Mijn Lieve U

Liefste Lezeressen en Lezers

Aanvaard mijn nederige groet

Dat er gemopperd wordt, hoor ik.
Ongenoegen tiert op sociale media. Fans van het eerste uur, trouwe lezers vanaf dag één, u dus en ook u, zijn misnoegd. Bekocht zou u zich voelen, verwaarloosd, als een uit het nest gevallen vogel in de steek gelaten.
Door mij, uw dienaar.
Dat spijt mij zeer.

Elke zaterdag tegen tienen, laat ik mij vertellen, zoekt u asiel op deze plek. Een kleine vlucht uit de dorre alledaagsheid van de dag, de week, het leven. Vier minuten wil u toeven in de warme haven van de Sprekershoek, u laten betoveren door een feeërieke stroom van mooie woorden. Vier minuten slechts, meer vraagt u niet.

Nog maar een week is het geleden dat u op uw honger bleef. In wanhoop drukte u op refresh, eenmaal, andermaal, duizendmaal. Het baatte niet. De pagina bleef dood en onbewogen. Dat gebeurde ook eerder al, op 11 mei, op 27 april, u weet het nog goed, zoals u ook goed weet dat in periodes van vakantie in deze hoek weinig nieuws te rapen valt. De zomer kondigt zich nu al aan als een gapend gat, een leegte zonder woorden, een woestijn zonder oase van sprankelende zinnen, verfrissende gedachten in poëtische verpakking, zonder bedenking die naar een glimlach leidt. Was het maar al september, verzucht u, in stilte weliswaar, er lopen lui in uw gezin die daar gans anders over denken.

Verweesd zou u zich voelen, vertelt men mij.
Diep ontgoocheld als die supporter van de Rode Duivels die getooid met vlag en pruik het elftal volgt tot in de verste uithoek van het continent, vrouw en kinderen achterlatend, enkel en alleen om een wedstrijd bij te wonen waarin dan wel het beoogde resultaat werd behaald maar niet het spel geleverd waarop was gehoopt. Hij had net als u, lieve lezeressen en lezers, meer verwacht. Zoals hij op de vingers fluiten is u te ordinair en luidkeels boegeroep laat u aan de koe die exact daarvoor en voor haar melk op de aarde werd gezet, doch tevreden bent u niet.
De Schrijver is lui geworden, moppert u. Het is hem naar de kop gestegen. Arrogant is hij geworden, overal veegt hij zijn voeten aan, dat doet zomaar zijn zin. Hij minacht zijn publiek terwijl, wat zou hij zonder ons betekenen? Niets, nada, noppes. Een zanger zonder podium zou hij zijn. Een vijver zonder water. Een zomer zonder zon.

Lieve Lezeressen en Lezers

Als trouwe volger van de Sprekershoek is uw wijsheid bovengemiddeld, uw intelligentie niet te peilen. U bent erudiet en beslagen in vele materies en daarenboven begiftigd met een empathisch vermogen dat zijn gelijke nergens vindt. Beter dan de modale voetbalfan toont u begrip voor het feilen van uw held, zelfs wanneer u dat pijn doet. Alleen al daarom zie ik u graag. Want graag zien, u en ik weten dat, kunnen wij tot ver voorbij onze geschillen.
Geenzins wil ik een parallel trekken tussen u en de man die zichzelf, zijn kinderen en bovenal zijn vrouw wijsmaakt dat hij zijn spaarpot leegschudt uitsluitend om in een ver land zijn favoriete team te steunen terwijl in zijn achterhoofd al wekenlang fantasieën rondwaren over ongestoord baldadig zuipen, losbandig brallen en lallen en zich vergapen aan de etalages van de lokale Reperbahn. Hij gaat voor het voetbal, hij herhaalt het vaak genoeg tot hij uiteindelijk ook zichzelf heeft overtuigd, u en ik weten, de lading onder de nationale driekleur is vaak verrassend en divers van aard. U dacht toch ook wat toen u die vrouwenbenen waarnam op het bed van die reporter?

