan zijn voor je handen of je jas… Of de keren waarop ik in het halfduister de diep geprofileerde zool van mijn laars eerst krachtdadig in de zachte excrementen geplant heb. Oók heel zielig allemaal, ik wéét het, maar daar gaat het hier nu niet om. Wel om dat moment waarop je rechtkomt en met het dichtgeknoopte poepzakje in de hand om je heen kijkt. Voordien was het je niet zo opgevallen, maar… hoe smérig is het hier aan de waterkant!
Wat een loser ben ik, zoals ik hier, mijn gevuld poepzakje omklemmend, verbluft sta rond te gapen. Alsof ik ’t Ruimerke ben, loop ik mijn hond achterna om zijn natuurlijk gevoeg op te vangen, terwijl zwerfvuil met een stuitende vanzelfsprekendheid alomtegenwoordig lijkt. Wie werpt toch al die rotzooi zomaar in de berm? Maakt een flink deel van de mensheid zich dan volstrekt nergens zorgen over? Lege plastic frisdrankflesjes, volledige verpakkingen van friet-met-stoofvlees-en-mayonaise (het kan ook curryworst geweest zijn, ik wil ervan af zijn, mijn rondsnuffelende hond kan dat ongetwijfeld preciezer zeggen), een verbrijzelde Eristoff-fles (glasscherven en hondenpootjes: een no go-combinatie!)… Enfin, ik bespaar u de details.
We hebben het hier over een doordeweekse werkdag, niet de maandagochtend na een zonnig zomers weekend met veel picknickende zonnekloppers, niet The Day After een mega-event als de Ten Miles, waar zo’n veertigduizend mensen op afkomen, of Linkerwoofer, dat enkele dagen aan een stuk duurt. Neen, een gewone herfstige ochtend in de week. Ik verveel u verder niet met een apocalyptische beschrijving van hoe deze plek er na een dolle Nieuwjaarsnacht uitziet… Tot het me plots overvalt: waarom zou ík mij de loser moeten voelen, ik die mij dat aantrek en die het afval dat ik zelf onvermijdelijk genereer, plichtbewust in vuilnisbakken deponeer? Waarom zou ik een verzuurde zeurpiet zijn, als ik daar mijn beklag over maak?
Wie is hier in feite de loser? Weet je wat Marlon Brando zou zeggen tegen al wie zwerfvuil achterlaat? “You don’t understand! You coulda had class. You coulda been a contender. You coulda been somebody, instead of a bum, which is what you are. Let’s face it.” (jhv)
Pleidooi voor terughoudendheid
“Daar ligt iets lekkers!” Trek, trek. Snuffel, snuffel. “Kom, genoeg nu. We gaan oversteken.” Net wanneer ik een voetzool op het asfalt denk neer te vlijen, zie ik dat een auto aangereden komt. Hij houdt wat in en gebaart van: “Steek gerust over, neem uw tijd, ik temporiseer wel even.” Echt stoppen doet hij niet, maar dit komt wel goed, dat zie je zo.
Tot uit de zijstraat van rechts een andere auto met gierende banden en luid claxonnerend zijn voorrang opeist. Hij dwingt de eerste bestuurder, die met zijn flank intussen al ruimschoots ter hoogte van de zijstraat was gekomen, om alsnog behoorlijk cru in de remmen te gaan. Bestuurder A is perplex, de hond schrikt, de wandelaar is verontwaardigd.
Een vreedzaam verkeerstafereeltje is in fracties van seconden verworden tot een Trumpiaanse cocktail van haantjesgedrag, agressie, ordeverstoring, onveiligheid. Zeker, de man-van-rechts had voorrang, dat klopt. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dat hoeft ook totaal niet, want daar gaat het niet om. Er rijzen andere vragen bij deze ochtendlijke scène.
Néém je voorrang of kríjg je die? Gaan bureaucratische regels voor op een goedgemutste verstandhouding tussen welmenende burgers? Kan risicogedrag met bijbehorend gevaar en aansluitende verzuring gebaat zijn bij wat onderlinge mildheid en enige terughoudendheid? Draag gerust uw argumenten pro aan of opper uw steekhoudende bezwaren.
Het is veel gevraagd, ik besef het, want IK wil NU wat IK voor ogen heb, en JIJ staat in de weg op mijn kortste route van A naar B. Dat JIJ ook een route aan het volgen bent, zal MIJ worst wezen. De volstrekt onschuldige hond lap IK al helemààl – haast letterlijk! – aan mijn laars. In MIJN wereld ben IK de protagonist, JIJ speelt een klein bijrolletje.
