‘Ooit zal de computer de mens in slimheid overtreffen,’ zei onze leraar boekhouden en informatica. Den Duits noemden we hem, vanwege zijn kortaangebonden temperament en altijd norse blik maar nog het meest vanwege de verfborstel onder zijn neus. Den Duits sprak in zekerheden, twijfelde nooit, geloofde in cijfers en getallen en bits en bytes. We waren geen vrienden, hij en ik. Ik twijfelde toen nog tussen een loopbaan als klerk in een kantoor of het haveloze bestaan van een dichter.
‘Gast,’ riep ik door de klas, ‘net was een computer nog een stomme machine die je moet zeggen wat hij moet doen, die niks uit zichzelf kan, en nu …’
‘Voor u is het mijnheer de gast,’ reageerde Den Duits rustig, ‘ga in de gang maar wat staan schreeuwen,’ waarmee de discussie eindigde nog voor ze begonnen was.
Een halve eeuw later vraag ik me weleens af wat er geworden is van Den Duits, De Muis of De Scheve Kop. Gekrompen oude mannetjes zullen ze nu zijn, achter een raam in een woonzorgcentrum in het zonnetje met uitkijk op het kerkhof en een dekentje op hun schoot. Al kan het ook dat ze de school des levens inmiddels hebben verlaten. Leraren zijn als mensen, ze komen en gaan. In je meest kwetsbare jaren duiken ze in je leven op, gaan een eindje met je mee en dan zijn ze weer weg. Intussen zeggen ze dingen die ze zelf de volgende dag alweer vergeten zijn maar die vijftig jaar later zomaar in jouw hoofd opduiken.
We leefden in de digitale prehistorie toen. We leerden over ponskaarten en het binair stelsel, de computer op de foto in ons handboek vulde een volledig klaslokaal. Den Duits had in de toekomst gekeken en goed gelezen: men beweert vandaag dat Artificiële Intelligentie de mens in slimheid heeft ingehaald en achter zich gelaten. AI weet alles, kan alles, regeert de wereld. Studenten laten door AI hun papers schrijven, journalisten hun artikels, schrijvers vrezen voor de eerbaarheid van hun beroep. Eerherstel en respect voor Den Duits, besloot ik.
Hoe gaat het nu met hem, vroeg ik aan ChatGPT.
‘Helaas, ik heb geen specifieke informatie over een leraar boekhouden en informatica aan het Sint-Jozefinstituut in Merksem uit de jaren zeventig. Mijn kennis is niet gedetailleerd genoeg om individuele docenten op lokale scholen uit die tijd te kennen.’
Een afknapper groter dan de kathedraal van Antwerpen. AI, schrik der proffen, pennenvrienden en intellecten, blijft op de eenvoudigste vraag het antwoord schuldig. Kennis niet gedetailleerd genoeg! Zo ken ik er nog.
IJdelheid is mijn tweede naam, dus de vervolgvraag lag voor de hand.
‘De Schrijver staat bekend om zijn scherpe observaties en ironische stijl,’ luidde het antwoord. ’ Hoewel hij niet een heel bekend publiek figuur is, heeft hij met zijn werk bijgedragen aan de Vlaamse literatuur door zijn persoonlijke, vaak introspectieve en filosofische benadering. Zijn schrijven richt zich vaak op thema’s als vervreemding, existentiële worstelingen, en de mens.’
Victorie! Den Duits kende hij niet, mij wel! Gebakken lucht weliswaar maar toch: scherpe observaties, filosofische benadering, ironische stijl, bijdrage aan de Vlaamse literatuur. Ha! Zeg dat AI het gezegd heeft.
‘Schrijf eens een stukje in de stijl van De Schrijver,’ vroeg ik toen, ‘bijvoorbeeld over de domheid van AI?’ Provoceren met een glimlach zit mij in het bloed. Volgde een chaotisch traktaat over het schillen van avocado’s, ruimtevaarttechnologie en algoritmes. Saai, saaier, saaist. Nog in geen kilometers ver mijn stijl. Net toen ik verveeld mijn laptop dicht wilde klappen, viel mijn oog op volgende passage:
‘Er is een vreemd soort geruststelling in het idee dat een computer slimmer is dan wij. Het verlicht ons van de verantwoordelijkheid om zelf moeilijke beslissingen te nemen. Waarom zou je het zelf proberen als een algoritme het voor je kan doen?’
Hé, dacht ik. AI zegt: niet ik word slimmer, de mens wordt dommer. Hij geeft het zelf uit handen. Waarom zelf rekenen als je er een machine voor hebt? Waarom zelf schrijven als een machine het voor je kan doen? Waarom zelf sowieso iets doen als er machines bestaan die dat net zo goed of misschien wel beter kunnen?
‘Echte intelligentie,’ las ik, ‘… gaat verder dan feitenkennis of patronen herkennen. Het gaat over inzicht, intuïtie, een vleugje menselijke dwaasheid, een knipoog naar het absurde. Dat is precies waar AI faalt. Het kan bergen data doorspitten, verbanden leggen waar geen mens ooit aan zou denken, maar zodra je het vraagt een gedicht te schrijven over de liefde, krijg je iets wat klinkt als een middelmatige Valentijnskaart uit de supermarkt.’
Ha, dacht ik, AI weet alles over alles maar niets over de poëzie van het leven, het hart, de ziel van de mens. Slim zijn is niet over alle kennis beschikken, slim zijn is wat je ermee doet.
Wel slim van hem zijn beperkingen meteen toe te geven.
‘Ik hoop dat deze tekst een stijl heeft die aansluit bij de ironische, filosofische toon van De Schrijver, met een knipoog naar de menselijke neiging om technologie te verheerlijken, maar tegelijkertijd zijn beperkingen te vergeten.’
‘In je natste dromen, piemel,’ mompelde ik, ‘nog in geen duizend jaar.’
Ik trok mijn schoenen aan en stapte richting woonzorgcentrum. Wie weet liep ik er een oude bekende tegen het schrale lijf.