Bij deze, mijn liefste lezeressen en lezers, vraag ik u om vergeving.
U hebt recht op elke week een stukje. Ter verontschuldiging voor mijn nalatigheid toch ook een klein excuus, dat u niet denkt dat ik me heb gewenteld in ledigheid en nietsdoenerij. Ik zag niet liggend op mijn rug in het gras de dagen als witte schaapjeswolken aan me voorbijdrijven, nippend aan een glas champagne met een blokje Franse kaas erbij. Ik vertoefde elders. In een wereld die ik zelf geschapen had en in eenzaamheid en stilte toevertrouwd aan klavier en papier. 53 733 woorden telt dat universum, het beslaat in Times New Roman, lettergrootte 12, interlinie anderhalf, 148 pagina’s, voorpagina inbegrepen. Eerst heette het nog Spiegelingen, wat later werd het Ook voor een dode vis telt elke seconde, het strandde aan het eind als lekker bekkend Hotél Axél.

Het is af nu. Klaar. Verzonden. Een keur van kenners neemt het onder de loep. In september volgt het laatste oordeel. De komende maanden zal ik leven op fruit, yoghurt en hoop. Ik duim tot de kramp uiteindelijk ook in die dikke vinger schiet.
Ik hoop dat u me daarbij steunt en met me meedoet.

Intussen wens ik u een heerlijke vakantie toe.

Heel veel liefs

Tot dan

Je Eigen Mens te Zijn

            Daar zit je dan, op je stoeltje in de tram. Tas soepel over je schouder, paraplu tussen je benen, je lijkt een oude man uit een film in zwartwit. Niemand van je medereizigers heeft blijkbaar de prognose van de weervrouw opgepikt: wisselvallig, overwegend droog met af en toe een bui. Of denken ze zich straks, als weer maar eens een wolk breekt, droog te kunnen houden onder hun telefoon? Die hebben ze massaal in de aanslag.
            Jij laat de jouwe waar hij zit. Je vergaapt je aan de mensen. In zichzelf gekeerd turen ze gebiologeerd naar het kleine scherm in hun handen. Veel vrolijks lijkt daar niet te zien. Niemand lacht, niemand stoot een ander aan, niemand zegt moet je kijken, hier, hoe geestig. Stil zijn ze. Hoe zouden ze zich voelen, vraag je je af, na al die bagger die in de dagen voor de stembusgang over hun hoofden werd uitgestort?

            Jullie hebben toch ook gestemd, vraag je in stilte aan de twee zwijgende mannen op het bankje voor je, uit Afghanistan, schat je, of Pakistan. Of vonden jullie het net als dat één miljoen Belgen niet de moeite je naar een school of sporthal te begeven, keuvelend over de mooie blauwe dag een kwartiertje aan te schuiven en daarna een bolletje of drie in te kleuren? Burgerplicht, zegt de politiek. Nutteloos, vindt iemand met een pet. Mensenrecht, in jouw beleving. De ene beleving is wellicht de andere niet. Jij bent hier ook de enige met een paraplu en, het valt je nu pas op, vrijwel de enige met een witte huid.

            Een man wrikt zich op het stoeltje naast je. Hij ruikt naar de drank, hoewel de ochtend nog maar nauwelijks halfweg is. Hij zou uit de Balkan kunnen komen. Ongeschoren, zorgelijk kijkende zwarte ogen onder gefronste wenkbrauwen. Ook hij plukt uit het borstzakje van zijn hemd een telefoon. Je doet je best niet stiekem naar het scherm te kijken maar hebt het Facebooklogo meteen herkend. Bent u een van Onze Mensen of hoort u er niet bij, vraag je je af, je bent daar niet trots op, het schiet zomaar door je hoofd zoals dat met gedachten gaat.
            Aan een drukke halte stappen drie vrouwen op mét hoofddoek en vier jonge meisjes zonder. Ze praten in groepjes op basis van leeftijd, de vrouwen in een taal waarin je Berbers vermoedt, de meisjes bezigen een Nederlands met veel wie-jo’s en klemtonen waarin muziek verscholen zit.  Ze praten over elkaars kleren, ze lachen, zonnestralen zijn het op een bewolkte dag. Zouden zij Eigen Mensen zijn, of vormt hun accent daarvoor een barrière? Je weet het niet, dat is het moeilijke met die ongedefinieerde begrippen, het Vlaamse Volk, Onze Eigen Mensen, De Kiezer, Normen en Waarden, iedereen lijkt ze te begrijpen terwijl niemand exact weet uit te leggen wie of wat er precies mee wordt bedoeld. Je dacht dat met de jaren het leven minder ingewikkeld worden zou, ook dat had je fout.

