Reiziger

Wherever I lay my hat, that’s my home.

Dus dit is nu mijn huis. Als mijn geheugen eerlijk is met me, ligt mijn hoed vandaag in wat mijn vijftiende woonplaats moet zijn, de tiende sinds ik voor het eerst ging stemmen, dat mocht toen pas op je eenentwintigste.
Mijn kribbe stond in Vucht, weggemoffeld in de donkere schaduwen van de steenkoolmijn van Eisden, aan de boorden van de immer majestueuze Maas. Mijn vader was een van die talloze kompels die meer stof vergaarden dan hun longen konden dragen. Hij propte zijn gezin in de veel te kleine Fiat 1100 en vluchtte, weg van mijnen en minnaressen, naar het stofvrije Antwerpen.

We zwierven langs de rand, kleefden even in Kapellen maar mijn eerste herinneringen spelen zich af in de Melkerijstraat in Wommelgem. We tooiden mee de praalwagen voor de bloemenstoet, voetbalden tot het donker op de nog niet geasfalteerde straat, kregen er een hond. Ik waagde er mijn eerste kunstje voor een meisje, Elsje, blonde haren, blauwe ogen. Ik was vijf of zes. Midden op straat probeerde ik haar hart te winnen door op mijn hoofd te gaan staan. Dat mislukte, zowel hoofd als hart, niet voor het laatst. Moge Els in haar latere leven door romantischer kundigheid zijn verleid.

Vanuit de Borrewaterstraat in Merksem stapten we over de brug van het sportpaleis naar het zwembad in de Veldstraat, hartje Seefhoek, waar we leerden zwemmen in brede banden van caoutchouc die hoog boven aan een stalen geraamte hingen en met donderend geratel te water werden gelaten. De zwemleraar tikte met een lange zwiepstok op armen en benen tot hij het goed vond. Het leven was lijden toen, dat bleef het nog een hele poos.

Ons wonderjarenhuis lag in de Schotense Winkelstap, een straat met bakker, kruidenier én café. Ooit delven geologen uit de door distels overwoekerde tuin royale doch beschimmelde pakketten onschuld op. We werden er, tegen wil en Weltschmerz, volwassen, we moesten op gaan passen met werken, geld en tijd.
In de Melgesdreef in Merksem verwierf ik een diploma en componeerde ik op mijn tochtig zolderkamertje verzen die de wereld nooit zouden vervoeren, verteerd door  erbarmen met mezelf om een verloren liefde. De vlucht op eigen benen leidde naar een morsig appartementje boven het stempellokaal op de Deuzeldlaan in Schoten. Vrienden werden er veelvuldig dronken, lachende meisjes belden aan de deur. De doppers van toen poseren vandaag op foto’s met de voorzitter van het Vlaams Belang omdat ze vinden dat er van het systeem wordt geprofiteerd. Niet alleen mijn geheugen hapert.

Het is, dat spreekt, de Liefde die ons leidt. Ze troonde me naar een eigentijdse flat in de Paasbloemstraat die we wat later verruilden voor een heus huis even verderop. We groeiden, helaas elk naar een andere zon. Mijn vriend Peter bood onderdak in hoogste nood, ik mocht zes weken bij hem op de sofa. We dronken Grappa en huilden beschonken bij liedjes van Will Tura. Zijn vriendinnen vonden de logé een hinderpaal voor hun eigen ambities, ik vluchtte naar iets kleins op een twaalfde verdieping, hoog boven zwaluwen, insecten en mensen.

Opnieuw de Liefde zond me naar een oud huis in Ekeren. Voor het eerst stak mijn vader een handje toe, hij zou behangen, ik assisteren. Het werd geen succes. Onze relatie bleef even schots en scheef als de repels goedkoop papier die hij tegen de muren smeet.
Om de liefde gods trokken we een paar jaren later ieder naar een eigen stek. Nergens zou ik langer wonen dan in mijn eigen flatje. Mijn kinderen groeiden er op, ik nam er afscheid van mijn gabber  Filip. Die had geen hol met voetbal maar wilde wel nog, enkele maanden voor zijn reis naar de Eeuwige Brouwerijen, samen de finale van het WK in Zuid-Afrika beleven. Nederland verliest van Spanje met 1-0, voorspelde hij, en aldus geschiedde. Ook die vijftien euro winst werd vloeibaar. Nadien werden we nog een keer samen dronken, in een bungalow bij Sint-Niklaas, bij Peter.

Mijn verhaal wordt eentonig, lezer. Nog maar eens de Liefde gidste me weer naar Schoten, naar een huisje aan gene zijde van de vaart. Sinds vorig weekend wonen we weer aan deze kant. Dit is het mooiste huis waar ik ooit in woonde. Mijn hoed rust op een plank boven de kapstok in de inkomhal. Hij ligt er goed. Als de Liefde het toestaat, blijft hij daar.

Dan ben ik thuis.

14 gedachten over “Reiziger”

  1. Dit huis is ongetwijfeld ook een onderwerp voor in desprekershoek. Jullie hebben er al 1 beleefd…
    Die hoed hangt daar goed, veel geluk in jullie nieuwe huis.

    Geliked door 1 persoon

  2. Geweldig mooi Erik! Een deugd om je teksten te lezen.

    De beste groetjes,

    Michael

    Michael Goovaerts *Verhalenverteller in Print en Pixels *

    michael.goovaerts@gmail.com Call me @ +32 485 31 21 04 Find me on LinkedIn

    Op za 8 jun. 2019 om 09:10 schreef Sprekershoek van De Schrijverij :

    > desprekershoekvandeschrijverij posted: “Wherever I lay my hat, that’s my > home. Dus dit is nu mijn huis. Als mijn geheugen eerlijk is met me, ligt > mijn hoed vandaag in wat mijn vijftiende woonplaats moet zijn, de tiende > sinds ik voor het eerst ging stemmen, dat mocht toen pas op je > eenentwintig” >

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie