Mijn kathedraal

               We eten warme hapjes. We halen herinneringen op. We spelen een quiz: plaats het liedje in het juiste decennium op de tijdlijn: Maggie May, jaren zeventig; Losing my Religion begin jaren negentig. Iemand zet Chuck Berry naast The Cure. Lachen.
               Middernacht. We wensen elkaar alle goeds. Dat het huis dit jaar wordt afgewerkt en dat boek finaal geschreven. Dat we veel goede boeken mogen lezen, leuke films zien, verre reizen maken. En bovenal: veel geluk. De alleenstaanden gunnen we een lief ook als ze daar niet om vragen, wie jonger is dan twintig een goed rapport, een wens die verongelijkte blikken oogst, wie jong is wil meer zijn dan een blinkend cijfer op een schoolrapport.
               In bed bedenk ik dat niemand me een Goede Gezondheid heeft toegewenst, toch de oermoeder der Nieuwjaarswensen. Dat zie ik als een compliment, waarom iemand wensen wat hij al heeft? Men wenst de zee ook geen water, de kerk geen toren, een vis geen vinnen.
               Ik overloop mijn lijstje goede voornemens. Ik maak het elk jaar. De inhoud houd ik liever voor mezelf. Realiseer ik mijn doelen niet, dan kan niemand me op mijn falen wijzen. Veel stelt het ook allemaal niet voor: wat minder kilo’s, wat meer bewegen, minder alcohol ook, u kent dat. Niet altijd een mening willen hebben en die vooral vaker voor mezelf houden. Minder spot en meer respect voor de medemens. Sommige doelen zijn haalbaarder dan andere. Een maximumbreak op de snookertafel gun ik me ook, Europees kampioen honderd meter vlinderslag voor senioren, de Lotto winnen. Dromen houdt de waakvlam van het leven brandend.

               Al meteen de eerste dag van het nieuwe jaar wip ik de racefiets op, laat me door een forse wind richting Noorden blazen, een lauwe winterzon op de rug. Ik zweet. Het is opvallend warm voor de tijd van het jaar, een veeg teken waar ik verder niets aan vermag te doen. De illusie in mijn eentje de planeet te redden heb ik opgegeven.
               Het land slaapt nog. Op de terugweg staat de wind van voren. Als een Flandrien ploeter ik er doorheen, op het asfalt een slijmspoor latend van spuug, zweet en snot. Moe maar voldaan, zoals dat heet, stap ik later onder de douche. Dit voelt goed. 1 januari 2024 is voor mij wat paaszondag was voor Jezus Christus.

               Die avond kijk ik op televisie naar Gladiator. Ik voel enige verwantschap. We zijn allemaal gelijken, maar sommigen zijn gelijker dan anderen, laat ik het daarop houden. De krijger verliest vrouw en kind, lijf en leden en vecht gewoon door, dwars door alle weerstand. Met blote handen gaat hij in de arena een tijger te lijf. Uit zulk hout worden echte mannen gesneden, denk ik genoegzaam.
               Op dat ogenblik gaat mijn lichaam rare dingen doen. Het blaast warm en koud tegelijk. Zweet loopt in beekjes uit mijn poriën. Mijn longen vragen proestend de echtscheiding aan, ze willen mijn lichaam verlaten. Iets of iemand prikt met scherpgepunte messen in mijn onderrug, aan de binnenkant van mijn schedel herneemt een heavy metalband de afspeellijst van gisterenavond, volumeknop op tien. Ik hoor mezelf neen zeggen tegen de halve fles Cava en driekwart liter witte wijn die ik gisteren overliet en besef: hier is wel degelijk iets mis.

               Koortsige dromen in mijn bed. Ik bevind me in het hart van de stad op een pleintje dat Handschoenmarkt heet, naast het beeldhouwwerk van kleine Nello en zijn hondje Patrasche. De Onze-Lieve-Vrouwetoren klimt eerst nog trots tot in de grijze hemel, maar gaat dan huilen. Het is een verbijsterend zicht: langzaam maar onafwendbaar wordt de toren wak als een wassen kaars, het kanteeltje dat ooit een tweede toren had moeten worden zijgt als een lege zoutzak in elkaar, het ganse gebouw verzakt, krimpt, gaat hangen als een verslagen bokser in de touwen. Een onwezenlijk beeld. Die eens zo fiere kathedraal, trots en baken, wegwijzer, anker, verschraalt en verschrompelt tot niets nog rest dan een zielig hoopje vergane glorie, een schim van een schim van wat ooit is geweest.

               Tussen drijvende lakens schiet ik wakker. Met alle Chinezen, denk ik. Als een held die met de blote hand een tijger gaat verslaan, ga ik deze laffe aanval onvervaard te lijf. Ik wapen me met thee, beschuit met platte kaas en lente-ui, Netflix en VRT-Max. Een echte man versaagt niet, ook al is het erop of eronder.

               Vanmiddag was ik in de stad. De kathedraal staat er nog. Dit bestaan kent nog zekerheden, zoals daar zijn: een Goede Gezondheid blijft toch het belangrijkst.
               En voor u hetzelfde.

Plaats een reactie