Het meisje A (2)

‘Papa, je bent een held,’ zei ze.  
Zij praat graag in de overtreffende trap, mijn dochter. Met hyperbolen, alles is avontuur in haar leven en haar Renault Clio noemt ze Turbo.
Dat ik haar leven had gered, zei ze nog.
Alsof ik haar nog net op tijd had weggeplukt vanop de richel van de afgrond, seconden voor de fatale tuimelperte in een gitzwarte diepte. Of ze zonder mijn tussenkomst een trauma zou hebben opgelopen dat haar elke komende dag van haar leven zou opjagen en voor altijd in een houdgreep houden. Ze was die dag weliswaar nog altijd jong en veelbelovend maar evengoed een vrouw op de rand van een zenuwinzinking.

Ik had nochtans geen heldendaad verricht.
‘Ken jij iets van banden?’ had ze ge-sms’t. Zij telefoneert niet, zij behoort tot de WhatsApp/Instagram/TikTok-generatie.
‘Ik heb ooit nog bijna in een band gezongen 😉’ stuurde ik terug.
‘….’ Zij is ook het type dochter dat dad jokes keihard negeert.
‘Ik ken de zus van Michelin. Micheline.’ probeerde ik weer.
‘…’
‘Dat schept toch ook een band. 😊😊’
‘… ‘
‘Waarom? Wat scheelt er?’
‘Turbo platte band. Domper op de sfeer. Mentale breakdown.’
‘Ik kom eraan.’

Iedereen die mij ooit heeft betrapt met een schroevendraaier in de hand weet, ik ben geen technisch mirakel. Niemand roept ooit mijn hulp in bij de bouw van zijn huis of de aanleg van een vijver in de tuin. Hoofd en voeten zijn ok maar mijn beide handen staan averechts. Als ik in de slaapkamer van dit huis de stofzuiger inplug, vallen in de ganse wijk televisietoestellen en diepvriezers zonder stroom.
Maar als je kind je roept, dan ga je.

Voor allebei werd het een ontdekkingstocht.
Ik: ‘Waar bewaart Turbo de krik?’
Zij: ‘Geen idee.’
‘Kijk eens in het boekje.’
‘Het boekje zegt: Onder de mat in de koffer. Huh? Gaat die mat er dan uit? Wist ik niet haha. Ha, kijk hier: een krik.’
‘Ligt er geen reservewiel bij?!?!’
‘Onderaan de wagen. Weet ik van de meneer van de Controle.’
‘Hoe maak je dat los?’
‘Geen idee.’
‘Kijk eens in het boekje.’
‘Het boekje zegt je moet daaraan draaien en dan aan dit kabeltje trekken.’
‘Dat draait zot!’
‘Trekken aan dat kabeltje. Papa!!! Heb jij nu echt die kabel helemaal losgetrokken? Wacht, laat mij. Kijk, los.’
‘Hoe deed je dat?’
‘Weet niet. Ineens viel dat wiel op de grond, haha…’
‘Ok. De krik moet hier, dat weet ik toevallig. Een handyman weet nu eenmaal zo’n dingen. Ontbreekt er niet nog ergens een stuk? Ik kan die bouten niet met blote handen losdraaien, hoor.’
‘Koffer is leeg.’
‘Hoe bedoel je, leeg? Kijk dan nog een keer, deze keer met je ogen open.’
‘Leeg is leeg, ik zeg het toch.’
‘Hoe kan… Wacht…Misschien als ik het zo … Aha!’
‘Goed gedaan papa.’
‘Niet te vroeg juichen, van de vier bouten is er altijd eentje …. Au, mijn rug. Au au au. Maar opgeven staat niet in ons woordenboek, hé. En hopla, nu is het kinderspel.’