            Een getaande oude man sleept een overladen tas van Action achter zich aan. Een buikige zwarte mijnheer gebruikt zijn telefoon als megafoon, tot ver voorbij Gibraltar is hij nog te horen. Je begrijpt geen woord van wat hij roept. Zevenduizend talen zijn er op de wereld, in dit land spreekt geen kat de zijne. Hij is vast elders wel een Eigen Mens. Een armoedzaaier duwt een plastieken beker onder je neus. Neen, weer je af, niet omdat je hem niets gunt of vindt dat hij op zoek moet naar een baan – bedelen is ook hard werken, vernederend bovendien, je doet het echt niet voor je hobby, – maar omdat je nooit nog cash op zak draagt. Een kaartenman ben je geworden, dat besef voelt nogal middenklasse, pompeus, kijk mij, vier bankkaarten in de beurs, de onderlaag van munten en biljetten ontstegen. Eigen Volk, gewis.

            Een vrouw van om en bij de dertig, huid als room, hoge jukbeenderen, slanke leest, leunt tegen de deur. Het alarm noopt de chauffeur uit zijn cockpit. Hij oogt Oriëntaals, zijn haren zwart als git, hij praat beter Nederlands dan Georges-Louis Bouchez, ook een winnaar zondag maar vast geen Eigen Mens. De vrouw begrijpt het niet, haar vriendin helpt haar uit de nood in wat jij als Oekraïens vermoedt. Ontheemd, voor de oorlog op de vlucht, word je dan ooit nog ergens Eigen Mens?

            Bovengronds slenter je naar het Centraal Station. Het plein baadt in de zon. Mannen roken, praten, jongeren hangen, vrouwen laveren er tussendoor, mensen in alle maten en gewichten, in kleuren en in geuren. Hoe kaal wordt deze stad, vraag je je af, wanneer alleen nog Eigen Volk overblijft?
            Op de trein zoek je een wagon waarin nog niemand zit, een plek voor jou alleen, waar je vrij en vrolijk helemaal je Eigen Zelf kan zijn.

De naaktslak in de kamer

               Het is genoeg geweest.
               Ik kan geen politici meer zien, geen stemtest meer ruiken, geen oneliner aanhoren. De debatfiches komen me de strot uit. Vraag mij ook niet op wie u morgen stemmen moet, ik ben geen adviesbureau en ook geen orakel, wat na morgen komt heeft de Alwetende ook aan mij niet geopenbaard. Al vrees ik wel het ergste nu de zuurtegraad in dit Monaco aan de Noordzee die van een fles azijn ruim overstijgt.

               Kom, ander onderwerp.
               Het leven wordt duurder, valt het u ook op? Het brood, de aardappel, het pintje, drie dingen in je winkelkar en je bent een half maandloon kwijt. Koken kost geld, jaja, ik weet het en ja, oorlogen leiden tot grondstoffentekort, de landbouw heeft het moeilijk, de lonen worden zwaar belast. Iemand zou daar iets aan moeten doen, paal en perk stellen, ingrijpende maatregelen nemen, iemand zou neen, stop, tot hier en verder niet. Dit wordt al gauw weer politiek.

               Iets anders dan. Hebt u nog wat leuks gezien onlangs? Een film, voorstelling, expositie? Wordt u net als ik ook altijd weer diep getroffen door de eigenzinnigheid van een kunstenaar die anders naar de dingen kijkt, daar dan op eigen wijze vorm aan geeft, grenzen oprekt? Tot tranen toe ontroerd kan ik worden als een artiest mijn blik verruimt, mijn zekerheden op de weegschaal legt, mijn hart verwarmt met een beeld, een zin, een klank.
               Ik hoorde stemmen deze week om hier en daar een lijn te trekken, vrijdenken in te perken in naam van goede smaak en zeden, tot meerder eer en glorie van eigen bloed en bodem. Ene mijnheer Lapzwans hoorde ik pleiten voor de opwaardering van de volksdansgroep. Het volk moet dansen naar de pijpen van de orgelman, dat is de toekomst, iemand moet daartegen toch ageren, protesteren, zeggen neen, stop, tot hier en verder niet. Oei, dat is het gladde veld der politiek.

