I.M. voor M.

De week begon met Karel Van Miert. Die maandag was matig bewolkt met weinig wind. De coryfee van vandaag vergane socialistische glorie vulde de avond met kersen plukken. Toen hij halfweg de ladder opkeek van zijn gevulde mandje, zag hij onder zich staan en geduldig wachtend, de dood. Die strekte de vinger kalm doch gedecideerd naar het hart van de gewaardeerde politicus. Dat gehoorzaamde en stopte met pompen. Een boerenzoon had zich een weg geploegd van akker naar salons en stierf staande tijdens de arbeid, de roden treurden. Aan het graf dekten twee weduwen samen met hun man ook De Internationale met aarde toe.

Enkele dagen later verkoos de kwetsbare zangeres en omroepster Yasmine om niet nog langer deel te nemen aan dit ondermaanse gewriemel. Ze leed aan de Liefde, háár hart broos en breekbaar als porselein. Het leven rolt niet voor iedereen een rode loper uit. Liefdesverdriet met hoofdletter, te groot voor eeuwige meisjes.

Dezelfde dag demonstreerde Michael Jackson dat ook de groten der aarde maar gewone stervelingen zijn. Koning, keizer, admiraal, doodgaan doen we allemaal. Michael was nog zwart en afro gekapt toen hij zoetgevooisd onze levens in zoemde met in zijn kinderhandje de staart van Ben, een rat, zijn beste vriendje. Albinoneger noemden wij hem later baldadig, neger zeggen mocht toen nog. Op weg naar het koningschap van de pop verbleekte de ster tot hij bijna doorzichtig wit ging moonwalken in de eeuwige brandende spots van het firmament.

Niet de groten maar de kleinen zijn de ankers in onze levens. De wereld dacht alles gezien te hebben maar wij wisten beter. Ook in die week kwam de zaterdagavond aan het einde. Voor de mensheid onzichtbaar vocht in een anoniem ziekenhuis een anoniem lichaam een niet te winnen strijd. Het lag in schijnbare rust, machteloos wachtend tussen piepende en zuchtende machines. “Het is nu aan hem,” zei de dokter. “Wij voorzien zijn soldaten van wapens, het is afwachten of ze die opnemen en de strijd aangaan.” Dat hij oorlogstaal gebruikte, drong niet echt door. We waren toeschouwers bij een bewegingloos slagveld en alleszins ik vatte niet dat de strijd ging over zijn of niet te zijn. De dood bezocht bij ons enkel de hoogbejaarden.

Misschien was niet het doodgaan op het einde het pijnlijkst, maar het gebrek aan leven in de weken voordien. We keken naar iemand die er niet echt meer was en waarvan wij tegen beter weten in geloofden dat hij nog weer zou keren. Er lag een lichaam maar niet meer de mens die het ooit geborgen had. Een schrijnende afwezigheid van leven, de ogen gesloten, het deinen van de borstkas kunstmatig, koude warmte als bij het kunstlicht van een buislamp.

Maar wij geloofden. Plots vonden wij onszelf verenigd rond wat een sterfbed zou worden. Samen in een kamer stonden een moeder en een vader, kinderen, zonen en dochters, als een familie. De soldaten echter lieten de wapens liggen, zij deserteerden, de dood kwam, zag en nam mee, als een dief in de vooravond. “Jullie hebben een hechte band,” zei de dokter. Daar keken we van op.

Wij vormden nooit een familie van de samenhangende soort. In de twee weken die mijn broer gebruikte om de grote oversteek te maken, verenigde hij wat ooit uit elkaar was gespat. L’union fait la force, ook in verdriet. Hij en wij betaalden daarvoor een zware prijs. Sindsdien proberen we elkaar geregeld te ontmoeten. Het is allemaal niet voor niets geweest.

Mijn broer, hij leeft.

Held

“Drie verticaal: idioot, vier letters”, zei mijn vader. Cynisme hoorde bij onze opvoeding als het strand bij de zee.

“Jij”, dacht ik, maar dat was een letter te weinig. ‘Jij’ schreef je toen nog met een g vooraan. “Held”, lachte ik.

We hadden net uitgebreid gefilosofeerd over hoe generaals hun soldaten op het slagveld inzetten als voer voor kanonnen. Na hun dood eert de natie haar helden, elke 365 dagen opnieuw. Moeders huilen elke dag. Wat tellen eer en roem als je als maagd van nog geen negentien een feestmaal voor de wormen bent?