Toen sprak ze dus die magische woorden: ‘Papa, je bent een held.’
Woorden die een vaderhart doen smelten.
Terwijl ook u wel beter weet. Weer een hyperbool. Een schromelijke overdrijving. Ik mag dan vele dingen zijn, een held ben ik niet. Ik ben meer als die trompetter, hij had geen geld, was geen held en hield niet van het krijgsgeweld. Beitel dat maar op mijn zerk.
Nog nooit redde ik iemands leven, stond ik ongewapend voor de loop van een tank met een roos in mijn hand of riskeerde ik lijfstraf en gevangenis voor de vrijheid van mijn mening. Nooit knielde ik in een vijandig stadion met het hoofd gebogen en de vuist hoog om mijn punt te maken. Zelfs gezeten aan mijn schrijftafel, anoniem en ongezien, steek ik nog mijn nek niet uit. Hoe weerzinwekkend en pervers ook de praatjes van de trol op mijn sociale media, ik zwijg. Ik huldig dat oude en weinig bekende zegswijs uit het China van Confucius: Bij dronkenschap of hectiek, houd u ver van polemiek.

Neen, je mag veel van me zeggen, maar een held ben ik niet.
Maar een fiere vader was ik wel.
Fier genoeg om met een heerlijk gevoel de vakantie in te gaan.

Twee mannen

Op mijn vaste bank in het park zitten twee mannen dicht bij elkaar.
Mocht dit Hongarije zijn, op het departement Openbare Zeden sloegen nu al alle alarmen tilt. Gelukkig is dit Hongarije niet. Bizar hoe men daar gelooft vooruit te kunnen door de klok terug te draaien. Ronduit weerzinwekkend bovendien hoe een overheid denkt zich te mogen mengen in mijn en uw verhaal van liefde. Terwijl ik bij een beeld van Orban niet bepaald meteen aan liefde denk. Blijven struikelen over dezelfde steen, zo onderscheidt de mens zich van de ezel. Hoe luider men schreeuwt om eigen vrijheid, eigen normen, eigen waarden, hoe meer men die van de ander wil beknotten, tot tussen de lakens toe.
Bon, met deze strategie zal Hongarije het EK niet winnen.

Twee mannen dus.
Tachtig plus. De leeftijd waarin een gezonde geest en een gezond lichaam nog zelden samenwonen. Hoofd en lijf gaan in een Latrelatie. Terwijl het ene al afscheid neemt blijft het andere koppig doorgaan.
Ze horen bij de weggemoffelde generatie. Ooit waren ze wirkmeinsch, patatten en tomaten op een roe en vrijdags is ‘t de leste en dan drinken we ons allemaal zat. Nu kraken de botten, dan houdt het op. Opzij (x3) Maak Plaats (x3). In dure opslagplaatsen met melancholieke namen als RVT Avondzon of Les Orangeries laten we grijsaards vol wijsheid en ervaring verschralen als verlepte groenten. Af en toe mag nog een krasse knar komen excuustruzen op het scherm, een Zinzen of Van Cauwelaert of tot voor kort een Paula Sémer, in een laatavondprogramma waar geen hond naar kijkt. Alles van waarde wordt weerloos.

‘Mag ik,’ vraag ik.
‘Doe maar,’ zeggen ze, blijkbaar opgetogen. Een nieuw gezicht, een nieuw klankbord.
De eerste praat als een geestelijke, devoot en ingetogen. Hij lijkt een bescheiden man, trouw aan God en zijn tien geboden. Leefde een leven als stilstaand water. Zoals dat met stilstaande waters placht te gaan, is het moeilijk peilen naar wat krioelt onder het oppervlak. ‘Mijn leven was een heerlijk diner,’ vertelt hij, ‘mijn kindertijd een appetijtelijk voorgerecht, de hoofdschotel copieus en lekker en het dessert loopt zoetjes binnen. Ik had het voorrecht drie keer gelukkig te mogen zijn.’
De ander blijkt een globetrotter, wereldburger, selfmade en van vele markten thuis. Geamuseerd aanhoor ik zijn verwezenlijkingen: ondernemer, muzikant, schilder. Een vat dat bruist van kennis en filosofie. Overal geweest, alles gedaan, een erelint hier, een exotisch huwelijk ginder, op de foto met een beroemdheid daar. Genoeg herinneringen om een dik boek te vullen.

