Onder een appelblauwzeegroen kostuum, met fijne gouden biezen afgeboord en geknipt in een snit die je alleen in stripverhalen ziet, droeg de premier een gele das over een babyrozig hemd. Zijn gepunte schoenen hadden de kleur van chocolademelk. Verveeld streelde hij de grijze Garfield op zijn schoot. Om hem mild te stemmen opende ik met een compliment.
‘Mooi pak. Op maat gemaakt wellicht?’
‘Laat die flauwekul maar achterwege,’ bitste hij. Hautain als een keizer uit het oude Rome gaapte vanop zijn schoot het obese beest me aan.
‘Spuw het uit. Wat ligt er op je lever?’ De haarbal op zijn dijen geeuwde. Ik schraapte moed uit elke vezel van mijn lichaam.
‘Excellentie. Dat gat in de begroting. Ik heb het niet gedaan. Ik krijg nog geen gat in het plafond geboord om een lamp op te hangen.’
‘Kom jij daarover nu ook al aan mijn oren zagen? Hoe dikwijls moet ik het nog zeggen? Allemáál hebben we het gedaan. Boven onze stand geleefd, jarenlang. Meer uitgegeven dan we hadden. De sossen, de tsjeven, de liberalen, de Walen. En wie moet het repareren? Bibi natuurlijk weer. Ik had ook liever wat leukers gedaan. Slimste Mens van De Wereld geworden. Of een camion met Monopolygeld leeggegooid in Verviers. Of het land in twee geknipt, ik zeg maar wat.’
Vastbesloten hield ik voet bij stuk.
‘Moet ik dan schulden afbetalen die ik niet zelf heb gemaakt, premier? Dat klopt toch niet? Het is toch mijn schuld niet …’
‘Ik hoor het al. Het zal wel weer de mijne zijn! Luister goed. Het is de schuld van ons allemaal. De banken lachen daar niet mee. En Europa ook niet. En met die clowns in Rusland en Amerika kan je niet voorzichtig genoeg zijn.’
‘Daar kan ik toch niets aan doen,’ riep ik opgewonden uit.
‘Vraag ik dan zoveel? Jij bent toch schoolmeester geweest, jij kan toch rekenen? Als we allemaal een beetje moeite doen. Neem nu jouw pensioen …’
‘Uitgesteld loon,’ onderbrak ik fluks. Synchroon ging bij premier en huiskat een wenkbrauw de hoogte in.
‘Pardon?’
‘Uitgesteld loon. Ik wilde liever ook iets anders doen. Schrijver worden, acteur of advocaat of allebei. Fotomodel of posterboy. Vliegende reporter. Maar mijn vader zei: doe onderwijs. Veel vakantie. Vaste benoeming. Niet de vetste wedde maar later wel een flink pensioen. Dat compenseert.’
‘Aha!’ zei de premier. ‘Daar zegt u het!’ Ik voelde toen dat ik mijn hand had overspeeld. Sarcastisch hanteerde hij nu de beleefdheidsvorm. Voor het eerst in mijn leven zag ik een kat meesmuilend lachen.
‘Uw pensioen. U bent een man op jaren. Herinnert u zich nog het woord Solidariteit?’ Dat deed ik zeker. Ik proefde de zoete smaak ervan op mijn tong. Solidarité. Solidarnosc. Solidaridad. Een half leven lang de brandstof van mijn doen en laten. Samen sterk. Opkomen voor elkaar. Voor een betere wereld. Voor iedereen. Van Zuid-Amerika tot Spanje, van Portugal tot Polen.
De premier intussen was nu niet meer te stoppen.
‘Geef toch gewoon de keizer wat de keizer toekomt. En de keizer, dat ben ik toevallig. L’état, c’est moi, n’est-ce pas? Bon. Ik doe er goede werken mee. Of dacht u dat Oosterweel gratis en voor niks oprijst uit de grond misschien? Dat de orde zichzelf handhaaft? De zieke zonder zorg ook geneest? Het kind zichzelf onderwijst? G5 zomaar uit de bomen valt? Zo kan ik nog wel even doorgaan, geloof me vrij.’
‘Maar ik ben reuze solidair, premier. Met de commerce, de middenstand, de economie. Neem Zwarte Vrijdag gisteren, kostte een fortuin. Morgen staat de Sint weer voor de deur. Dan zal het gauw weer Kerstmis zijn, en oud en nieuw. Eten, drinken, die cadeautjes, weet u wat dat kost? Huwelijken, feestdagen, verjaardagen. Elk kleinkind kost een rib uit je lijf. Een taart bij Driekoningen, ça va nog wel, maar een romantisch etentje op Valentijn? En Je wil toch ook weleens op reis, twee dagen Londen of Parijs? Ontstressen in de zon met Pasen. In de zomer dan de vlieger op, de zon zien opgaan in het Verre Oosten en zien zakken aan de einder van het Wilde Westen. Spenderen, consumeren, potverteren. Geld moet rollen. Elke dag opnieuw. Het water staat me aan de lippen!’ Geschrokken van mijn eigen overmoed sloeg ik de beide handen voor mijn mond.
‘Ach, man, kalmeert u toch een beetje,’ wuifde de landsbaas mijn tirade weg. ‘Een frietje wordt een centje duurder. Zo ook de afhaalchinees. Maak dat dan toch lekker zelf klaar. Of stop met frieten eten. Zo doen wij het thuis toch ook.’ Alsof daarmee het gesprek kon afgerond, leidde hij me naar de deur.
‘Let op de kleintjes,’ gaf hij me nog als wijsheid mee.
‘Ik dank u voor uw tijd,’ mompelde ik verslagen.
In de druilerige miezer ging ik staan wachten op de tram. En dan straks ook nog betalen voor het voetbal op tv.