Je zou het een kwestie van perspectief kunnen noemen. Zoals in het citaat van de onvolprezen filosoof Muhammad Ali: “Looking at life from a different perspective makes you realize that it is not the deer that is crossing the road, rather it is the road that is crossing the forest.” De hond in dit bitse kegelspel-met-auto’s is het daar alvast roerend mee eens… (jhv)
(zonder titel)
Respectvol getuig ik hoe
jouw hart
tippe trippe trap
overstag gaat
bij één en twee paar
aan een uitnodigende kier
afwachtend vastberaden voeten
Liefdevol beschik ik
ruim deken en bed
maak plaats voor
in oxytocine gedrenkte
oerliefde
God schiep de moeder
en ik zag dat het goed was
Stijn Goossens
Geïnformeerd of geïnfecteerd?
Goed dat de tijd weer gekomen is om mijn hond uit te laten. Even een eindje omlopen, ver weg van de constante pop-up van coronanieuws en virale berichtgeving. Deze ochtend was die weer alomtegenwoordig. Voortaan zijn we immers niet langer het kneusje van Europa of de wereld: België heeft nu officieel zijn eerste coronadode! Als vanouds – ongehinderd door breaking of ander news – snuffelt mijn hond zorgeloos de berm af, op zoek naar een geschikt plekje om haar behoefte te doen. De wereld in een kluitje aarde.
Maakt net dàt een hondenleven zo benijdenswaardig? De nieuwsvrije zorgenloosheid van niet te weten, niet te hoeven weten, en daar vrede mee te hebben? Als ik heel eerlijk ben, moet ik trouwens bekennen dat ik de meest spraakmakende historische gebeurtenissen van de voorbije decennia zelf ook niet van nabij heb meegemaakt. Ik heb het allemaal maar van horen zeggen. Zonder de wijsheid van geschiedenisboeken en zonder de hypes en de heisa van pers en media, zou ik uit de eerste hand van zeer weinig op de hoogte zijn.
Hoe zou het leven aan mij voorbijgegaan zijn, als ik niets geweten had van Marc Dutroux, de CCC of de Bende van Nijvel, Neil en Lance Armstrong, Prince of David Bowie (beiden nooit live gezien, en als ik goed ben ingelicht, zit dat er ook niet meer in…), 9/11 en de Bataclan, natuurrampen en hongersnoden. Mijn communicatieapparaten en informatiekanalen zijn tot de nok gevuld en tot de rand geïnfecteerd met tweedehandse gegevens die ik voetstoots voor waar aanneem. Is Philippe Geubels misschien gewoon The Joker?
Of de Vlaamse wielerwedstrijden in de komende periode worden afgelast of niet, ik zal het enkel op mijn televisiescherm of aan mijn livestream merken. De kermiskoers van Wilrijk, ja, die heb ik vijftig jaar geleden live aanschouwd, met niemand minder dan Eddy Merckx onder de deelnemers. (Die is écht wel écht, hoor: jaren later heb ik de bijzondere eer genoten om de sportieve hoogwaardigheidsbekleder hoogstpersoonlijk de hand te schudden. Al zou dat nu wellicht preventief een elleboogje zijn, vermoed ik, maar goed.)
Marco Pantani, die is óók écht. Dat weet ik, want ik stond langs de Rue Rivoli in Parijs toen het Tourpeloton er in 1998 zijn blijde intrede deed voor de slotetappe op de Champs Elysées. Enfin, dat dénk ik tenminste, want tegen een slordige vijftig per uur was het peloton in geen tijd voorbij, wat gezichtsherkenning onmogelijk maakte. In de buik van het peloton heb ik evenwel een volslagen in het geel gehulde figuur ontwaard, en dat moét de Italiaanse halfgod geweest zijn. Met eigen ogen? Ja en neen dus, alles is relatief…
Waarop baseren onze beleidsmakers en volksmenners hun oordelen en interpretaties? Zijn zij eveneens overgeleverd aan tweede- en derdehandse informatie en extrapolaties? Waarom dan varen illustere stuurlui als Bart Tommelein (“in Oostende laat ík wél publieksmanifestaties in zaal toe, want ík zie geen reden tot paniek”) en Donald Trump (“corona is een hoax, bedacht door de Democraten om mij te verslaan”) een eigen(gereide) koers, waarbij ze de beschikbare data nadrukkelijk links laten liggen? Is ‘niet weten’ gewaagd?
“The care of human life and happiness is the only legitimate object of good government,” moet Thomas Jefferson gezegd hebben. Gaat het dan helemaal mis met onze zo gekoesterde democratie indien “my ignorance is just as good as your knowledge”, zoals Isaac Asimov zich bezorgd afvroeg? Als uitsmijter nog deze van Charles Darwin: “Ignorance more frequently begets confidence than does knowledge: it is those who know little, not those who know much, who so positively assert that this or that problem will never be solved by science.” (jhv)
De feiten zijn de feiten, toch?
