Bompa Laweit

Mannekes, luistert.
Ik ben niet zo van die goede ouwe tijd en zo, maar nu moet er toch teen en tander van mijne lever.

Ik had slecht geslapen.
Ok. Dat gebeurt wel meer als ik gedronken heb. Eigen schuld. We waren gaan eten bij de Kroaat. Ge kent dat. Aperitief. Wijn. Nog wijn. Pousse-café. Duveltje. Thuis nog een borrel. Pakt dat het een uur of twee was toen ik gelijk ne zandzak in mijn bed viel. Maar dan. Ge slaapt wel, maar ge rust niet uit, snapt ge? Ge slaapt gewoon uw roes uit. Maar de zondag was het koers en voetbal dus ik ging toch heel de dag voor den teevee hangen. Dus, ja.
Maar ’s morgens. Jongens, jongens. Ik dacht, dat is hier een Marokkaanse trouw of wat? Tuten, claxonneren, manmanman. Zot wier ik. Ik rol uit mijne tram, zien door de venster. De parking van de Carrefour. Allemaal auto’s. En vlaggen. Een laweit, jongens toch. Allé, ik spreek nu niet voor mijn eigen, maar als ge met de nacht hebt gestaan, dan hebt ge het toch maar schoon aan uw pietje. Een demonstratie, zeiden ze op de radio.

Ik ben van de oude stempel, ik weet het. Maar ik heb van zijn leven ook dikwijls betoogd. Ge wilt niet weten voor wat dat ik allemaal op straat gekomen ben.
Ik weet nog, de eerste keer. Tegen de dertig miljard van Vanden Boeynants. Als ik het goed rappeleer, gingen ze straaljagers kopen. Mijne kameraad, de Flip, had me daar mee naartoe gesleurd. Ambras thuis gast, met ons vader. We gingen toen ook staken op school. Dat is de enige keer in mijn leven dat ons vader mij naar school heeft gebracht. Ik was zestien jaar!
Daarna, kernwapens. Weet ge dat nog? Driehonderdduizend man. Of vierhonderd, ik wil het kwijt zijn. De trein stampens vol. Ge moest een halve dag wachten in Brussel Noord voor ge mocht vertrekken. Maar wij trokken ons daar niks van aan, de Flip en ikke. Wij trokken op kroegentocht. Van de Noord naar de Zuid. De cafés bleven toen nog open bij betogingen, dat was een feestdag. Dat is vandaag wel anders. We hadden afgesproken om in ieder café onderweg één pint te drinken. Zat dat wij waren, man, echt, niet te doen. En wat we niet wisten, de nacht ervoor had den Amerikaan die raketten al binnengevlogen. Die stonden er al voor dat ons eerste pint getapt was. Op het werk vroeg de dag daarna iemand hoeveel de Russen ons hadden betaald om tegen de Amerikanen te betogen. Betaald? Mijn oor, een bom geld heeft ons dat gekost.

Ja, ja. Ik heb dikwijls meegelopen. Na zwarte zondag. Tegen le bruit des bottes in tstad. Voor homorechten, ook met de Flip. En voor het werk ook een paar keer. Ik stond in het onderwijs. Dat is nu niet meer nodig, ze hebben daar nu den Ben Weyts, haha. Grapke hé mannen. Hey, we mogen toch nog wel eens lachen hé.
Tegen de oorlog in Irak. Ook geen avance. Maar van de week zag ik een documentaire, Once Upon a Time in Irak. Dan ziet ge dat we toch gelijk hadden, toen. Nu zeggen ze het zelf, we invented ISIS! Daar zijt ge vet mee, natuurlijk. En ginder al helemaal.
De Witte Mars heb ik niet meegedaan, daar was zo al volk genoeg. Maar tegen de bezetting van Palestina. Tegen Oosterweel. Tegen Zinloos Geweld ook nog. Dat klinkt nu nogal onnozel, protesteren tegen iets waar nu echt iedereen tegen is. Ne mens denkt niet altijd even goed na. Voor het klimaat ook nog, een paar keer.
Ik vond dat altijd wel een feestje, betogen. Op de trein al. Veel volk altijd. Roepen, zingen, pintje pakken, sfeer. ’s Avonds toch een beetje als een gekookte patat naar huis. En dan de dag daarna in de gazet, er waren zoveel betogers maar de rijkswacht heeft er maar zoveel gezien. Er zit een mol bij de rijkswacht, zeiden wij toen. Jaja, wij lachten wat af.

Maar van de week check dees: “Later vertel ik mijn kleinkinderen trots dat ik tussen die 15000 Vlamingen stond.” Straf toch, niet? Ok, ieder zijn gedacht. Hij denkt zo, ik denk anders. Geen probleem, leven en laten leven, zeg ik altijd.
Maar zegt nu zelf. Ge stapt in uwe auto. Ge rijdt naar de parking van de Carrefour. Ge doet een babbeltje. Terug in uwe auto. Naar Brussel. Achter ander auto’s, zodat ge niet verloren rijdt, want vandaag de dag kunt ge zelfs uw GPS niet meer vertrouwen. Daar rijdt ge weer een parking op. Ge stapt uit, roept een beetje, zwaait wat met uw vlag of uwen arm. Ge stapt in en ge rijdt terug naar huis. Op tijd voor de koers.
Trots? Zwanst nu niet hé.
Wat gaan die zeggen, die klein mannen: “Amai, Bompa. Naar Brussel met den auto? Gij waart nogal ne kerel, gij”?
Allé komaan. Ni zwanzen hé.

Een gedachte over “Bompa Laweit”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s