Bewonderen was mij niet vreemd. Als jongen verafgoodde ik zoals alleen jongens dat kunnen. Robin Hood vrijbuiterde in de bossen van Nottingham, stal van de rijken en schonk de buit aan de armen. Samen met de Alverman veroverde de eenvoudige Johan het hart van de beeldschone Rosita, dochter van de norse maar rijke Don Christobal de Bobadila. Hij overwon moedig de valse lagen en listen van de gemene ridder Guy de Sénancourt. Siegfried versloeg met het zwaard een draak die vuur spuwde en elke dag een maagd verteerde.

Helden bestonden ook écht. Tommie Smith en John Carlos balden de vuist in zwarte handschoen op het podium van de Olympische Spelen in Mexico. Black Power! Jan Palach stak zichzelf in brand op het Wenceslasplein in Praag, een levende toorts als protest tegen de Russische bezetter. Maarten Luther King droomde zijn dood, Cassius Clay koos drie jaar cel boven zinloos vechten in Vietnam. Nelson Mandela, Steven Biko… een galerij van helden.

Helden verdedigen weerlozen, tarten de macht, komen op voor wie dat zelf niet kan. Helden zijn gutmenschen. Een held stapt onvervaard de vijand tegemoet, kijkt zonder schroom het gevaar in de ogen. Helden schaffen das. Zij ergeren heersers en meesters en krijgen aan het eind de jonkvrouw. Mét kus.

Als kind was ik mijn eigen held. In mijn fantasie passeer ik de woeste rivier precies op het ogenblik dat het kind zich losrukt uit de hand van de moeder en in het woelige water sukkelt. Sneller dan een bliksemflits werp ik mijn kleren op de kant, duik onvervaard het ijskoude water in en zwem met lange, sierlijke halen naar het spartelende kind. Ik hoor niets van de bewonderende ooh’s en aaah’s van de uit alle hoeken toegesnelde vrouwen. Ik weet dat ze er zijn. Ertussen staat verloren, eenzaam en het gelaat door afgunst groen, een enkele man. Hij roept driftig om hulp, een amechtige poging om zich ook enige allure aan te meten. Hij wou dat hij mij was. Net voor het water het kind definitief op kan slokken, duik ik onder het spartelende lichaam, omknel de oksel en til het naar lucht hongerende hoofd boven water. Met krachtige beenslagen zwem ik ruggelings, tegen de stroom in, naar de oever. Uitputting dreigt maar we halen het net. Het kind leeft nog. Huilend stort de moeder zich op haar telg. Als ze het hoofd heft, ziet ze aan de horizon nog een stip, een held met wapperende blonde manen op een wit paard. Net als al die andere vrouwen zal zij zich ’s nachts nog vaak vragen: wie was toch die man die mijn kind het leven redde?

O Tempora, O Mores. De held van weleer is vandaag een sok, gebreid uit de wol van geit. Een softie. Een watje. De held van het heden hult zich in een vacht van schaap. Het hart moet hard. Hij laat de drenkeling verdrinken, verstoot de verstotene, schopt naar de verschoppeling. Hij snoeft en pocht en klopt zich fier op de borst als hij het schip weer de zee opstuurt. Als het kind verdrinkt is het de fout van de moeder. Hij misprijst wie weerloos is, vernedert de andere opinie, wentelt zich wellustig in het grote gelijk van zijn superioriteit. De vluchteling noemt hij crimineel, de vreemde des duivels. Hij is de koning van de retoriek, tweet sneller dan het licht, speelt met woord en beeld. Hij is de veilige haven, laat zich leiden door spinners en peilers en noemt dat beleid.

Voor het trotse stadhuis van de stad aan de werf, staat Brabo. De held ging een ongelijke strijd aan met een reus, won, hakte de reus de hand af en wierp die in de Schelde. De schepen konden weer door.

Drie verticaal: idioot, vier letters. Iemand? Theo? Bart? Erik kan trouwens ook.

Don en Kim

Vaak zijn het de mensen die je niet ziet die een bedrijf doen draaien. Zonder monteur geen film, al is hij niet meer dan een naam in de aftiteling. De acteur is niets zonder de vrouw of man achter de camera.

