Klein Johanneke

          In de rubriek ‘Verschijnselen die niemand kan verklaren’, in willekeurige volgorde:

  1. Waarom in de Bermudadriehoek schepen spoorloos van de radar gaan.
  2. Hoe cirkels in het graan ontstaan.
  3. Waarom in de dag gebeurt wat je de voorbije nacht droomde.
  4. De wereld van Tom Wouters.

          U kent Tom Wouters niet? Tom is een vriend van me. Een gewone jongen, bedachtzaam en bescheiden, partner, vader, een mens van vlees en bloed, beenderen en organen, bij elkaar gehouden door een vlies zo dun dat je er met een oognaald gaatjes in kan prikken. Belachelijk genoeg bepaalt de kleur van dat vel hoe jij jezelf ziet en hoe anderen naar jou kijken, doch dit geheel terzijde.
          Merkwaardig aan Tom is wat in zijn hoofd gebeurt. Het klotst en gutst en gist er. Het knerpt en knispert, klettert en knalt. Vuurpijlen van verbeelding spuwt hij van onder zijn schedelpan de ruimte in, zijn imaginatie is een heelal dat geen grenzen kent, zijn verzinsels reiken tot de verst gelegen uithoek van de Melkweg en daar nog een eind voorbij. Klikt u straks maar even door naar https://www.hetongerijmde.eu/ en laat u gidsen in een wereld die alleen Tom ontginnen kan. Bent u toevallig van professie uitgever van onbekende meesters, doe deze jongen een bod dat hij niet weigeren kan. Al weet je natuurlijk met Tom Wouters nooit, maar dat geheel terzijde.

          Eerder deze week verhaalde Tom over letters die hij miste in het alfabet. Ooit kenden wij er veertig, fabuleerde hij, ellendig genoeg kon hij zich de verloren letters niet meer voor de geest toveren waardoor hij naar eigen zeggen ook niet langer schrijven kan. Niet kunnen schrijven is voor een schrijver een verschrikking, hij wordt een wielrenner zonder fiets, een nieuwslezer zonder tekst, een dag zonder weer.
          Zo een dag bestaat natuurlijk niet, maar laten we dat terzijde houden.

          Tom is dus een vriend. Vrienden helpen elkaar. Daarom Tom, voor jou, het waar gebeurde verhaal van klein Johanneke, ter lering en vermaak.
          Klein Johanneke was een guitig manneke dat lang geleden mijn klaslokaal kwam ingewaaid. Ik was in die dagen klassenleraar – waarom men in het onderwijs verkeerdelijk doch hardnekkig blijft volharden bij dat afgrijslijke titularis is ook een verschijnsel dat niemand kan verklaren, ook dat geheel terzijde – van het eerste leerjaar B, de brugklas. Een kind dat om een of andere reden slechts moeizaam de basisschool had doorworsteld en daarbij matig tot geen succes geoogst had, kon via 1B alsnog proberen de waterval naar het buitengewoon onderwijs te ontwijken. Vaak torsten deze twaalfjarigen een rugzak met een te zwaar leven op hun rug, veelal hadden ze daarbij ook een flinke leerachterstand opgelopen en een nog grotere afkeer van school en leren opgebouwd terwijl ze hoe dan ook nog zes jaar secundair onderwijs voor zich hadden liggen. Secundair overigens vind ik even lelijk als titularis, een futiel terzijde tussendoor.

          Voor de leerkrachten was het dus in de eerste plaats zaak deze kinderen weer bij de les te krijgen. Ze te laten zien dat school naast nuttig ook leuk kan zijn. En dat niets onhaalbaar hoeft te zijn. Ja, ik pamperde mijn leerlingen. Ik was er zo eentje die meer gelooft in belonen dan sanctioneren. Die een schouderklop verkiest boven een ranseling met de karwats. Die gelooft in vriendelijkheid en vertrouwen meer dan in de harde hand. Dat doe ik nog altijd, u mag daarvan denken wat u denken wil. Een ei was ik, een softie, een mei ’68’er, een wokie. Daar ben ik overigens best wel fier op, doch dit geheel terzijde.

          De hoofddoelstelling van mijn eerste les Nederlands was succeservaring. Een lage lat leggen waar iedereen overheen kon en die dan langzaam hoger leggen. Mijn leerlingen waren in hoofdzaak meer handvaardig dan verbaal, dus presenteerde ik hen op een gulden schotel de bouwstenen van de taal: de letters van het alfabet. In les 1 legde ik drie vragen voor, in les 2 waren diezelfde vragen ook hun eerste toets:

  1. Hoeveel letters telt ons alfabet?
  2. Schrijf ze op in de juiste volgorde.
  3. Welke klinkers ken je?

Een tien op tien toets, goed begonnen is half gewonnen.

          Alzo antwoordde klein Johanneke:

  1. 40
  2. Van die veertig kreeg hij er zestien op papier, welke dat waren herinner ik me niet meer.
  3. Een klinker is een steen zoals thuis op de oprit.

          Op de toets in les 2 haalde klein Johanneke tien op tien. Zijn eerste tien voor taal ooit. Ik zie nu nog altijd voor me hoe hij straalde. In de jaren die volgden leerde hij moedig lezen en schrijven, rekenen, meten, passen en lassen.
          Ik kan niet zeggen wie van ons zes jaar later in de aula van de parochie het hardst glunderde: vooraan op het podium klein Johanneke die van de directeur zijn getuigschrift Lassen-Constructie in de handen kreeg gestopt of achteraan in het donker wij, dat korps van 1B.

          Om maar te zeggen, Tom, als je echt niet langer schrijven kan, je kan altijd nog voor lasser gaan.
          Of leraar, ook een mooi beroep.

Plaats een reactie