“Oh, wat een mooie!” Het dametje kirt verrukt. Mijn nochtans hyperactieve, speelse hond reageert instinctief afwachtend. Door ervaring geleerd, weet ik dat ik haar daarin maar beter kan bijtreden. “Mag ik hem eens strelen?” flapt de dame er in een spontane opwelling uit. Nog vooraleer ik kan antwoorden, steekt ze al een kwetsbaar knokig knuistje uit. Mogelijk merkt ze dan plots ons beider terughoudendheid op, want midden in haar beweging bedenkt ze zich en trekt ze aarzelend terug. Daarin ziet mijn hond echter net een uitnodiging tot interactie en ze hapt vrolijk naar de uitgestoken botjes met een rimpelig laagje leerachtig vel eroverheen.
Verschrikt deinst het dametje terug en in vertwijfeling vraagt ze, quasi zeker, zo lijkt het, van het onheilspellende antwoord: “Hij is toch niet agressief?” Enigszins beledigd dat iemand het onschuldige enthousiasme van mijn oogappel überhaupt voor agressiviteit kan houden, brom ik een afgemeten “Nee” en ik voeg eraan toe: “Het is trouwens een zij.” Welke teef wil er nu voor ‘reu’ uitgemaakt worden? Bovendien is de vaststelling zonder meer feitelijk correct, en door scha en schande wijzer geworden weet ik dat die boodschap op mensen wel eens een kalmerende uitwerking heeft, als het agressiviteit betreft, althans in verband met honden.
Of dat terecht is, laat ik in het midden. In mijn alwetendheid als verteller is het voor mij nu echter zonneklaar dat het, na deze rollercoaster van emoties en interpretaties van beide kanten, tussen het schriele dametje en mijn opgewonden hond op het vlak van vertrouwensband niet meer helemaal goed zal komen. Met een ietwat bruuskere beweging dan nodig maan ik mijn gezel aan om mij te volgen op mijn schielijke vlucht, terwijl ik een verontschuldiging mompel in de richting van het intussen verontwaardigd kijkende dametje. Na enkele tientallen meters is de rust in onze gelederen weergekeerd. De boze blik uit de verte negeren we nonchalant.
Je zou het een misverstand kunnen noemen, wellicht ingegeven door voorbarige conclusies, nodeloze interpretaties, verholen vooroordelen, en misschien zelfs onderdrukte angsten. Dat zijn nu eenmaal de dolle capriolen die het samenspel van ratio en emoties vertoont, waarbij het ongegeneerd een zootje maakt van het morsige proces dat we gemeenzaam aanduiden met ‘communicatie’. Zet daar vervolgens een megafoon op van het type televisie, radio of sociale media, en je krijgt een kakafonie van halve waarheden en boude leugens, vermomd als Groot Gelijk, die uitmondt in een eindeloos welles-nietes. Mijn hond kijkt naar me op en ik meen te begrijpen: “Krijg ik nu geen extra snoepje na mijn voorbeeldig gedrag van daarnet?”
Het is maar hoe je het bekijkt. (jhv)
Over Geluk en Gerechtigheid
Pet net boven de ogen, handen diep in de zakken van een warme, weerbestendige jas van een goed merk. Kuierend met de hond op de Scheldeoever of langs de vloedlijn, tol ik tussen mijn vingers een rolletje poepzakjes rond. Ongeacht de grillen van de natuur – al is een zachte bries altijd welgevallig – stap ik stevig door, de blik op oneindig. Als Geluk al bestaat – en eerlijk gezegd, heb ik daar zo mijn twijfels over, maar goed – dan komt dit toch aardig in de buurt.
Gedachten dwalen af. Robbie Rensenbrink, de Slangenmens, is niet meer. Bij wat nostalgisch aangelegde zestigers brengt het heengaan van de immer minzame, terughoudende dribbelaar onvermijdelijk herinneringen naar boven aan voetbal in de jaren zeventig en tachtig. Steeds weer herhalen de media de beelden van het Estadio Monumental Antonio Vespucio Liberti in Buenos Aires. Robbie speelde er op 25 juni 1978 de finale van het wereldkampioenschap.
Net voor affluiten en bij een gelijke stand schiet Robbie een bal op de paal. Weg is de winst, want in de verlengingen verliest Nederland van het thuisland. Verslagenheid alom! “We zijn bekocht en bestolen, belazerd en bedonderd!” In 1974 in Duitsland was Nederland immers ook al de betere ploeg geweest, en ook toen verloor het de finale van het thuisland. Robbie was er telkens bij, was vooral in 1978 weergaloos en had de held van de natie kunnen zijn.
