Camping Zeezicht

               We krijgen plek M45, in de hoek van een grasveld. Het terrein is omzoomd door een dichte haag van hazelaars en esdoorns en er zijn vier staanplaatsen. Drie ervan zijn al ingenomen, ik zie drie auto’s met Duitse kentekenplaat. Bij het oprijden van het pleintje tel ik drie vrouwen, twee honden en één man. De vrouwen zijn van bovengemiddelde leeftijd en weldoorvoed. Een maatje meer mag, twee ook wat mij betreft, als een mens maar gelukkig is.
               De zon schijnt warm en weldadig. Ik trek mijn T-shirt over mijn hoofd. Alle drie de vrouwen volgen mijn bewegingen met meer dan gewone aandacht. Hun ogen twinkelen. Een magneet blijft nu eenmaal een magneet.

               Vijftien minuten later lig ik languit op mijn strandstoel. Op mijn schoot een boek van David Sedaris, ‘Gestolen voorwerpen, dagboeken 1977 – 2002’. Er staan ook mopjes in. Twee kutten zitten op een terras. Zegt de ene: ‘Wat eet jij vanavond?’ Antwoordt de andere: ‘Worst. En jij?’ Zegt de eerste: ‘Het is vrijdag, dan staat er tong op het menu.’
               Ik ga strijk. De Duitse vrouwen kijken nieuwsgierig mijn kant op. Mijn Duits is te ontoereikend om de grap te vertalen. Misschien kennen we elkaar daarvoor ook nog niet goed genoeg.
               ‘Oh my God,’ gilt wat later plots één van de vrouwen. Dat blijft ze herhalen: ‘Oh my God, Oh my God!’  Ze lacht daarbij zo opvallend schril en luid dat ook mensen vanop andere grasvelden toeschieten. Niemand weet waarom ze moet lachen en ze vertelt het ook niet. Misschien is daarvoor haar Nederlands niet goed genoeg. Weldoorvoede vrouwen van bovengemiddelde leeftijd die Engelse puberkreten slaken met een Duits accent, ik moet me in de arm knijpen, ik weet even niet helemaal zeker op welke planeet ik me bevind.
               Als ze ons zien avondeten wensen de vrouwen Guten Appetit. Hun mannen zijn er nu ook bij komen staan, alle drie een biertje in de hand. Guten Appetit. Dat hoor je nooit eens een keer van een Fransman of een Nederlander. Niet alleen praten die geen Duits, ze zeggen het gewoon niet, ook niet in het Frans of Nederlands.

               Er is ook een warenhuis op de camping. Je kunt er alles kopen wat je thuis vergat. Haarshampoo, wasknijpers, gasbidons, wijn. Een sandwich noemen ze hier een puntbroodje. Ik moet daarbij meteen denken aan spitse wapens. Degens, bajonetten, rapieren. Er woont een woesteling in mij. Ik probeer hem de hele tijd onder controle te houden, dat lukt vooralsnog, zalig de gave van het woord en lang leve de lach.
               Alom rust en vrede in de winkel. De mensen schuifelen geduldig aan in een lange rij voor de kassa. Intussen schreeuwt André Hazes zijn wanhoop uit de luidsprekers. Hij neemt gloedvol afscheid van de vrienden waarmee hij vele avonden heeft gesleten in de kroeg. Je kan horen dat het hem pijn doet, ook zonder dat je de woorden verstaat. André Hazes is één van mijn Schuldige Pleziertjes. Mocht ik er nog hebben, dan houd ik die voor mezelf, ik ben niet gek. Ik vraag me af waar mijn eigen kroegvrienden zijn gebleven. Stuk voor stuk verdwenen ze in stilte. Of ben ik het zelf die geruisloos van hen is weggegaan?
               Terwijl we ontbijten, wandelt er een vrouw voorbij op teenslippers. Haar haren zijn nat, ze draagt een toiletzak onder haar arm en loopt gekleed in een donkerbruine, harige poncho. Ze heeft wat van een beer waarvan de huid heeft losgelaten. Wel een leuke beer voor zover ik het kan zien. Ik heb het wel met poncho’s, ze kriebelen je fantasie.
               Hoewel de dag nog moet opwarmen, lopen alle meisjes in topjes. Hun platte buiken tonen aan de wereld wordt ook deze zomer hun hoofdbekommernis, terwijl mannen als ik er alles aan doen de onze zoveel mogelijk weg te moffelen.

               Ik ga mijn tanden poetsen. Naast me spoelt een man twee thermoskannen uit in de wasbak. Straaltjes koffie lopen weg in het afvoergaatje. Achter ons is een afwasruimte met zeven eilanden.  Slechts twee daarvan zijn bezet en hij spoelt zijn thermossen hier? Misschien kijkt hij graag in de spiegel naar zichzelf als hij een keer iets nuttigs doet. Een woesteling, ik zei het al, met een slecht karakter bovendien.
               Er is geen haakje voor mijn handdoek, dus ik leg hem gewoon naast de wasbak. Als ik me wil afdrogen, is hij doornat. Ik had de plas water niet opgemerkt. Ik zou het goor kunnen vinden, maar ik wind me niet op. Ik ben met vakantie, ik wind me af.
               Intussen weet ik ook hoe Duitse mannen hun dagen doorbrengen. Ze staan op, ontbijten, draaien hun stoelen naar de zon en doen hun ogen toe. Geen slecht idee. Naast een woesteling met een slecht karakter woont er ook een Duitser in mij, geloof ik.
               Guten Appetit.
               En Zum Wohl!

2 gedachten over “Camping Zeezicht”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s