Bi Lin Gue is tolk. Tijdens de historische top in Singapore schoof ze quasi onzichtbaar mee door het beeld. Ze spreekt foutloos Engels en Koreaans, zegt ze; wij geloven haar. Soms bespeelt ze de tijgermachine in een Oosters gokzaaltje in de binnenstad. Die avond had ze een slechte avond. Een sakétsunami en een hoop onverwerkte emoties maakten haar lippen los.

“Wij mogen natuurlijk niks zeggen, lalde ze, dat staat op papier. Maar hier, onder vrienden…”

Vrienden is een groot woord, ik was die avond toevallig de winnaar aan haar pokertafeltje.

“Iconisch, roepen ze. Verandert de geschiedenis! Nobelprijs voor Vrede! Groot Gebaar van Verzoening. Mijn oosterse reet, ja. Als je goed naar de staart van de kikker kijkt, zie je dat hij er geen heeft.”

“Oei, Bi? Het was toch een top top?”

“Het was Liefde op het eerste gezicht. Ze wilden allebei heel graag. Kim Yung begon als teken van goede wil het gesprek zelfs in het Engels. Maar ja… Geongang!” Ze tikte haar glas tegen het onze.

“Gezondheid Bi! Wat zei hij dan precies?”

““Mister President, I love hair.” Hij bedoelde misschien: ik vind uw haar leuk. Maar Donald luistert in principe nooit naar wat iemand zegt. Hij keek even naar mij en antwoordde: “I see. Later you can grab her by…” Toen moesten we wel ingrijpen. Hij herstelde zich: “I love your hair too. Who does your make-up?”

“Wat zei de kleine dictator daarop?”

“Helemaal niets! Soms is niets zeggen het beste antwoord. Hij had gewoon geen idee!!! Van die hele meeting snapte hij geen woord. Kijk, Donald praat, dat is wat hij doet. Het interesseert hem niet of er ook iemand naar hem luistert, dat doet hij zelf wel. En Kim keek de hele tijd alsof hij in de foute film zat. Altijd moest iemand hem wijzen waar hij moest gaan of staan. Als Donald hem bij zijn kruisje zette en aanwees in welke camera hij moest kijken – the red light, Kimmie, red light – dan straalde hij als een kind. Echt zo’n schatje. Soms moest ik me inhouden om hem niet te knuffelen. Ach, één moment van vreugde verdrijft honderd zorgen.”

“Zeker! Maar er werden toch belangrijke dingen besproken?”

“Tja, dat is natuurlijk allemaal een beetje relatief, wat voor de een belangrijk is… enfin, vanaf dat moment hebben wij elk woord zelf vertaald. Het is verstandiger een kaars aan te steken dan te klagen over duisternis.”

“Waar ging het dan over?”

“Dat is natuurlijk strikt geheim. Maar als je nog een rondje bestelt… kijk, onder ons, Kim zei dat hij dol was op het oranje van Donalds haar.”

“Het oranje van Donalds haar?”

“Dat vindt hij mooi. Donald vertelde over Melania’s hairdresser. Die had haar beloofd om haar hubby de looks te geven van de eeuwige jeugd, vandaar dat gewaagde blond. Toen kloeg Kim er over hoe moeilijk het is om altijd weer een nieuwe stylist te vinden. Een wet in Noord-Korea bepaalt immers dat wie de Voorzitter aanraakt, wordt geëxecuteerd.”

“Maar zeker ging het gesprek toch over meer dan haarkleur en coupe de cheveux alleen?”

“Natuurlijk! Over die slotverklaring ook. De mensen moeten iets hebben om over te lamenteren. Wist je dat onze tekstschrijvers daar al mee klaar waren toen Donald zei dat zijn knop toch groter was dan die van raketman?”

“Die akkoorden? Die handdruk? Die goede voornemens?”

“Dat is toch allemaal perceptie, man. Daar staat toch niets in! Die tekst zegt nog minder dan de oppositie in Noord-Korea. Wat de rups het einde noemt, noemt de rest van de wereld een vlinder.”

“Noord-Korea heeft toch geen…”

“Precies! Enfin, na de fotoshoot en de speeches zijn binnenskamers de echte afspraken gemaakt.”

“Misschien moet je die toch maar voor jezelf houden, Bi. Wie weet heb je nu al veel te veel gezegd.”