               Laat het ons over liefde hebben, het is toch steeds de liefde die ons drijft. Het kan eenvoudig zijn: wat speelt tussen twee mensen, blijft tussen twee mensen. Liefde tussen man en vrouw, ook al is ze hobbelig soms, ingewikkeld, niet altijd tegen de tijd bestand, het leven blijft een tranendal – is algemeen aanvaard.
               Ik hoor dat men ook in de liefde nu om grenzen vraagt. Liefde kent vele vormen en gedaanten. Wie valt op wie, waarom, wanneer en hoe, het is brandstof voor de dichter en de psycholoog. Wie buiten de normering valt, moet in de toekomst minder mogen, hoor ik zeggen. De aard van je liefde bepaalt of je mag trouwen met elkaar, kinderen krijgen, elkaars eigendommen erven. Men zal toch niet van bovenaf beslissen wie of wat en hoe, iemand moet toch opstaan, op de tafel slaan, zeggen neen, houd op, tot hier en verder niet. O jee, ook dit is het terrein der politiek.

               Iets gans onschuldigs dan. Een fait divers, een niemendal, een ongemak. Vanmorgen bij het inschenken van de koffie trapte ik in de keuken op een naaktslak. Mijn blote voet plette het slijmerig gedrocht tot moes. Naaktslakken kraken niet, ze worden kwallig week en glibberig en blijven kleven aan je huid. Ik zag een slijmspoor dat halfweg het kookfornuis begon en stopte bij het aanrecht. Hoe kwam dat kleffe ding mijn keuken in? Kunnen naaktslakken vliegen?  
               De naaktslak, zo vroeg ik mij, wie is hij, wat drijft hem, waar komt hij vandaan? Hoe heet hij in het Frans? Escargot nu gokte ik verkeerdelijk, limace moet het zijn, le of la is niet geweten, Schnecke in het Duits. Voor zij die tot splitsen willen overgaan, de derde regio staat morgen niet op uw stembiljet, maar ook daar houdt de naaktslak lelijk huis. De krengen zitten overal, in de keuken, op het terras, aan de vuilnisbak, ze vreten stukken uit verkiezingsfolders in de brievenbus. Een gevolg van dat nat dat met bakken uit de hemel valt, zo laat ik me vertellen. De planeet geeft een signaal dat de mens hooghartig naast zich neerlegt. Niemand die er wat van zegt, niemand die er wat aan doet, het is al economie, koopkracht, arbeidsgraad waar het om gaat. Iemand moet hier toch een stopbord plaatsen, de woeste jacht op geldgewin en oorlogsbuit tot stilstand brengen, vragen hoe het beter kan, vriendelijker voor dier, plant en mens. Iemand zou toch neen, wacht, stop, houd op, tot hier en verder niet. Dat is de taak der politiek.

               Als een naaktslak glibbert ook de politiek altijd en overal uw leven in. In uw huis, uw keuken, uw bed. Denk daaraan, morgen. Stem op de goeie.

De kikker en de vlieg

               ‘Ik weet een goed idee,’ zei de ervaren journalist tijdens de brainstorm die maandagochtend.  ‘We laten échte mensen aan het woord. De man in de straat. De ontslagen arbeider die geen nieuwe baan vindt. De onderbetaalde huishoudhulp. De overbelaste zorgverlener.’
               ‘De jeugd van tegenwoordig,’ piepte schuchter een jonge meisjesstem.
               ‘In mijn tijd vroegen we het woord in plaats van het klakkeloos te nemen,’ morde de oude knar. Hij taalde nu al naar de lunch en de Franse brandewijn uit een goed jaar bij de koffie. Wat kon het hem ook allemaal schelen? Verkiezingskoorts, hij had het al zo vaak gezien, na de stembusslag komt toch gewoon de zon weer op.
               ‘Op mijn leeftijd ga ik echt niet een hoop jong grut lopen modereren,’ wimpelde hij de stagiaire af. Die kleurde rood en boog het hoofd.
               ‘Hoeft ook niet,’ schoot het redactiehoofd haar te hulp. ‘Een kanon hebben we nodig. Een kijkcijfermagneet. Vergeet niet, in de eerste plaats is televisie show.’ Mijn koninkrijk voor een cognac, snakte de reporter.
               Vlijtig tekende de stagiaire een format uit. Ze selecteerde scholen, maakte afspraken, legde agenda’s vast en schotelde een acteur die van diepzinnig kijken zijn handelsmerk had gemaakt en nooit iemand voor het hoofd zou stoten een lucratief aanbod onder de neus.

