Op reis

Toen ik beschut onder een parasol mijmerend nipte van een glaasje gekoelde prosecco, werd ik aangesproken door een langharige Italiaan uit Padua. Zijn naam was Matteo Strukul. We trokken samen op. Voor een luttel bedrag gidste hij me graag door het Florence van de late veertiende en vroege vijftiende eeuw. Hij introduceerde me bij de geslepen Cosimo De Medici en zijn impulsieve broer Lorenzo. Hij maakte me deelachtig in de kuiperijen en intriges in de cenakels van de macht. Samen met architect Filippo Brunelleschi plaatste ik vanop de steigers in de Santa Maria del Fiore op ronduit revolutionaire wijze een reusachtige koepel op de trotse kathedraal. Na volbrachte arbeid savoureerden we wellustig stromen van de Chianti die de proef met de voorproever had doorstaan.

Nog meer Chianti deelde ik wat later met Mark Haddon, een Engelsman uit Northampton. Tijdens een nacht, te warm om de slaap te vatten, vertelde hij urenlang onder een twinkelende sterrenhemel over een Wonderbaarlijk Voorval met een Hond in de Nacht. Een jongen met het syndroom van Asperger, Christopher, vindt op een nacht de hond van de buurvrouw op straat met een riek in zijn buik. Christopher is dol op Sherlock Holmes en gaat vastberaden, gewapend met de ijzeren logica van de autist, op onderzoek. Is het hoofd een gevangenis waarin je levenslang zit opgesloten, de ene cel is toch de andere niet.

’s Ochtends in mijn hotel lag op me te wachten een bundel Brieven uit Genua, de stad die later in deze broeikaszomer op bijzonder naargeestige wijze het nieuws domineerde. Ilja Leonard Pfeiffer nodigde me aan zijn tafeltje op het terrasje op het Piazza delle Erbe! Nederig kuste ik zijn vingertoppen, waarna we samen verdwaalden in het superbe labyrint van duistere en gevaarlijke steegjes die kriskras kroelen doorheen de stad. In een heerlijke barokke taal met een uiterst nauwgezet woordgebruik, loodste hij me langs hoeren en travestieten, pareerde messentrekkers en paria’s, wees me hoe bootvluchtelingen proberen te overleven en toonde me waar hij zijn brieven schrijft. We aten een lichte pasta met groene asperges, dronken hele avonden acque gassate en zwoeren elkaar tot weerziens. Si!

Enkele tafeltjes verderop hoorde ik een koppel in het Nederlands met elkaar praten. Zij was een mooie, jonge, blonde vrouw en heette Eva Rovers, hij leek heel erg op Mick Jagger. Zijn naam was Boudewijn Büch. Zij praatte honderduit, zijn woorden waren op. Ze inviteerde me aan hun tafeltje maar praatte vooral tegen hem. “Boud, we praten over jouw Verzameld Leven!” hield ze hem voor. Ze schetste hoe hij de weg was kwijt geraakt in zijn eigen autobiografictie. Ze hield hem voor dat hij het kleine blonde zoontje dat hij in zijn tastbare leven verzonnen had, op een bepaald ogenblik wel moést de dood injagen. Een schrijver liegt de werkelijkheid bij elkaar, je eigen verzinsels geloven is funest. De leugen loopt dan wel snel, een uitweg vindt ze niet.

Eva en ik lieten Boudewijn zijn wanen en doken voor een weekje het Amsterdamse nachtleven in, sjouwend van kroegie naar kroegie, al deden de voeten soms zeer. Aan een bruin tafeltje in een donkere kroeg zat, somber en mysterieus, alleen, Alicja Gescinska. Rondom haar de geur van vallende bladeren. Ze verhaalde over, hoe kan het anders, Een Soort van Liefde. Een studente en haar dertig jaar oudere prof worden hopeloos verliefd en raken verstrikt in het eeuwige web van dromen en daden. Tragisch, hoewel de liefde aanhoudt tot op het sterfbed. Alicja vertelt haar verhaal met een ondertoon van Slavische weemoed. Je hoort in de verte de piano en weet hoe het afloopt, maar je laat haar geduldig uitpraten. Haar verdriet is teer en breekbaar als haar glas witte wijn.

Ik lag, moe van het verre reizen in vreemde hoofden, te dommelen in de trein op weg naar huis, toen een oude man met hese stem me vroeg of hij me mocht vergezellen. Hij stelde zich voor als James Salter en kwam uit New York. Als oude mannen praten, hebben ze het over leven en liefde en dood. Over hoe twee ooit gelukkige mensen uiteindelijk bijna onmerkbaar en tegen hun wil Lichtjaren van elkaar verwijderd raken. Over hoe alles wat ooit begint te leven er ooit ook weer mee ophoudt.

In de vertrouwdheid van mijn huiselijke kring probeerde ik al deze verhalen hun juiste plaats te geven. Toen stootte ik op een filmpje waarin Ilja Leonard Pfeiffer aankondigde dat hij ophield met schrijven. Hij zou voortaan gaan koken voor zijn Italiaanse bella donna, Stella. Later bleek het om een grap te gaan, een 1 aprilgrap.

Het leven zoals het is.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s