De mannen blikken graag terug over het pad dat hen naar hun levensavond heeft geleid. In hun ogen blinken weer de jongetjes van weleer.
Ik zit erbij en knik. Ik kan heel veel dingen niet, maar luisteren kan ik wel. Vragen stellen hoeft niet, de ene anekdote brengt een andere mee. Hun verhalen draaien rondjes, komen soms aan waar ze een half uur eerder vertrokken en beginnen dan opnieuw. Soms stokt het, moet ik helpen, dáár waren we. Soms laat een woord of naam zich raden, niet elke gedachte vindt nog even vlot een uitgang uit dat nevelige geheugen.

Kleine jongens op jaren zijn ze. We kregen les van een pater nog, zijn adem meurde naar zure wijn en sigaren. We leefden buitenshuis, deden belleketrek, haalden apenstreken uit. Vandaag beland je daarvoor bij jeugdzorg of strafrechter. Kreeg je straf op school, dan volgde thuis nog een extra draai om de oren bij. Jaja, echt, leuke tijden toen. Ze vertellen met weemoed in de stem. Over een frats op school en een kwaaie meester, de muur gedaan in het leger, buitengesmeten uit een café, aangepapt met het verkeerde meisje. Het leven een paternoster van staties klein geluk.

Maar, vraag ik dan toch maar, iemand moet de pret bederven, waren jullie dan nooit bang of triest of wanhopig? Jullie doorstonden woelige tijden, toch? Stakingen, mijnrampen, Praagse en Parijse lentes. Jullie overleefden oorlogen, warm en koud. Atoomwapens dreigden, de Russen gingen komen. Men schoot op presidenten en dominees. Mei ’68, de Muur in Berlijn, aanslagen en explosies, denk Rode Brigades, Baader-Meinhoff, de Bende van Nijvel. Kinderen werden zomaar van de straat geplukt en nooit meer teruggevonden. En zelfs nog vandaag, jullie zijn volle bak risicogroep en de wereld rukt extreem naar rechts.

‘Ach jongen,’ glimlachen ze, ‘die dingen doen er toch niet toe. Dat tumult waait altijd wel weer voorbij. Het zijn de kleine dingen die het doen. Uiteindelijk volg je de richtingaanwijzers van je hart, onontkoombaar. Daar kan geen koning of keizer wat aan veranderen.’
Hier en nu nog wel, denk ik.
Hout vasthouden dat het zo blijft.

Reacties

Voor

De speler

De wedstrijd kan alle kanten uit.

Zij zijn sterk. Het wordt moeilijk maar we hebben vertrouwen, we weten waar we ze pijn kunnen doen.

Mijn persoontje is niet belangrijk. Het teambelang staat voorop.

De coach

We spelen aan de buitenkant met twee wingers, in het midden geflankeerd door een kopbalsterke centrale verdediger. In het middenveld vijf middenvelders die zowel defensief als offensief denken en dan vooraan twee spitsen met een vrije rol. Tel daar de doelman bij en je hebt ons elftal.

We willen minstens een doelpunt scoren en achteraan de nul houden.

De jongens zijn klaar om te bijten in de bal. Ik wil overgave en grinta zien. De truitjes moeten nat vandaag.

Het resultaat is niet het belangrijkst. Het is de prestatie die telt.

Wij kijken niet naar de rangschikking. Wij focussen enkel op onszelf.

De analist

Een speler die op het veld staat, denkt niet aan die winstpremie.

Ze gaan spelen in een ruit, met de punt naar voren. Of naar achteren.

