“Heb jij dat soms ook,” vroeg ze, “dat je vanbinnen helemaal leeg bent? Dat het lijkt of je niks meer kan voelen?”
Ach kind, op mijn leeftijd, dacht ik. Maar ik zweeg. Ik probeer het aantal overbodige antwoorden op één dag tot een minimum te beperken. We zaten aan een kleine ronde tafel in café Robinson, een bruine kroeg aan de Oudevaartplaats met zicht op de Stadsschouwburg. Een oude man en een oude vrouw bedienen er traag de klanten. Aan de muren ingekaderde cartoons uit Gazet van Antwerpen en posters over de Red Star Line. Ze dronk een slokje van haar roséwijn.
“Ik wou bijna mijn telefoon kapot smijten!” zei ze. Die had nochtans niet gezoemd of gerinkeld. Ik begreep haar. De voorstelling zat nog als lijm gekleefd onder onze huid. Niet elke opvoering verdraagt champagne achteraf.
We waren gaan kijken naar ‘Malcolm X’ in het Toneelhuis. Malcolm X was in de jaren zestig een omstreden activist in de burgerrechtenbeweging voor zwarten en niet vies van een portie geweld. Uiteindelijk zou hij op zijn veertigste worden vermoord door medestanders. Een revolutie eet haar kinderen op.
Op het podium wees een vijftiental Afrikaanse mensen met gestrekte vingers naar het publiek. De grootste, kaal, twee meter hoog, twee meter breed en twee meter diep, snauwde ons toe: “Jullie zijn uitschot! Lafaards! Profiteurs! De vorige eeuw plunderde de hoer Europa ons continent en vandaag doet ze dat nog altijd! Jullie koning Leopold II verminkte en vermoordde onze mannen en verkrachtte onze vrouwen. Vandaag zwoegen onze kinderen voor een hongerloon in kobaltmijnen en creperen ze in ellende voor jullie sjieke smartphones! Hun bloed druppelt uit jullie tekstende duimen! Doe maar niet of jullie dat niet weten, Bourla! Jullie weten dat allemaal heel goed!
Dachten jullie nu echt dat vanavond deze zwartjes voor jullie een paar kunstjes zouden komen opvoeren? Vergeet het! Die dagen zijn voorbij! WIJ hebben de micro! Nu zijn WIJ hier de baas! Jullie gaan luisteren naar ONS! SHUT UP! I – SAID – SHUT – UP!!!
Als een giftig gas vulde een oorverdovende stilte de zaal. De vrouw centraal op het podium gaf ons haar middenvinger.
ZAP! POW! BAM! In our face! Acteurs en actrices schopten ons een geweten en ze hielden zich niet in. Ze raakten daar waar het pijn deed. Een slag in de onderbuik met een moker. Vlijmscherpe messen in je lijf: “Wat is jouw probleem met dit stukje textiel op mijn hoofd? Waar bemoei jij je mee? Wie denk jij wel dat je bent? Waarom vráág je niet aan mij waarom ik mij kleed zoals ik mij kleed?”
Hier huilde de pijn van de besneden vrouw. De schreeuw van de gegeselde, tot in het diepst van zijn ziel vernederde en verhandelde slaaf. Een oerkreet van wanhoop en gebalde woede steeg op uit een vertrapt werelddeel en overspoelde een savanne van fluwelen zetels.
Ook was er muziek. Dat was nodig, want zoals een bokser tussen twee rondes moest je af en toe recupereren: “9/11, New York. 11 maart 2004, Madrid. Londen in 2005. Charlie Hebdo. Stade de France en Bataclan, Parijs. Brussel, 22 maart. Waar komt dat vandaan? ” The chickens come home to roost.
Het ging verbazend goed vooruit. Als bij een kerkdienst in Alabama stond aan het einde iedereen recht, een vuist gebald. Wij, helaas, dansten klunzig als blanken. Voorbij de woede geraakten acteurs en publiek, zwart en wit, Afrika en de hoer, alsnog verenigd. Al geloof ik niet dat onze zonden werden vergeten en vergeven.
“Op jouw leeftijd” antwoordde ik, “hoor je geen leegte te voelen, integendeel. Maar af en toe overkomt het iedereen wel eens, denk ik.” Zij moet nog eenentwintig worden, een jonge vrouw vol dromen over later. Ze durft het beest dat Leven heet nog recht in de ogen te kijken. “Het moeilijkste is de puberteit en die heb ik al gehad”, zei ze sterk. “Helemaal”, knikte ik. Op welk moment in mijn leven veranderde mijn spreken in zwijgen, vroeg ik me af.
Ik probeerde de boel wat te verluchten: “Zondag verkiezingen.”
“Juist,” knikte ze. “Waar gaat het eigenlijk over?”
Toen ik wilde vertellen over circulatieplannen, huurprijzen en een windmolen die eventueel vijftien meter te dicht bij een woonwijk zou worden geplaatst, voelde ik hoe de lijm van Malcolm X mijn lippen aan elkaar klitte.
Ik wenkte de oude vrouw achter de bar. “Voor mij nog een Duvel,” zei ik, “jij nog wat?” “Neen, dank je,” antwoordde het meisje, “ik heb genoeg gehad vanavond, ik zit eigenlijk al vol.”