Dit land is het noorden kwijt.
Dat slaat geenszins op dat gedoe over die Vlaamse minderheid in de nieuwe Belgische regering. Dat interesseert mij niet. Het is de gekende handigheid: kijk, daar, een ongemak dat er geen is. Zo vergeet je die andere hoek, waar problemen zich sneller opstapelen dan nieuwe Covid-maatregelen.
Neen, de aanvangszin dient spreekwoordelijk geïnterpreteerd. Als in: we weten het niet meer. We zoeken de kluts. Beseffen niet meer wat wezenlijk is. Onze collectieve lijst der prioriteiten raakte in de war. Iemand haspelde hem door elkaar. De politiek? De media? Wij?
Een recent voorbeeld. De achttiende dag van de lopende maand, de site van de publieke omroep. Items: een jongen wordt gemist. De Tour nadert haar ontknoping. De formatie zit in het slop. Sneller dan een virus hoppen van WhatsApp naar WhatsApp beelden van bekende mannen, zwaaiend met hun flieter. Onderaan op het scherm, nauwelijks nog in beeld:
Fietsster (12) omgekomen bij ongeval in Zwevegem: 6e dodelijke ongeval met fietsers in de regio sinds september.
Dat meisje, weet u nog?
Wellicht. Een meisje van twaalf, dat kruipt onder de huid. Andere vragen dringen zich op. Die andere vijf, wie zijn ze? In welke regio precies speelt deze gruwel? Hoe dichtbevolkt is die kant van het land? Zes, op achttien dagen, toch wat van het slechte te veel, niet? Doet ook iemand daar wat aan?
De eerste was een man, vijfentwintig. Koersfiets op, oortjes in, zelden een goed idee. Hij negeerde een voorrang. De chauffeur die hem aanreed had niet gedronken, reed niet te snel. Het artikel vermeldt niet hoe die man verder moet met het besef dat onder de wielen van zijn wagen een onbekende het leven liet.
Drieënzeventig was de tweede. Trok er graag nog samen met moeder de vrouw op uit. Een elektrisch minifietsje, net zo handig. Zijn laatste tocht eindigde abrupt onder een vrachtwagen. In het aardedonker van de nacht passeren haar telkens weer dezelfde beelden. Zij bleef ongedeerd, meldt de correspondent. Hoe ongedeerd zou dat zijn?
Nummer drie, negenentachtig. “Zo kras, we dachten dat hij wel honderd zou worden,” vertellen de buren. Niet dus. Bij het dwarsen van de weg landde hij op de voorruit van een bestelwagen. “In onze straat wordt wel vaker veel te snel gereden,” zeggen ze er nog bij. Negenentachtig, ach, eens moet het toch gebeuren, hoorde je denken tussen de regels door.
Een ondernemer sluit even de deuren. De beslommeringen uit het hoofd laten waaien. De zon lokt als de Lorelei. Kansen moet je grijpen. De aanhangwagen toont geen ontzag voor zijn dure racefiets. Wat vertelt mama bij het avondmaal aan haar zonen van zes en negen? Met welke woorden?
Vijf. Weer een man, zesenzeventig. Bij het oversteken onder de aanhangwagen van een tuinaannemer gesukkeld. Aan de fietsoversteekplaats. Maar ja, hoe gaat dat? Slechts aan één zijde van de straat ligt een fietspad. Mogelijk speelde dat een rol, denkt de politie.
Kato werd twaalf. Fietste met een vriendin op weg naar school, waaide onder de wielen van een truck. Op strapdag, de dag dat men scholieren aanmoedigt stappend of trappend naar school te gaan. Je wil het je niet inbeelden. Hoe zou het nog zijn met de vriendin? Twee dagen later is er een voetbalwedstrijd in de buurt. In minuut twaalf krijgt Kato zestig seconden stilte. Applaus ook. Een spandoek: ‘Rust Zacht, Kato’. Zelfs de commentatoren doen er even het zwijgen toe. Dan gaat de wedstrijd vrolijk door, de belangrijkste bijkomstigheid van de wereld.
Prioriteiten.
Als weer een kind van twaalf haar bestemming niet bereikt, hebben niet de spannendste wedstrijd, de tot in de diepste treurigheid aanslepende regeringsvorming of enkele piemelzwaaiende BV’s, recht op de grootste aandacht. Alleen dat kind. Tot op de dag van vandaag is een fietser op de weg nog altijd meer risicopatiënt dan mijn grootmoeder op de Covidafdeling. De nevenschade talloze malen groter. Tijdlozer ook, levenslang en onherstelbaar.
Waar mensen zijn, worden fouten gemaakt. Wie zonder zonde is, u kent dat. Maar het blijft de verdomde plicht van een overheid ervoor te zorgen dat kinderen ongeschonden op school geraken, gepensioneerden op gepensioneerdentraagheid de straat kunnen oversteken, sporters kunnen sporten. Het leven van de burger hoort bovenaan de lijst, niet de grootte van de taalgroep in het parlement. Wij betalen onze bestuurders om te zorgen voor een ordentelijk ruimtelijk beleid. Een infrastructuur die levens redt en niet kost. Het is de opdracht van de journalist hardnekkig te blijven hameren op die nagel, eerder dan een podium te knutselen voor elke zichzelf bevlekkende bekende nitwit.
Of moeten wij, zoals een naar verluidt groot staatsman suggereert, ook gewoon maar even op de knieën en doorslikken?
Ik stemde voor moordstrookje: woord van het jaar in 2018. Een woord dat zou mogen verdwijnen van mij, maar spijtig genoeg zit dat er nog niet direct in.
LikeGeliked door 1 persoon
Helaas, integendeel. Misschien kan je dit stukje aan je buurman voorleggen, want zijn prioriteiten zijn ook in de war.
Dat hij daarvoor een keer naar Brussel trekt.
LikeLike
Een indrukwekkend betoog Eric.
LikeGeliked door 1 persoon
Bedankt, Koen. Al zal het niet veel verschil maken, natuurlijk.
LikeLike