“We leven hier toch in een vrije wereld? De president en de Voorzitter volgen elkaar nu op Instagram en snapchatten foto’s bij hun volgende kappersbezoek. Als Kim naar Washington komt mag hij een middagje met Melania mee. Als we die dan al gevonden hebben, natuurlijk. Doe jij nog eentje?”

Misschien straks toch eens vragen hoe ik precies thuis ben geraakt.

Dan heb ik ergens zoiets van weet je

Een mens moet wat in de tijd die hem scheidt tussen eerste schreeuw en laatste ademstoot. De ene herstelt windmolens op zee, een ander bestudeert bonobo’s, de politicus provoceert, op een zolder componeert de gepensioneerde een opera die nooit zal worden opgevoerd. We modderen wat aan, het bestaan moet zin hebben.

Ik dood de tijd, dat doet de tijd met mij ook, met drie aapjes zijn, dat vertelde ik al. Horen, zien en zwijgen is ook een overlevingskunst. En zo hoort een mens nog weleens wat. Zoals: “En dan heb ik ergens zoiets van, weet je, dat is dan wel een zure.”

Wablieft?

Mijn hoofd tolt. Waarvan heb je wát? En waar? Neen, ik weet niks, een zure wat? Als uit het niets duikt dat soort prietpraat plots op ten allen kant. Ergens, diep verscholen in de Lage Landen ligt het dorpje Babel. Als je vanuit het station de Leuterdreef volgt, kom je aan het einde bij het Plein van de Gebakken Lucht. Daar staat een groot fabriek: N.V. Woordenbrij, specialist in Zinnenkweek en Woordkraam. Vrachtwagens storten enorme ladingen zinloos door elkaar gehaspelde brokken taal in een gigantische container: men en mijn en zen en zijn en is en eens en noemen en heten enzovoort, allemaal door elkaar. De hele week ontrafelen en sorteren de magazijniers dit kluwen en zetten dan elk woord weer klaar voor beter gebruik. Als op vrijdagmiddag de taal weer netjes geordend staat, in de rij Precieze Betekenis op het schab Correct Gebruik, verzinnen de mannen nog gauw een grapje als opwarmertje voor de weekendpinten.

  • Ik weet nog eentje, die kan misschien vandaag nog buiten. Luister: “Ik héb zo-iets van!”
  • Zoiets van? Wat dan? Waarvan dan?
  • Van niks! Dat is de mop! Het klinkt alsof er van alles rond hangt, het zegt absoluut niks.
  • Is dat niet …, ik weet niet, wat mager? Moet er niet nog iets bij? Een plaats of tijd of zo?
  • Ok, ok, een plaats. Maar niet te concreet, het moet gewichtig lijken maar wel vaag blijven.
  • Ik weet het! Ergens! Dat lijkt ergens te zijn maar dat is nergens. Niemand weet waar ergens ligt, toch? Vind je dat niks?
  • Man! Dat is zo hard niks! Dat zet ik onmiddellijk op mijn status! Facebook vraagt: Wat ben je aan het doen? En ik antwoord: Ik heb ergens zoiets van! Dat worden likes, man!

Kriebels op mijn rug en ik kan er niet bij. “Jij bent een slechte verstaander, hoor ik dan, je weet toch wat er wordt bedoeld?” Euh, neen. Maar neem ja. En dan?

Voor de nieuwe keuken komen twee heren in overall de maat opnemen. Drie weken later zijn ze er weer, compleet met inbouwoven, keramisch werkblad en inductiekookplaat. Aan het einde van de werkzaamheden komt de factuur.

  • Kijk, mijnheer. Uw keuken is klaar. Proficiat!
  • Maar… de uitsparingen in het werkblad kloppen niet. Het blad komt over de wasbak en de opening voor de spoelbak is te breed, dat lijkt toch nergens op!
  • Oei! Mijnheer is lichtgeraakt. Het moet allemaal tot op de millimeter? Ongeveer is niet goed genoeg voor mijnheer?
  • Is dat dan teveel gevraagd misschien, een beetje correct werk?
  • Maar mijnheer, het is dan misschien niet helemaal exact uit het boekje, er staat hier toch ongeveer een keuken? Dat begrijpt u toch?
  • Ah ja, natuurlijk, als u het zo ziet. Excuseert u mij, ik heb een slechte nacht achter de rug.
  • Niet erg, mijnheer. Dat is dan 10 499 eurokes en 99 cent a.u.b.

