Naar men zegt maken de jaren een mens niet mooier. Algemeen aanvaarde axioma’s wil ik volgaarne tegenspreken maar de waarheid kent haar rechten. Vergankelijkheid vergezelt ons van wieg tot graf.
Dat bedacht ik maandagavond. De dagtaak lag achter ons, de zon geselde nog als was het noen. In het Openluchttheater Rivierenhof, geprangd tussen Antwerpse Ring, Deurne en Borgerhout, een kleurrijke regio aan de noordkant van de stad, organiseerde Radio 1 een gala ter gelegenheid van de zeventigste geboortedag van Arnaud Charles Ernest Hintjens. Die diversiteit van Antwerpen-Noord weerspiegelde zich niet in het publiek; het was speuren met een loep naar een gekleurde medemens.
Marcel Vanthilt doorprikte een sfeertje toen hij de heren van Triggerfinger annonceerde: “Rivierenhof, deze jongens kennen jullie want ze zijn van hier. In Antwerpen zeggen ze dan EIGEN VOLK…” waarop de immer aanwezige achttien procent, volgens mijn oppervlakkige berekening zijnde tweehonderddrieënveertig als aardige concertgangers verklede geen-racisten-maar, uitgelaten invielen: ‘EERST!’
Kanker nestelt zich geruisloos als een sluipmoordenaar onder het schedeldak van Den zelfverklaarde hardwerkenden Vlaam. Mijn stad waant zich metropool doch weert wat vreemd is. Men noemt hier Sint-Anneke ook plage en een tram metro.
Niet jeugdige overmoed zwiepte deze ranzige slogan het zwerk in. Menig bezoeker vertoefde alreeds in de herfst van het bestaan. Ik ontwaarde oude bekenden van dertig kilogram geleden. Vrouwen kleedden zich in verhullende kledij, mannen torsten een bierbuik. Ik viel niet op. Men droeg hoedjes en sandaaltjes, felle blouses en geprinte T-shirts met opschriften als ‘Skate till I die’. Stevige plank die deze jongen dragen kan, dacht ik. Misschien geen best idee, mijmerde ik bij een meneer die zijn schaarse haren in een knot bijeengebonden had. Waardig Ouder Worden, bestaat die partij nog?
“Arno is België,” verklaarde Melanie de Biasio. Ik leerde België kennen als de stotterende helft van Tjens Couter. DJ Anthony draaide al wel eens een plaatje van het duo, in Rudy’s Club op woensdag- of zaterdagmiddag, het enige radioprogramma op BRT in de jaren zeventig dat muziek uitzond voor mensen jonger dan vijftig. Het publiek van vanavond bestormde toen, getooid in olifantenpijpen en vredestekens en omgeven door een waas van patchoeli, de heersende orde. Love en Peace en genoeg voor iedereen. Met lege handen staarden we naar tien vogels in de lucht.
TC Matic zag ik voor het eerst in 1983, op Seaside in De Panne. De op een na laatste act, een foutje in de programmatie. Na de orkaan die Arno en Jean-Marie (een andere Jean-Marie!) over het podium lieten razen, kon het alleen maar windstiller worden. The Stranglers dropen hulpeloos af, No More Heroes.
Een weide, een podium, acht bands overzichtelijk na elkaar geprogrammeerd, dat noemden we een festival. Tussen de optredens liep je doorheen de wazige rook van uitheemse grassen heen en weer naar tapkraan en plasplek. Het was voor de poseur die ik was, naast een feest van muziek, tevens een Knokke-Le-Zoute, mijn Place M’as-Tu Vu. Bescheidenheid komt met de jaren.
Ook de zanger, zeventig dus, droeg de tekenen des tijds. Weinig herinnerde nog aan de rebelse punk van weleer. Hij zat vaker op zijn krukje dan hij stond. Geen gehos meer van hot naar her, van bassist naar drummer of gitarist, vaarwel hoekige schouders en schonkige heup. Na afloop hielp men hem het trapje af. Niet Arno maar Stef Kamiel zweeft heden ten dage als een bosnimf over het podiumhout.
Maar een meester blijft een meester, ook al trilt zijn hand. Die stem schraapt nog altijd beton. Dat charisma benevelt nog steeds het terrein tot hoog in de bomen. Putain, Putain, c’est vachement bien godverdomme en voor de rest je m’en fou. Le Plus Beau, voor altijd.
If you wanna dance, dance. If you don’t, don’t. Voor het podium wiegden vrouwen spaarzaam met hun heupen. De zwaartekracht hield hun voeten op de grond. Bips in strakke legging trilden nog even na. Waar verschuilden zich Les Filles du Bord du Mer?
Bij het verlaten van de arena keek ik nog even achterom. Een slagveld van plastieken bekers en kartonnen doosjes, kussentjes van Humo slordig tussen de banken. Zoals zo vaak dacht ik weer aan Anuna en Greta en wat mensen van mijn generatie daar zoal over te zeggen hebben.
Drie dagen later. Meisjes en jongens van twaalf zeggen vaarwel aan hun leven in de basisschool. Zij zingen en dansen, sterren in de ogen. Plechtig declameren zij, rechtstreeks tot mama en papa en oma en opa, met hoop in de blik, geloof in het hart en overtuiging in de stem: “Wij zijn de helden van morgen! De toekomst is aan ons!”
Zij hebben gelijk.
🙂
LikeLike
Magnifiek!
LikeLike
Mooi !!
LikeLike
Zo was het, mooi !!
LikeLike