Hij neemt hier wel een risico. Je kan met deze veldbezetting winnen, maar je kan er ook mee verliezen. Of gelijkspelen, ook mogelijk.

Dat gras! Zag je hoe hoog het gemaaid is? En aan het halve maantje werd net nog gesproeid. Het wordt moeilijk noppen kiezen.

Rust

 De speler

We stonden goed.

Achteraan parkeren zij de bus. Dat is hun goed recht. Het is aan ons om oplossingen te vinden.

De tweede helft moeten we beter doen.

In de zestien missen we dat tikkeltje extra scherpte.

Bij die strafschop hadden we efficiënter moeten zijn.

De analist

Het balletje moet sneller rondgaan. Tiki Taka willen we zien.

Er is te weinig rust aan de bal.

De wil om te winnen, die is er niet.

De looplijnen zijn niet goed ingestudeerd.

We missen scherpte voor doel.

We moeten meer tussen de lijnen voetballen.

Hier gaat het goed tot aan de tweede zone.

Vind jij dan dat er voldoende diepgang is?

De hulpcoach

Onze kracht ligt in de omschakeling.

We moeten verticaler spelen.

We moeten het balletje vaker rondtikken en proberen in de ploeg te houden.

Met een doelpuntje tanken we vertrouwen en knokken we ons weer in de wedstrijd.

De wedstrijd duurt tot het laatste fluitsignaal.

Na

De speler

We hadden gehoopt hier de drie puntjes te kunnen rapen. Jammer.

De analist

Je moet het durven zeggen: er was te weinig kwaliteit vandaag.

Bij zulke fases moet je als spits meer kunnen doen.

Als je de beelden bekijkt zie je dat de VAR had moeten ingrijpen. Of vind jij van niet dan?

Het balletje rolde ook niet echt voor ons.

Het was allemaal net dat tikje minder.

Een overwinning zou het vertrouwen een boost hebben gegeven.

Als we ook volgende wedstrijd verliezen, zie ik het niet meer goed komen.

De coach

Ik wilde hem na zijn blessure toch minuten gunnen om ritme op te doen. Vandaar die wissel in minuut eenennegentig.

Het veld is in het nadeel van de voetballende ploeg. Op dit niveau kan dat niet, maar ik wil dat niet gebruiken als een excuus.

We mogen hem niets verwijten. Verdedigen doe je met het hele team.

De eerste vijf minuten zaten we goed in de wedstrijd. Toen liepen zij achter de bal.

Dan scoren zij en dan weet je dat het moeilijk wordt.

De drie tegendoelpunten waren zeker te vermijden.

We hadden gewaarschuwd voor standaardsituaties en stilstaande fases.

Er was inzet en intensiteit. Kwaliteit is er ook voldoende. Alleen, in de zestien hadden we niet genoeg honger.

Onze fans zijn de beste van de wereld. We missen ze. Met de steun van onze twaalfde man kunnen we altijd dat tikje meer.

Ik beschouw deze wedstrijd als een leermoment.

In het voetbal is de volgende wedstrijd de belangrijkste. Dat is die van volgende week.

Versoepelstress

Eerste hulp bij versoepelstress, kopt de website.
Ver-soe-pel-stress. Ik laat het woord even marineren op mijn tong. Het laat een smaakje na. Zo is de mens, als er geen problemen zijn, dan bedenkt hij er wel. Kijk daar, een hoofddoek.
Het is een pracht van een dag. Door het open raam stort de zon haar stralen in de kamer. Om mijn hoofd hoor ik, zoals in dat lied van lang geleden, het scherpe hoge zoemen van een mug. Op de radio is Rob de Nijs weer zestien en het meisje achtentwintig. Hoe oud ben je geworden als je vrouwen van achtentwintig meisjes noemt?