Wat is er mis met klare taal? De taal weerspiegelt de ziel. De taal die je gebruikt zegt wie je bent. Elke inburgeraar moet de taal leren, dat vinden we vanzelfsprekend, in Vlaanderen Vlaams. De Vlaming zélf? Hij spreekt zijn talen, behalve die waarop hij zegt zo fier te zijn.

Natuurlijk mag je dit een hoop gezever vinden. Ik ben immers ook maar een oude…

  • Schoolmeester
  • Zaag
  • Onnozelaar
  • Sexy motherfucker

Erik

Me, Radja!

België bestaat bij de gratie van de Rode Duivels, spint men links en rechts. Een nieuw tornooi nadert en daarmee parend piekt de fierheid over dit bescheiden vorstendom aan de Noordzee. Elke vier jaar weer wapperen de vaandels, pers en publiek verlustigen zich in een voorspel van torenhoge verwachtingen en de verbeelding leidt naar een ongekend hoogtepunt. Helaas! Ervaring leert dat te grote opwinding niet zelden uitmondt in het vroegtijdig verlaten van het strijdperk.

Bij het opspannen van het verlangen naar deze hete zomer waren Roberto en Radja de speeltjes van dienst. Na de AA, de B&B en de CCC zijn nu ook R&R onlosmakelijk en voor de eeuwigheid gekoppeld. R1, de coach, wikte en woog en R2, de voetballer, lag eruit. Ongeloof, gehoon, geween en tandengeknars overspoelden de natie.

Het argument van de coach, tactische overwegingen, wordt door de elf miljoen andere bondscoaches brutaal afgeketst. Niks tactiek, dit is een persoonlijke afrekening! De Spanjaard kan onze Radja niet uitstaan! Hij heeft iets tegen tattoos en slechte manieren en Radja heeft die allebei! Dat hij daar dan voor uitkomt en het durft te zeggen!

Bij dit alles besloop mij een hoog been there gevoel. Vandaag klinkt dat bijna wonderlijk maar ook ik speelde ooit op een sleutelpositie in mijn team. Trainer na trainer plaatste me als basispion op het bord, soms als diepe spits, soms centrale verdediger en heel vaak als verdedigende middenvelder. In goede en slechte tijden bleef ik trouw aan mijn club. Ik droomde me het uitboljaar van Timmy Simons en zag me diep vanbinnen al staan blinken tijdens een ereronde en zelfs een galamatch, compleet met applausvervanging, spelen voor een uitverkocht stadion.

Teams kennen pieken en dalen. Bij de piek jubelt de kleedkamer, in het dal betaalt de oefenmeester het gelag. Groeiend ongenoegen bij de spelers noopte het voorbije seizoen de trainer tot een stap terug, zoals dat vaak gaat nog voor het einde van het contract. Het bestuur headhuntte een verse spelersbaas. Die kwam en zag, ging resoluut voor een agressievere speelstijl en koos voor een nieuwe opstelling.

Deze tactische overwegingen zetten me buitenspel. Een plaats op de bank of in de tribune werd mijn rol. Tattoos heb ik niet en slechte manieren, in het publieke leven is dat toch ook al enige tijd geleden. Voor de ultieme boodschap kwam de nieuwe oefenbaas niet meteen naar Rome, het terras van taverne Den Horst vormde een aanvaardbaar alternatief.

Nieuwe trainers zijn als bezems, dat is een ijzeren wet. Het team echter bleef ook na de wittebroodsweken nog steeds los zand en de sleutelspelers brachten ook nu niet wat van ze werd verhoopt. Het bestuur kwam tot in de kleedkamer, hoorde spelers en technische staf en dokterde aan een oplossing voor het seizoen van de wederopstanding. Op alle lippen brandt de vraag: doet ook deze coach het licht uit?

Net als Radja had ik het wel gezien. Mij hoefde men niet meer te selecteren. Ik richtte me op een nieuwe en deze keer individuele sport. Vandaag is parapenten mijn ding. Zwevend in de lucht overschouw ik het gewroet, gewriemel en gekonkel in de diepte; de vliegende aap die hoort, ziet en zwijgt.

Over de kleedkamer hebben we het een andere keer wel weer. Zelf had ik de Radja wél meegenomen.