Hoe onrechtvaardig! Net dat begrip verklaart ook de verbijstering waarmee supporters van Club Brugge begin jaren zeventig hadden vernomen dat hùn Robbie Rensenbrink naar grote rivaal RSC Anderlecht was getransfereerd. Verraad! Niet zo vreemd in de voetballerij, want nagenoeg in datzelfde tijdsgewricht is er de zaak-Bellemans, het roemruchte omkoopschandaal waarin Standard Luik en zijn trainer Raymond Goethals betrokken waren.
Voetbal gaat blijkbaar vlot hand-in-hand met onbegrijpelijk onrecht en venijnig verraad. Niet alleen voetbal trouwens. Het wereldkampioenschap cyclocross moét Mathieu van der Poel toch gewoon winnen? Met de vingers in de neus, als er in de sport nog gerechtigheid bestaat. Niemand anders kan zich een volwaardige wereldkampioen noemen, want Mathieu heeft het hele seizoen lang alles gewonnen wat er te winnen was. En toch moet je het altijd afwachten.
Evenmin als in voetbalwedstrijden gelden in een eendagskoers in het wielrennen immers de regels en wetten van de gerechtigheid. Is Gerechtigheid net als Gelijkheid of, pakweg, Geluk niet sowieso een abstract concept, een menselijk hersenspinsel, dat in de harde realiteit – in het wild, zeg maar – niet eens voorkomt? Intussen is mijn dartele hond, wars van concepten en andere gelijkaardige illusies, al een heel eind voor me uit gelopen. Even bijbenen… (jhv)
De kracht van verandering
Tien jaar is een hele tijd… Wat voor een dag was dit in 2009? Ik kijk naar mijn hond, die in een onbekommerde diepe slaap verzonken is, al zucht ze daarbij af en toe hartverscheurend. Zij was nog lang niet geboren, want onlangs is ze pas vier geworden. Waar was ik, wat deed ik? Google leert mij dat 11 oktober 2009 – godbetert – een zondag geweest moet zijn. Ooit zag ik een documentaire over iemand op het autismespectrum die dat uit zijn hoofd wist.
Op 11 oktober 2009, zo lees ik verder, is Pater Damiaan in Vaticaanstad heilig verklaard, en twee dagen eerder kreeg Barack Obama, als zittende president van de Verenigde Staten, wat prematuur de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Enkele dagen later stemden de Sinjoren in een volksraadpleging tégen de aanleg van de Oosterweelverbinding; intussen zijn de werken in een voorbereidende fase volop van start gegaan. Jazeker, tien jaar is een hele tijd…
De zwarte labrador Lennox, die mijn bestaan op in- en aangrijpende wijze op andere rails wist te zetten, was toen nog in de fleur van zijn leven. Mijn vader daarentegen lag al meer dan een jaar onder de zoden. Ze hebben elkaar goed gekend, die twee, en er was een onuitgesproken band, dat kon je duidelijk zien. Tijdens voetbalwedstrijden op tv lag Lennox steevast aan zíjn voeten, nooit aan de mijne. Ik heb het hen intussen vergeven. Ja, tien jaar is een hele tijd…
Niet dat iets van dat alles me op welke wijze dan ook helpt om me voor de geest te halen wat voor een mens ik toen was. Je bent geneigd te denken: dezelfde als vandaag, toch? Daar ben ik niet zo zeker van… Misschien was ik op 11 oktober 2009 een veel genietbaarder mens dan vandaag, of net niet. En op 21 oktober? We zullen zien. Al ontbreekt elk referentiepunt, na al die jaren. Want tien jaar is een hele tijd en ik herinner het me allemaal niet meer zo goed…
Verandering is namelijk even onverbiddelijk als onvermijdelijk. (jhv)
P.S.: Deze mijmering is onwillekeurig op een 11de oktober tot stand gekomen, maar quasi zonder noemenswaardig betekenisverlies had dat ook op eender welke andere datum gekund. Doet u de oefening zelf ook maar eens, met vandaag als uitgangspunt, of morgen, of…
Denken is als doelloos dolen
“Weet je wat? We gaan nog eens langs bij die lieve meneer. Goeiedag zeggen.” Ze kwispelt. Het kan niet anders of ze verstaat wat ik zeg. Dat moet haast wel, toch? Ongetwijfeld ziet ze die lieve meneer al voor zich. Als ik zwijg en wat voor me uit blijf staren, is de verwachting snel voorbij dat er misschien een snoepje zal volgen. Enigszins teleurgesteld gaat ze dan maar in haar mand liggen. Al bij al is het best wel een opwindende ochtendwandeling geweest…
Het staren wordt een gefocuste blik. Van waar ik zit, kan ik uit het raam kijken en ginds, wat verderop, flikkeren blauwe lichten. Meteen schakelt de adrenaline een standje hoger, want de doemideeën buitelen over elkaar heen: wat zou er gebeurd zijn? Toch wel geen gasontploffing zeker, zoals onlangs aan de andere kant van de stad? Of loopt er weer een onverlaat met dure drank weg uit de naburige supermarkt, zonder er eerst voor te hebben betaald, welteverstaan?