               De camera’s zoemden. Microfoons aan lange stokken zweefden boven de hoofden. In het midden van de kring zat de partijvoorzitter te wiebelen op zijn stoel als een kikker op een waterlelie in de vijver. De leerlingen om hem heen wachtten op het afgesproken teken. Dit is geen debat, had de stagiaire benadrukt. Je wacht je beurt af, stelt beleefd je vraag, laat de voorzitter uitpraten en gaat niet in discussie. Dat er op woensdagmiddag voor balorige leerlingen altijd wel een lokaal beschikbaar was, had de schoolprefect daar nog fijntjes aan toegevoegd. De goede naam van de school was hier in het geding.

               Breedsmoelerig pareerde de kikker elke vraag.
               ‘Ik ben geboren in het lichaam van een meisje maar ik voel me een jongen,’ outte zich een zestienjarige.
               ‘Dat moet moeilijk zijn voor je,’ zei de kikker. Mocht hij wenkbrauwen hebben gehad, hij zou ze hebben gefronst.  ‘Uw probleem echter erken ik niet. En dat er met u al eens gelachen wordt, is toch ook het einde van de wereld niet.’ Dat klonk ingewikkeld: de situatie was moeilijk en wordt als niet bestaand beschouwd maar er mag wel mee gelachen worden. Je wordt vast geen politicus als je je school niet hebt afgemaakt, bedacht ik in mijn luie zetel.
               ‘Ik zou het overigens niet fijn vinden wanneer mijn dochter na een wedstrijd samen met een jongen onder de douche moet,’ kwaakte de kikker nog. Tevreden blies hij de kaken bol, zijn tong flitste hongerig in het luchtledige. Dat was toch niet de vraag, dacht ik een tikje kregelig. Geen leerling startte een discussie, de acteur wandelde ernstig kijkend tussen de rijen door.

               Een meisje met getaande huid vreesde door de kikker en zijn puitjes te worden gediscrimineerd.
               ‘Mijn partij is tegen discriminatie,’ antwoordde de kikker fors. Dat antwoord bokste als de rechtse van een zwaargewicht in mijn onderbuik. Als de neus van Pinoccio groeide er een kroontje op zijn kruin. Soms moet je tegenspreken, riep ik de jongelui toe. Protesteren! Rebelleren!  De scholieren bleven stil. Ach, in mijn tijd, dacht ik nostalgisch. Die demonstraties tegen de dertig miljard van Van den Boeynants. Die pamfletten van RAL of AMADA die mijn maatje Filip en ik bedeelden aan de schoolpoort. Die klasstaking tegen te hoge werkdruk in het laatste jaar. Mijn leerlingen later die naar Brussel trokken als protest tegen het spaghetti-arrest.
               ‘Op uw affiches staan alleen maar witte mensen,’ probeerde het meisje nog. Goed zo, kind, applaudisseerde ik.  
               ‘Ach,’ zei de kikker, ‘louter toeval.’ Stroperig bengelde zijn tong uit de bek. ‘‘Blijkbaar vind niet ik maar u huidskleur erg belangrijk. Ik besluit daaruit dat niet ik maar u discrimineert.’

               Het meisje keek beduusd.
               ‘Zeg dan dat hij liegt,’ schreeuwde ik naar de acteur, ‘zeg hem dat er niets toevalligs is aan alleen maar witte mensen in zijn straatbeeld. Help dat kind. Ze is te jong, te naïef en kwetsbaar. In deze kikker schuilt geen prins, hij is een wolf op een waterlelie.’ Doof ijsbeerde de acteur met diepzinnige blik heen en weer door de klas.
               ‘Gooi met tomaten,’ hitste ik de jongeren op. ‘Draag hem de studio uit! Ga zelf weg en laat hem kwaken!’ Welopgevoed en beleefd hielden de jongeren zich aan de regels van het spel. Met zijn tong likte de kikker zijn lippen, als een dikke vlieg kleefde er een halve natie aan.

               ‘Ik sta toch altijd weer te kijken van de mondigheid van onze jeugd,’ evalueerde de acteur tijdens het praatje achteraf terwijl hij nadenkend in de camera keek.
               ‘Je moet eerlijk tegen ze zijn,’ antwoordde de kikker, ‘ze kijken zo door een leugen heen.’ Hij liet een boertje en sprong voldaan in zijn poel.