Bewaren

               Er is iets vreemds aan de hand met de doden. Sinds ze verdwenen zijn, zie ik ze vaker dan toen ze nog in leven waren. Elke dag duikt er wel iemand op die er niet meer is, mijn moeder of mijn vader, de ene broer of de andere, soms ook allebei maar zelden samen, vrienden, vriendinnen, soms ook ouders van vrienden of vriendinnen tot zelfs onze Duitse herder Cheeta die onder een auto liep toen ik negen was. Je bent pas dood als iedereen je is vergeten, ik ken het liedje. Echt dood zijn mijn doden helemaal niet, in een lange stoet schuiven ze elke dag voorbij.

               Dat laatste zeg ik verkeerd. Stoet is niet het juiste woord. Eerder vormen ze samen een foto die in een Harry Potterfilm ergens in een trapzaal hangt. Stom, bewegingloos decor, je loopt er duizend keren achteloos voorbij, zo gewend ben je eraan geraakt, tot plots, het komt als je het niet verwacht en er is niets tegen te doen, één eruit naar voren springt, een duivel uit een doos, een geest uit een graf, en pal voor je neus gaat staan. Je kan er niet omheen. Geen woord zegt de verschijning, geen ander teken van leven geeft hij dan zomaar voor je te staan en je in de ogen te kijken. Ik ben hier, schijnt hij te zeggen, zie mij. Tijd kent de dode niet, na een seconde kan hij weer verdwenen zijn, evengoed verkiest hij een kwartier bij je te blijven of een hele dag met je mee te lopen. Jij hebt het niet in de hand, de dode zelf evenmin. Vermoed ik. Zeker weten doe ik dat niet, geen van hen heeft me ooit verteld hoe alles precies in zijn werk gaat aan gindse kant van het licht.

               Zo ontwaakte naast me vanochtend mijn oudere broer J. van wie we binnenkort zijn sterfdag herdenken. Drie jaar geleden alweer. Hij overleed in Covidtijd. Onze bewegingen waren beperkt toen, samenzijn diende als ongezond, zelfs gevaarlijk te worden beschouwd, betamelijk afscheid nemen was ons niet gegund. Het zij zo, je kan erom treuren en zeuren, het brengt de dode niet weer tot leven.
               Dit heb ik berekend: op deze dag leef ik exact even lang als J. op de dag dat hij doodging. Ik speel vanaf nu in zijn extra tijd, overleven begint nu echt. Misschien besloot hij daarom vandaag niet van mijn zijde te wijken, alsof hij zeggen wil: Broertje, een detail nog, als we dan toch voor altijd uit elkaar moeten gaan, laten we dat dan waardig en fatsoenlijk doen.’  Een herkansing voor zijn laatste dag, zoiets.

               In mijn lijfkrant las ik deze week een voorpublicatie uit een boek over mensen die tijdens het leven van de schrijfster zijn doodgegaan. Dood doet het goed in de wereld van de kunsten. Liefde en Dood, Eros en Thanatos, u kent uw klassieken. De auteur heeft het zijdelings over sibling rivalry, de rivaliteit die zou bestaan tussen broers of zussen. Dat hadden J. en ik niet. Helemaal niet. Onze levens lagen daarvoor te ver uit elkaar. Wij verschilden in ongeveer alles, al hielden we wel allebei van een pittig glas op zijn tijd. We zagen elkaar zelden, telefoneerden vrijwel nooit, een overigens aan te bevelen remedie tegen levenslang aanslepende familievetes. Ook die hadden wij niet. We stonden niet meteen onverschillig tegenover elkaar, we lieten elkaar gewoon met rust.
               Dan werd het weer nieuwjaar en liepen we elkaar tegen het lijf in de van sigarettenrook vergiftigde woonkamer van mijn moeder waar we dan samen dronken werden. Tot volgend jaar maar weer, lalden we aan het eind met dikke tong. We moeten echt toch eens een keer, dit jaar moet het er zeker van gaan komen, voor het te laat is, haha, je weet maar nooit. Nu is het te laat, zou ik kunnen zeggen, maar dat doe ik niet. We ontmoeten elkaar vaker dan weleer.

               Ook nu, wanneer ik het boek dichtklap dat ik net heb uitgelezen, moet ik aan hem denken. Verloren, heet het boek, Ingrid Vander Veken heeft het geschreven. Het vertelt het leven van Liesje Andriesse, ongelukkige Joodse vrouw uit het midden van de vorige eeuw, overleden in Auschwitz. Omdat ik de auteur toevallig ken, ik verkeer in literaire kringen tegenwoordig, kon ik mijn exemplaar door haar laten signeren.
               ‘Omdat bewaren zo belangrijk is en schrijven dat kan.’ schreef ze met vulpen in sierlijke, zwarte letters vooraan in mijn boek.
               Omdat bewaren belangrijk is en schrijven dat kan, dit stukje voor J.

Een gedachte over “Bewaren”

Plaats een reactie