“Je moet niet alles geloven wat je allemaal denkt.” Facebook en Instagram bevoorraden ons tegenwoordig met dat soort wijsheden, die je destijds op kalenders aantrof, of ingekaderd bij oma aan de muur. Het klopt natuurlijk wel: de ene gedachte roept zomaar een volgende op, schijnbaar willekeurig, puur associatief, en voor je het goed en wel door hebt, kun je je allang niet meer herinneren wat je oorspronkelijke hersenspinsel ook weer was. Alzheimer knipoogt.
Het is als surfen op YouTube: van de ene hyperlink naar de volgende, zonder richting of doel. Was het niet de onnavolgbare Mark Twain die ooit zei of schreef: “Some of the worst things in my life never happened.” Zo is het maar net. Zowel mijn trouwe K9 metgezel als ikzelf zijn die lieve meneer bijvoorbeeld allang weer vergeten. Uit het oog is uit het hart. De plicht roept. Voor wat hoort wat. Met dat soort banale platitudes kom je een heel eind in het leven. (jhv)
Het voortdurende jij
Achter
huilende eerste scheetjes
met poezelige vingers en tenen
van kapotgevallen knieën tot
fel gebloemde kleedjes
te kort voor wervelende hormonen
vol van eerst verloren verlangens en vroeg gestolen dromen
naar onrustig kabbelend water over
potige gedachten van had ik dit of zou ik zo later
knipper jij
vanonder goudblond spinsel ragfijn en uiterst traag
de zon achter Italiaanse bergtoppen
Stijn Goossens
Groen, lekker en gezond
“Verrek, wat heb ik een honger!” Tja, wat wil je… Vier uur trein vanuit het zuiden, dan in zeven haasten naar de metro voor de verplaatsing naar een ander Parijs’ station, om toch maar vooral de verbinding niet te missen… Enfin, in het Gare du Nord hebben we nog wel wat tijd over. Even rondkijken of er iets te eten valt. Op verfijnde gastronomische verwennerijen moet je hier niet rekenen. “Kijk, daar, Five Guys… Eens proberen?” Ach, waarom ook niet…
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit in mijn leven een fastfoodmaaltijd gegeten heb, waaraan mijn lichaam nadien zo veel werk heeft gehad om die junk weer uit mijn systeem te krijgen. Ik heb eerst zelfs ontzettend veel moeite moeten doen om die vettige troep überhaupt tot mij genomen te krijgen. Vergis u niet: ik ben lang niet vies van vetlapperijen en zoetigheden waar Pascale Naessens onwel van wordt en waar zelfs Jeroen Meus van met de ogen knippert…
“O, maar je vergist je: zo’n maaltijd is lekker en gezond!” Iemand zei dat écht! Weliswaar niet over een degustatie bij Five Guys, maar bij McDonald’s, al betwijfel ik – hoewel ik niet uit ervaring kan spreken – of dat veel verschil uitmaakt. Wellicht draagt het in niet geringe mate bij tot de zinsverbijstering bij de spreker dat zijn zoon een hoge pief is bij McDonald’s en dat de man er dus gratis en voor niets mag aanschuiven, maar toch… Er zijn fatsoensgrenzen!
McDonald’s omschrijven als “lekker en gezond” – dat laatste wellicht omdat ze er sinds enige tijd ook een slaatje op het menu hebben – doet me denken aan veel andere van de pot gerukte claims die je in de reclame tegenkomt. Neem nu al die salonfähige auto’s van tegenwoordig: ze zijn ‘Green’, ‘Eco’ en zelfs ‘Eco Plus’! Let wel: het gaat hier niet om elektrische auto’s, maar wel degelijk over kwalificaties van voertuigen met benzine- en dieselmotoren, hé!
Die zogenaamde ‘groene’ auto’s zouden ‘milieuvriendelijk’ zijn… Omdat ze net iéts minder CO2 uitstoten? Kom nou, ernstig blijven! Nog zoiets: ‘Light’. Zijn voedingsmiddelen met die toevoeging achter (of voor) hun naam écht zoveel beter voor de gezondheid? Als onderzoek uitwijst dat ze nog altijd behoorlijk calorierijk, vet of gesuikerd zijn, en dat we er bovendien méér van gaan consumeren omdat het ‘immers minder kwaad kan’, dan is het effect… Zero!