In het kapsalon scheert een ander meisje de winterdons uit mijn nek.
‘Weer helemaal nieuw,’ zeg ik.
‘Oud nieuw,’ lacht ze.
Die durft, denk ik, terwijl ik een meegaande glimlach op mijn lippen tover. Ik heb haar nog nooit eerder gezien maar het is geen dag voor gemopper. Zij is gewoon een vrolijk meisje van veertig, een tikje aan de zware kant maar uiterst bekwaam met schaar en tondeuse. Openhartig ook, haar man is loodgieter, ze heeft een dochter en ze wacht nog steeds geduldig op haar eerste vaccinatie. ‘Als we daarna ook dat mondkapje niet meer hoeven,’ zegt ze hoopvol.
He ja, denk ik, gooien we collectief onze kap over de haag.

Ik maak nog een ommetje langs het park. Er wandelen oma’s met kinderwagens, op het gras spelen jongens en meisjes een soort van honkbal. In het midden van het veld staat een slanke man die enthousiast aanwijzingen geeft. Net zoals je de getalenteerde voetballer er al na twee baltoetsen zo tussenuit haalt, herken je een gepassioneerde leerkracht na twee woorden. Nauwelijks nog een sprietje haar op zijn hoofd, maar zijn lichaam oogt nog altijd scherp als een mes. Hij strooit zijn enthousiasme uit over zijn leerlingen, een divers publiek, een jaar of zestien, de een in shorts en de ander in jogging. Ze dragen geen uniform, in hun ogen lees je nonchalante tevredenheid.
‘Mijnheer,’ zegt er een, ‘u moet zelf ook lopen, anders kunnen we niet winnen.’
‘Je hebt gelijk,’ antwoordt de leraar. De jongen kijkt tevreden. Deze leraar maakt zijn dag.

Naast het speelveld keuvelen twee vrouwen op het gras. Af en toe zegt een van hen iets tegen een meisje waaraan je van ver kan zien dat ze niet met honkballen haar brood zal verdienen. Ik wil de dames toeroepen: zit daar niet te zitten, beweeg met dat lijf. Mijn hoofd wordt bevolkt door Nederlandstalige zangers. Speel toch mee, wil ik ze aanmoedigen, smijt je tussen team honkbal. Leerlingen vinden dat fijn en later pluk je daar in je lessen de vruchten van. Gezagsdragers laten veel te weinig merken dat zij ook maar gewone mensen zijn. Een beetje relax met elkaar omgaan, politicus en burger, agent en demonstrant, leraar en leerling, daar wordt de wereld vast niet slechter van.

In de winkelstraat kijken vrouwen naar zichzelf in etalages. Ze dragen shorts of een jurk en bloezen zonder mouwen. Ook de mannen hebben zich in korte broek gewrongen, soms tegen beter weten in. De streekbieren en pindanoten tijdens de lange winteravonden zijn duidelijk nog niet geheel verwerkt. Op een bepaald tijdstip in de geschiedenis heb ik een trein gemist, denk ik, terwijl ik me vergaap aan uitbundig getatoeëerde schouders, polsen en kuiten. Ik ben de Laatste der Tattoolozen. Smaken en kleuren, tja.

Het woord versoepelstress speelt op. De aangekondigde vrijheid werpt haar schaduw voor zich uit. Ik weet niet goed wat ik me erbij moet voorstellen. ‘Daar komen ruzies en conflicten van,’ beweert een psycholoog. Met bezorgde blik de toekomst voorspellen is ook een verdienmodel. Ik prijs me gelukkig. Er is geen reden voor nervositeit, van welke aard dan ook.
Het is bijna 9 juni. Dan mogen de teugels los. Ik denk aan mijn broer die op 9 juni jarig was maar het nooit meer zal worden. Je zou hem die dag, net als de meeste andere dagen, zeker hebben gevonden aan de toog of op een terras, sigaret in de hand, bierglas halfvol.
Zou hebben, het zal niet meer gebeuren.
Op die dag van de vrijheid drink ik wel voor twee.
Geen stress.