Dear Uncle

Anna Lyste straalde. Het zomerreces had het Redactiehoofd Politiek bij De Schrijverij waarneembaar  goed gedaan. “Vijf weken met twee vriendinnen: van Tasjkent in Oezbekistan over Kirgizië naar Astana, Kazachstan. Zalig! Dat je dat vandaag de dag zomaar kan, super toch?” Anna heeft een zwak voor reizen in het Oosten, ze versleet ooit schooluniformpjes onder het juk van een Roemeense dictator. Nog helemaal in goede voornemensmodus hapte ze in haar zelfgebakken peterselietaartje. “Ik ben er weer helemaal klaar voor. En jij?”

“Ach, ik,” sputterde ik. Er moesten bakstenen worden betaald. En de tijding van mijn vriend Ilja Pfeiffer vanuit zijn tijdelijke residentie, Grand Hotel Europa, had ik niet naast me neergelegd. Blijf weg uit Italië, berichtte hij. Het krioelt hier van selfieënde toeristen uit het verre Oosten die zich vergapen aan de tanende glorie van het Avondland. Ze beschouwen het hele continent als een gigantisch openluchtmuseum.
“Het kleine moet je ook eren.” zei ik ietwat verontschuldigend, “Wij bleven dicht bij huis. We wandelden rond de Dom van Utrecht, aten Hollandse Nieuwe in Yerseke, fietsten van Leeuwarden naar Bolsward en Sneek. We dobberden op een sluimerbootje in Giethoorn, doorkruisten Gelderland en Brabant. Een mens steekt er zelfs nog wat van op.”
“Je vond het toch wel leuk?” drong Anna aan.
“Leuk is wat je ervan maakt, zo is het leven,” antwoordde ik lankmoedig. “Ook in Nederland zijn de terrasjes gezellig en de koks bekwaam. Je kan er heerlijk fietsen en wandelen en de mensen zijn er vriendelijk en open.”
Ik vertelde liever niet over die meneer bij zijn pilsje met zijn grapjes over onze Vlaamse ministers-president. Elk land heeft wel een politicus die te veel drinkt en scharrelt met een betaalde dame, al wist ik me niet zo meteen een Hollands exemplaar te herinneren. Ik zei niets. Zwijgen was hier wel degelijk goud. Daarenboven, elke vogel is vrij de wijs te fluiten die hij belieft.
“Die vlag een vod noemen, wel krasjes hoor,” strooide de man nog wat zout, “dat zou ons hier in Nederland niet lekker zitten, nou.” Zelf ben ik niet zo’n vlaggenman maar ik begreep hem wel, voor sommige mensen liggen symbolen gevoelig.

“Ook nog wat gelezen, deze zomer?” doorbrak Anna mijn malheureus gepeins. Ik dacht aan Dave Sedaris en zijn rafelige familie. Ik had er de mijne in herkend. Aan Bart Van Loo met zijn Bourgondiërs, een taaie hap. Des avonds voor het slapengaan beleefde ik met de jonge Kurt Wallander moord en gruwel in het hoge Noorden.
“Het mooiste,” zei ik, “las ik in Oosterbeek, op een oorlogskerkhof. Er liggen meer dan zeventienhonderdvijftig soldaten begraven, het merendeel Britten. Eindeloze rijen witte stenen, een kruis erop, allemaal eender, allemaal anders: ‘21st September 1944 Age 21’, ‘21st September 1944 Age 19’, ‘September 1944 Known Only Unto God’. Op een ervan wuifde een plastieken mapje ons op de warme wind uitnodigend toe. Er stak een briefje in, gelijnd, als uit een schoolschriftje:
Dear Uncle. We never met. Your sacrifice gave me the freedom to be here. Forever grateful. We will never forget. Your nephew, Matthew.’ Gezwollen woorden misschien maar daar, op die plek, mocht het.”

“Wat mooi van die Matthew,” zei Anna, “komt helemaal uit Engeland om zijn gesneuvelde oom te bedanken. Vrijheid is een dierbaar goed. Het is hard bevochten, onnoemelijk veel jongens hebben er het leven voor gelaten. Dat mogen we niet vergeten.” Ze slikte het laatste peterseliehapje door.
“Het minder fraaie verleden moffelen we liever weg,” antwoordde ik, “niet alles past in die canon die we zo graag willen.”
De radio verhaalde over geschoffeerde meisjes op een muziekfeest, age 17, 18, 19. Zij rechtten de rug voor een droom, klapten in de handen om de toekomst aan te pakken. Ze werden daarvoor belaagd, beschimpt, bedreigd, met flessen urine bekogeld.

“Daar word ik heel triest van,” fluisterde Anna, alsof achter haar schouder de Securitate nog elk woord bewaakte. “In dit land mag je vrij je mening kwijt, toch? Zonder dat De Onschendbare Partijleider een fatwa uitspreekt? Of je aangeschoten wild wordt? Aan de schandpaal wordt genageld? Online met de dood bedreigd?”
Ze ademde diep in en uit: “Wat zou die oom dáárover denken?”

Known Only Unto God, dacht ik.
“Kom,” zei ik, “laten we maar beginnen. Er is nog veel werk te doen. Nog heel veel werk.”

Een gedachte over “Dear Uncle”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s