Michael Braungart en William McDonough zagen het goed: “Less bad is still no good.” (jhv)
De waan van de dag
“Halt! Hier moet ik even wat grondiger naar kijken.” Mij is niet meteen duidelijk wat aan die ene graspol nu zo waanzinnig interessant is, maar ik ben dan ook geen hond. Soms komt er zelfs een gravende voorpoot aan te pas. Op andere plaatsen perst mijn metgezel er voor de zoveelste keer, als reactie op de geregistreerde boodschap, nog een paar extra druppeltjes uit. In mijn ijdele onschuld heb ik ooit gedacht dat al die tussenstops sanitair van inslag waren…
Mijn wandeltempo is aan dit ‘grond-scrollen’ aangepast. Onderwijl welt het vermoeden in me op dat ‘likes’ en andere goed- of afkeuringen van ontboezemingen op sociale media – veelal middels emoticons gecommuniceerd – misschien vormen van menselijk markeergedrag zijn. Daarbij valt me overigens op dat van de vier basisgevoelens – Blij, Boos, Bedroefd, Bang – er drie vertegenwoordigd zijn in het rijtje Facebook-emoji’s, maar dat er eentje ontbreekt…
Wat onze dierbare viervoeters bezielt bij goed- of afkeuringen blijft gissen, maar dat directe emoties een drijfveer voor hun reacties zijn, staat buiten kijf. Kom ‘live’ een K9-collega tegen en alle emoties passeren de revue. “Daar! Wacko! Wild spelen! Top!” – “Ginds! Filou! Mijn hormonen slaan op hol!” – “Hoor die Soekie eens kwaadaardig grommen en keffen! Krijgt van hetzelfde laken een pak!” – “Jazzy, zo’n enorme loebas! In een boog eromheen, a.u.b.!”
Wie al die hondennamen verzint, weet ik niet, maar dat bij luide vuurwerkknallen de staart steevast tussen de poten getrokken zit, weet ik wel. Bang hoort er dus helemaal bij. Zoals bij het zien van een dier dat duidelijk van een andere soort is – neem een kat bijvoorbeeld, of een konijn – de impuls om erachteraan te gaan en er komaf mee te maken, onbeheersbaar is. Wat? Onbeheersbaar? Ach, kom! Wij, mensen, beschikken wel over Cultuur en Beschaving, hoor!
Dusdanig mijmerend staar ik in de verte, tot het me opvalt dat een van de toonbeelden van Hoogstaande Menselijke Beschaving – namelijk de Antwerpse kathedraal, op de andere oever – aan mijn zicht onttrokken is! Traag kruipen de wankele bakjes van een reuzenrad omhoog – of ze glijden, zo u wil, omlaag – als betrof het een kitscherige metafoor voor het leven zelve. (Dat moet toeval zijn, nu de kersttijd eraan komt.) Boven wacht wellicht een weids uitzicht.
Een verrassende rust daalt over me neer. Zo’n adembenemende weidsheid kan niet anders dan bijdragen tot je relativeringsvermogen, weg van de hectische, reactieve emo-waan van de dag. Dan beklemt me echter weer de gedachte dat je in zo’n bakje, in zo’n rad ronddraaiend… geen kant op kunt, gedoemd om je te schikken naar hoe de wereld draait, ook als je kritische vragen hebt. Zoals wanneer het ene huizenhoge cruiseschip na het andere het zicht op de magistrale kathedraaltoren belemmert. Het is Wintermarkt in ’t Stad. Moet de kassa rinkelen? (jhv)
Zo goed als onbereikbaar
Vanop de Antwerpse Linkeroever komt de skyline van ’t Stad uitstekend tot zijn recht. Mijn hond wil dan ook dolgraag elke dag de statige toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal gaan bekijken. Die toren kunnen we met enige verbeeldingskracht vanuit het livingraam van ons appartement ook wel zien, edoch – weer of geen weer – deze halsstarrige viervoetster zàl willens nillens dagelijks haar uitstapjes maken, waarbij zij van de gelegenheid gebruik maakt om haar sanitaire behoeften te doen. Al bij al vind ik dat wel een verdedigbare ruildeal, want binnen in het appartement zou het anders nogal een gedoe geven… We houden het netjes.
In dit herfstige seizoen vallen er op het riant met bomen omzoomde plein waar wij resideren en flaneren, véél bladeren. Sommigen verwijten dat hun overheid, meen ik ergens gelezen te hebben. Toch is het niet zozeer dàt wat de bewoners van ‘ons’ ruim bemeten plein dezer dagen bedroeft. Het grote kruispunt van het plein met de lommerrijke laan die we elke dag inslaan, is één gigantische bouwwerf. Eandis en andere nutsmaatschappijen voeren een regelrechte openhartoperatie uit, die al weken aan de gang is en waarvan het einde nog lang niet in zicht is. “Tot maart 2019”, staat te lezen op de borden die het parkeren in de omgeving verbieden.
