Lang geleden jogde ik – sukkeldraafde is misschien een beter woord – op een avond door de straten van mijn dorp. Ik zorgde er wel voor de uit de ramen tuimelende lichtkegels te ontwijken van De Mus en De Nieuwe Lantaarn. Ik wilde liever niet worden gezien terwijl ik met uitpuilende buik in krappe legging en fluorescerend hesje met Dankzij Humo staat hier geen andere onzin op de rug voorbij kwam hobbelen als een nijlpaard dat net een poot heeft laten amputeren.
Ik was altijd een matig loper maar in die dagen wel een verbeten sporter. Sporten zuivert de geest en stelt inzichten helder. De voorbije zomer was ik nog de Col de la Madeleine op gefietst, enkel en alleen omwille van haar naam die me als een Lorelei had gelokt. Voor dag en dauw was ik aan mijn tent vertrokken, de andere kampeerders nipten aan hun derde aperitiefje toen ik laat in de namiddag weer op de camping arriveerde. Het was een dag geweest van ploeteren en zwoegen, stoempen en klauwen maar ik had het wel gehaald.
Veel woorden maakte ik daaraan toen niet vuil. Ik ben eerder iemand die zijn pijntjes liever voor zichzelf houdt. Dat zit ons in de genen. In onze clan worden wij als clown geboren. Wij witten ons gezicht, stiften onze lippen en lachen uitdagend naar de wereld. Meesters van het masker, dat zijn wij. Dat besefte ik daar en toen, bovenop la Madeleine.
Terwijl ik daar zo liep, begeleid door hier en daar wat gelig licht van een lantaarn, af en toe knikkend naar een wandelaar met een hond, diep verzonken in gedachten, hoorde ik in mijn hoofd plots klaar en helder een stem waarvan ik niet meteen kon zeggen of ze een man dan wel een vrouw toebehoorde:
‘Weet, Gij Schrijver, en besef, op de tel dat deze woorden op u nederdalen bevindt gij u waarachtig en exact, onomstotelijk en gewis op het absolute midden van de tijdlijn van uw leven,’ waarop de stem even snel verdween als ze verschenen was en in mijn hoofd een stilte liet die de mens alleen ervaren kan voor hij wordt geboren of na zijn sterven.
De stem had gesproken op een toon doordrenkt van overtuiging en gezag. Wie behoorde ze toe? Wie of wat in dit heelal kan mij met autoriteit vertellen wanneer mijn uur van gaan zal zijn gekomen? Dat kon voorwaar alleen toch maar … Ik voelde meer dan ik het werkelijk wist, ik was bezocht door een engel, de aartsengel, Gabriël, eerste gezant van god, hij die de maagd destijds berichtte dat ze onverwacht een kind zou baren.
Dat de tweeslachtige zich verwaardigde een eenvoudig man in strakke legging te bezoeken met een boodschap, verbaasde mij geenszins. Zelfs Google Maps vindt heden ten dage vrijwel nergens nog een maagd en niemand wordt nog onverklaarbaar zwanger, eenieder heeft tegenwoordig overal een uitleg voor.
Belangrijker nog dan wie was de vraag: waar had die gast het over? Als dit exact de helft van mijn leven is, berekende ik – rekenen uit het hoofd kon ik altijd al veel beter dan hardlopen of een Alpencol opfietsen, hoe verleidelijk ook haar naam, dan loop ik mijn finale ronde in 2061. 2061! Dan ben ik 103!
Is dat werkelijk wat ik wil?
Ik herinnerde me de jaren waarin ik nog niet volwassen hoefde zijn. De jaren waarin ik geloofde dat wanneer ik later groot en sterk zou zijn, de auto’s zouden zweven door het zwerk, de mensen in vrede leven, er weelde en overvloed zou zijn voor iedereen. Niemand hoefde nog te werken, als krekels zouden we dansen en zingen en fiedelen met de viool. Computers en machines zouden alle werk verrichten, ze zouden dat goed doen en met de beste bedoelingen voor iedereen, ongeacht afkomst, kleur, geloof. Niemand zou nog boosaardig zijn, afgunstig of gewoon maar ontevreden. We zouden blij en vrij zijn en reizen naar maan, Mars of liefst van al naar Venus. De minder begoeden onder ons waartoe ook ik behoorde konden minstens toch ook voor veertien dagen naar de zee of de Ardennen.
In 2061, dat weet ik nu aan volwassenheid nauwelijks nog te ontsnappen valt, is de planeet gemiddeld vier graden warmer dan vandaag en moet hij elf miljard mensen voeden. In de Balkan spreekt men Russisch. Canada, Panama en Groenland zijn Verenigde Staten en Gaza is een populair vakantieoord. In 2061 moet je minstens 103 zijn om nog het verschil te kennen tussen Filistijn en Palestijn, om te weten dat Taiwan ooit geen China was, je te herinneren dat de Zoute Zeeën lang geleden Lage Landen waren.
2061. Ik zie me in een stoeltje, voor het grote raam op de eerste verdieping van RVT De Oude Knook, een katoenen deken op schoot en uitzicht op het kerkhof, denkend aan wat eens was en nooit meer worden zal. Daarbij voel ik ook die onmacht, dat onnoemelijke spijt en het knagen van de vragen: waarom hebben we toen niet, had ik maar dat.
En ik vraag me: is dat werkelijk wat ik wil?
