‘Papa, je bent een held,’ zei ze.
Zij praat graag in de overtreffende trap, mijn dochter. Met hyperbolen, alles is avontuur in haar leven en haar Renault Clio noemt ze Turbo.
Dat ik haar leven had gered, zei ze nog.
Alsof ik haar nog net op tijd had weggeplukt vanop de richel van de afgrond, seconden voor de fatale tuimelperte in een gitzwarte diepte. Of ze zonder mijn tussenkomst een trauma zou hebben opgelopen dat haar elke komende dag van haar leven zou opjagen en voor altijd in een houdgreep houden. Ze was die dag weliswaar nog altijd jong en veelbelovend maar evengoed een vrouw op de rand van een zenuwinzinking.
Ik had nochtans geen heldendaad verricht.
‘Ken jij iets van banden?’ had ze ge-sms’t. Zij telefoneert niet, zij behoort tot de WhatsApp/Instagram/TikTok-generatie.
‘Ik heb ooit nog bijna in een band gezongen 😉’ stuurde ik terug.
‘….’ Zij is ook het type dochter dat dad jokes keihard negeert.
‘Ik ken de zus van Michelin. Micheline.’ probeerde ik weer.
‘…’
‘Dat schept toch ook een band. 😊😊’
‘… ‘
‘Waarom? Wat scheelt er?’
‘Turbo platte band. Domper op de sfeer. Mentale breakdown.’
‘Ik kom eraan.’
Iedereen die mij ooit heeft betrapt met een schroevendraaier in de hand weet, ik ben geen technisch mirakel. Niemand roept ooit mijn hulp in bij de bouw van zijn huis of de aanleg van een vijver in de tuin. Hoofd en voeten zijn ok maar mijn beide handen staan averechts. Als ik in de slaapkamer van dit huis de stofzuiger inplug, vallen in de ganse wijk televisietoestellen en diepvriezers zonder stroom.
Maar als je kind je roept, dan ga je.
Voor allebei werd het een ontdekkingstocht.
Ik: ‘Waar bewaart Turbo de krik?’
Zij: ‘Geen idee.’
‘Kijk eens in het boekje.’
‘Het boekje zegt: Onder de mat in de koffer. Huh? Gaat die mat er dan uit? Wist ik niet haha. Ha, kijk hier: een krik.’
‘Ligt er geen reservewiel bij?!?!’
‘Onderaan de wagen. Weet ik van de meneer van de Controle.’
‘Hoe maak je dat los?’
‘Geen idee.’
‘Kijk eens in het boekje.’
‘Het boekje zegt je moet daaraan draaien en dan aan dit kabeltje trekken.’
‘Dat draait zot!’
‘Trekken aan dat kabeltje. Papa!!! Heb jij nu echt die kabel helemaal losgetrokken? Wacht, laat mij. Kijk, los.’
‘Hoe deed je dat?’
‘Weet niet. Ineens viel dat wiel op de grond, haha…’
‘Ok. De krik moet hier, dat weet ik toevallig. Een handyman weet nu eenmaal zo’n dingen. Ontbreekt er niet nog ergens een stuk? Ik kan die bouten niet met blote handen losdraaien, hoor.’
‘Koffer is leeg.’
‘Hoe bedoel je, leeg? Kijk dan nog een keer, deze keer met je ogen open.’
‘Leeg is leeg, ik zeg het toch.’
‘Hoe kan… Wacht…Misschien als ik het zo … Aha!’
‘Goed gedaan papa.’
‘Niet te vroeg juichen, van de vier bouten is er altijd eentje …. Au, mijn rug. Au au au. Maar opgeven staat niet in ons woordenboek, hé. En hopla, nu is het kinderspel.’
Toen sprak ze dus die magische woorden: ‘Papa, je bent een held.’
Woorden die een vaderhart doen smelten.
Terwijl ook u wel beter weet. Weer een hyperbool. Een schromelijke overdrijving. Ik mag dan vele dingen zijn, een held ben ik niet. Ik ben meer als die trompetter, hij had geen geld, was geen held en hield niet van het krijgsgeweld. Beitel dat maar op mijn zerk.
Nog nooit redde ik iemands leven, stond ik ongewapend voor de loop van een tank met een roos in mijn hand of riskeerde ik lijfstraf en gevangenis voor de vrijheid van mijn mening. Nooit knielde ik in een vijandig stadion met het hoofd gebogen en de vuist hoog om mijn punt te maken. Zelfs gezeten aan mijn schrijftafel, anoniem en ongezien, steek ik nog mijn nek niet uit. Hoe weerzinwekkend en pervers ook de praatjes van de trol op mijn sociale media, ik zwijg. Ik huldig dat oude en weinig bekende zegswijs uit het China van Confucius: Bij dronkenschap of hectiek, houd u ver van polemiek.
Neen, je mag veel van me zeggen, maar een held ben ik niet.
Maar een fiere vader was ik wel.
Fier genoeg om met een heerlijk gevoel de vakantie in te gaan.