Achter bergen zand en hoog opgeschoten graafmachines is de entree van de supermarkt die aan dat kruispunt gelegen is, nog amper te zien. Al enige tijd is de winkel voor de gebruikers van rollators, wandelstokken en krukken, die je normaal in groten getale in die buurtwinkel aantreft, zelfs zo goed als ontoegankelijk geworden. Tijdelijk, zeker, maar toch… Je krijgt voorwaar te doen met de hardwerkende uitbater en zijn personeel. Hoe overleeft een winkel, die ook maar gewoon zijn omgeving van voedingswaren probeert te voorzien, zo’n aanslag op zijn zichtbaarheid en toegankelijkheid? Ik kan me het verbeten tandengeknars al voorstellen.
Op enkele aanloopstraten staan borden met “De winkel is bereikbaar” – en met een 4×4 of met rupsbanden ís dat ook wel zo – maar of ze veel uithalen? Deze supermarkt is noodlijdend, dat kan haast niet anders. Het is het stille kleine lijden waaraan de grote luide media (sociale en andere) verhoudingsgewijs weinig aandacht besteden. Nochtans gaat bij gewone stervelingen, net wanneer ze overdosissen van dat soort doordeweeks gesukkel ervaren in hun dagelijkse biotoop, het kwaad bloed aan de kook, er komt stoom uit hun oren en verkramping slaat toe… Machteloosheid tegen monsterlijke machinerieën wekt kathedraaltorenhoge frustraties.
Mijn hond zal het intussen allemaal worst wezen. Geen zier sociaal gevoel, die beesten, zo lijkt het wel, maar net een hónd kun je dààr moeilijk van verdenken. Zij vindt die graafwerken met bijbehorend lawaai best wel spannend: omgewoelde aarde om haar neus in te steken en – godbetert – er putten in te graven. Dat het na afloop van onze uitjes alsnog een zootje wordt in ons appartement, met al dat zand en zelfs de klodders modder die aan haar ledematen (en mijn schoeisel) kleven, horen er volgens haar nu eenmaal bij. Als ik heel eerlijk ben, moet ik haar gelijk geven: het is klein bier bij wat de supermarkt op de hoek te verwerken krijgt. (jhv)
Geloosd aan de waterkant
“You don’t understand! I coulda had class. I coulda been a contender. I coulda been somebody, instead of a bum, which is what I am. Let’s face it.” Dit weergaloze citaat komt uit de film On the waterfront van begin jaren vijftig. Ik kan u die prent van harte aanbevelen.
Verder is elk verband met dit stukje ver te zoeken, hoor, tenzij… dàt gevoel! Wie anders dan de onnavolgbare Marlon Brando weet zo treffend in enkele zinnetjes de intens deprimerende ervaring tot leven te wekken van hoe het is om een mislukkeling te zijn, een weekdier, een zwakkeling, een loser. Overvalt dat neerslachtige sentiment u bij gelegenheid ook wel eens?
Gebukt over een hondendrol. Dat is zo’n moment waarop ik me steevast afvraag: waar ben ik begot mee bézig? Mijn hond kijkt me aan met zo’n blik van: ik heb hier verder niks mee te maken, ik heb de drol gedropt waarvoor we sowieso gekomen waren, en volgens mij kunnen we nu meteen weer verder, want daar ruik ik alweer iets lekkers. Ik bijt hem gefrustreerd toe – want dàt doe ik dus óók: onderweg tegen mijn hond praten… – dat de burgerplicht roept. Sta ik me daar vervolgens wat aan te klooien met de stront van mijn hond, alsof we een of andere grove misdaad hebben begaan. Daarbij maak ik gebruik van een plastic zakje – uiteraard bio-afbreekbaar, wat had u gedacht! – dat slechts na al te veel geworstel van het rolletje loskomt.
Laat ik het niet hebben over de keren dat het te goedkope zakje tijdens al dat geruk scheurt en opensplijt – wie bij de Action winkelt, spaart een hoop geld uit, dat dan weer wel… – en wat de gevolgen daarvan zijn voor je handen of je jas… Of de keren waarop ik in het halfduister de diep geprofileerde zool van mijn laars eerst krachtdadig in de zachte excrementen geplant heb. Oók heel zielig allemaal, ik wéét het, maar daar gaat het hier nu niet om. Wel om dat moment waarop je rechtkomt en met het dichtgeknoopte poepzakje in de hand om je heen kijkt. Voordien was het je niet zo opgevallen, maar… hoe smérig is het hier aan de waterkant!
