Duifdenken

          Elke ochtend landt rond tien uur een duif op een kale tak in de kruin van de boom in de tuin. Die tak gaat daardoor lichtjes wiegen, als drijfhout in open zee. De duif deint dan gelaten mee, duiven weten dat in het universum krachten huizen die zij niet verklaren kunnen en waartegen hier op aarde niets of niemand iets vermag. Peinzend kijk ik dit gebeuren aan. Zo immers vul ik mijn dagen: koffiedrinkend staren door het raam, mijmeren over mensen, het universum en het leven.

          Schichtig draait de duif de kop naar links, naar rechts, pikt met zijn snavel driftig onder zijn rechtervleugel. Waar het jeukt, moet ook een duif krabben. Ik probeer hem na te doen, het lukt me niet, het ziet er bovendien belachelijk uit. Jij kan dingen die ik niet kan, mompel ik. Ik ben een man die tegen duiven praat. Het beest wiegt zwijgend verder op zijn tak.
          Als een oudje achter een raam staart de duif in de leegte onder hem. Hem, zeg ik, al kan ik daar niet stellig over zijn. Bij mensen valt geslacht of gender meestal nog te raden, bij duiven ligt dat anders. Heb je er één gezien, dan heb je ze allemaal gezien.

          Heel alleen zit hij daar terwijl duiven, dat is toch algemeen bekend, liefst in gezelschap verkeren. Ik ben geen duif, zo blijkt maar weer. Sociale dieren zijn het, vriendelijk, zorgzaam, zuiver van hart en ziel. Duiven leggen voor zover wij weten geen plechtige geloften af, hullen zich niet in opzichtig verenkleed, organiseren geen overdadig eetfestijn, toch beloven ook doffer en duivin elkaar liefde en trouw tot de dood hen scheidt. Bouwend aan de toekomst sleept het mannetje bladeren en takjes aan waarmee het vrouwtje een gezellig nestje knutselt. Duiven houden van strak afgelijnde rolpatronen, zij vinden het leven op zich al ingewikkeld genoeg. De eieren broeden zij samen uit, hij overdag, zij ’s nachts. Beiden leveren zij melk aan uit de krop in hun keel, later zorgt zij voor de kinderen en beschermt hij het nest. Mijnheer Den Uil zei het in mijn kinderjaren al, dieren zijn precies als mensen, met dezelfde mensenwensen, dat staat allemaal in de krant.

          Toch zit elke ochtend tegen tienen deze duif in zijn eentje op een kale tak in een boom in mijn tuin. Wat hij daar zoekt? Wellicht denkt hij daar net als ik na over de duiven, het universum en het leven. Of speelt hij stiekem schalks op weduwschap? Honger immers is de beste saus. Erger misschien, er ging wat mis met de liefde van zijn leven. Sliep zij toevallig in de hoek van het portaal waar een onverlaat een handgranaat naar binnen wierp? Duiven hebben net als kinderen tegen granaten geen verweer, zelfs produceren zij, alweer voor zover wij weten, geen moordend wapentuig om soortgenoten van het leven te beroven. Vloog zijn eega stomweg tegen de wentelende wiek van een windmolen? Botste ze, met gesloten ogen dromend over het geluk dat het leven haar geschonken had, tegen de vleugel van een vliegtuig aan?
          Duiven maken dingen mee waar een mens geen weet van heeft. Bitter weinig weten wij over het leven van een ander. Duiven, zegt de volksmond, zijn de ratten van de lucht. Nergens goed voor. Ze schijten op de standbeelden van onze voorvaderen, op de pas gewassen voorruit van je wagen en op je kop. De volksmond doet er vaak beter aan de lippen op elkaar te houden. Zo misprijzend denkt alleen de mensensoort die in iedereen en alles wel een vijand ziet terwijl de duif toch staat voor liefde, vrede en geluk.
          Mij zou het niet verbazen mocht in Duivenland mens een grover scheldwoord zijn dan rat.

          Misschien, kan best, grote geesten denken immers gelijk, kiest deze duif precies deze boom omdat hij en ik verwante zielen zijn. Brengen de geheimzinnige krachten in het universum hem en mij bij elkaar omdat hij daar op zijn tak en ik hier achter het raam hetzelfde denken over dezelfde dingen. Misschien wordt ook hij soms wakker in het midden van de nacht om te staren naar de sterren aan de hemel, zich vragend: Moeder Duif, waarom leven wij? Ook duiven hebben, dat is vast wetenschappelijk bewezen, net als mensen muizenissen in hun hoofd, knopen in hun maag, kroppen in hun keel, al levert dat laatste bij hen tenminste nog wat melk op voor de kleintjes.
          In wat voor wereld leven wij, vraagt deze duif zich af, als iemand zes miljoen betaalt voor een banaan terwijl 45 miljoen kinderen aan ondervoeding lijden. Acht miljard mensen, hoe lang nog voor de planeet bezwijkt onder dat obees gewicht? Hoeveel graden warmer nog voor de natuur meedogenloos finaal de boeken sluit? Ook dat vraagt deze duif zich af.        
          En ook, ik voel het, is dit nu alles? Je gaf je ziel en zaligheid aan je duivin, zocht voor je nest het mooiste blad, de beste tak, beschermde vrouw en kroost tegen tegenslag en onheil, streefde een leven lang naar liefde en geluk en aan het eind zit je alleen met jezelf op een kale tak in een kille, herfstige tuin, aangestaard door een oud mannetje achter een raam.
          Dat allemaal denkt die duif.
          Of het ligt aan mij, kan ook altijd.

Een gedachte over “Duifdenken”

Plaats een reactie