Wat een loser ben ik, zoals ik hier, mijn gevuld poepzakje omklemmend, verbluft sta rond te gapen. Alsof ik ’t Ruimerke ben, loop ik mijn hond achterna om zijn natuurlijk gevoeg op te vangen, terwijl zwerfvuil met een stuitende vanzelfsprekendheid alomtegenwoordig lijkt. Wie werpt toch al die rotzooi zomaar in de berm? Maakt een flink deel van de mensheid zich dan volstrekt nergens zorgen over? Lege plastic frisdrankflesjes, volledige verpakkingen van friet-met-stoofvlees-en-mayonaise (het kan ook curryworst geweest zijn, ik wil ervan af zijn, mijn rondsnuffelende hond kan dat ongetwijfeld preciezer zeggen), een verbrijzelde Eristoff-fles (glasscherven en hondenpootjes: een no go-combinatie!)… Enfin, ik bespaar u de details.
We hebben het hier over een doordeweekse werkdag, niet de maandagochtend na een zonnig zomers weekend met veel picknickende zonnekloppers, niet The Day After een mega-event als de Ten Miles, waar zo’n veertigduizend mensen op afkomen, of Linkerwoofer, dat enkele dagen aan een stuk duurt. Neen, een gewone herfstige ochtend in de week. Ik verveel u verder niet met een apocalyptische beschrijving van hoe deze plek er na een dolle Nieuwjaarsnacht uitziet… Tot het me plots overvalt: waarom zou ík mij de loser moeten voelen, ik die mij dat aantrek en die het afval dat ik zelf onvermijdelijk genereer, plichtbewust in vuilnisbakken deponeer? Waarom zou ik een verzuurde zeurpiet zijn, als ik daar mijn beklag over maak?
Wie is hier in feite de loser? Weet je wat Marlon Brando zou zeggen tegen al wie zwerfvuil achterlaat? “You don’t understand! You coulda had class. You coulda been a contender. You coulda been somebody, instead of a bum, which is what you are. Let’s face it.” (jhv)
Pleidooi voor terughoudendheid
“Daar ligt iets lekkers!” Trek, trek. Snuffel, snuffel. “Kom, genoeg nu. We gaan oversteken.” Net wanneer ik een voetzool op het asfalt denk neer te vlijen, zie ik dat een auto aangereden komt. Hij houdt wat in en gebaart van: “Steek gerust over, neem uw tijd, ik temporiseer wel even.” Echt stoppen doet hij niet, maar dit komt wel goed, dat zie je zo.
Tot uit de zijstraat van rechts een andere auto met gierende banden en luid claxonnerend zijn voorrang opeist. Hij dwingt de eerste bestuurder, die met zijn flank intussen al ruimschoots ter hoogte van de zijstraat was gekomen, om alsnog behoorlijk cru in de remmen te gaan. Bestuurder A is perplex, de hond schrikt, de wandelaar is verontwaardigd.
Een vreedzaam verkeerstafereeltje is in fracties van seconden verworden tot een Trumpiaanse cocktail van haantjesgedrag, agressie, ordeverstoring, onveiligheid. Zeker, de man-van-rechts had voorrang, dat klopt. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dat hoeft ook totaal niet, want daar gaat het niet om. Er rijzen andere vragen bij deze ochtendlijke scène.
Néém je voorrang of kríjg je die? Gaan bureaucratische regels voor op een goedgemutste verstandhouding tussen welmenende burgers? Kan risicogedrag met bijbehorend gevaar en aansluitende verzuring gebaat zijn bij wat onderlinge mildheid en enige terughoudendheid? Draag gerust uw argumenten pro aan of opper uw steekhoudende bezwaren.
Het is veel gevraagd, ik besef het, want IK wil NU wat IK voor ogen heb, en JIJ staat in de weg op mijn kortste route van A naar B. Dat JIJ ook een route aan het volgen bent, zal MIJ worst wezen. De volstrekt onschuldige hond lap IK al helemààl – haast letterlijk! – aan mijn laars. In MIJN wereld ben IK de protagonist, JIJ speelt een klein bijrolletje.
Je zou het een kwestie van perspectief kunnen noemen. Zoals in het citaat van de onvolprezen filosoof Muhammad Ali: “Looking at life from a different perspective makes you realize that it is not the deer that is crossing the road, rather it is the road that is crossing the forest.” De hond in dit bitse kegelspel-met-auto’s is het daar alvast roerend mee eens… (jhv)
(zonder titel)
Respectvol getuig ik hoe
jouw hart
tippe trippe trap
overstag gaat
bij één en twee paar
aan een uitnodigende kier
afwachtend vastberaden voeten
Liefdevol beschik ik
ruim deken en bed
maak plaats voor
in oxytocine gedrenkte
oerliefde
God schiep de moeder
en ik zag dat het goed was
Stijn Goossens