Kabouterpraat

U kent toch die Chinese foltering?
Je zit vastgebonden op een stoel in het midden van een kamer. Een kraan lekt. Drup. Drup. Drup. Elke seconde. Je wordt gek in je hoofd.
Dit is ook zo. Telkens opnieuw schiet dezelfde zin door mijn gedachten. Keer op keer. Elke dag weer. Ik had hem liever niet gelezen. Maar hij zit erin en nu moet hij eruit.
Dit ei moét ik leggen.

In mijn Wekelijkse Bijdrage tot de Schone Letteren zou het deze week gaan over Shuggie Bain, je weet wel, die doorlezer waar Douglas Stuart tien jaar op zwoegde, vierhonderdvierenveertig pagina’s en hij kreeg ze nog aan de straatstenen niet verkocht.
Hard gewerkt, geen profijt. Ach, het lot. Grilliger dan een dwarrelend blad in de wind.
Ook Shuggie Bain trok geen winnend strootje. Kansloos vanaf de eerste klets op de poep. Het zou de laatste niet zijn. Een Oliver Twist van zijn tijd. Vader een rokkenjager, verdwenen met de noorderzon. Moeder verzuipt in een moeras van blikken pils en ander geestrijk vocht, laat zich willoos gebruiken door geile opportunisten, verslikt zich in een cocktail van zelfbeklag en onmacht. Een ziel donkerder dan de diepste zee. Ze overleven in een getto in Glasgow waar gedesillusioneerde huisvrouwen krijsen en roddelen en werkloze mannen zich elke dag het lazarus zuipen. Shuggie, een bedeesd kind, speelt liever met de poppen. Wil graag danser worden. Wordt nogal eens in elkaar geslagen. Een kind zonder hoop, glorie of toekomst. Geboren op de foute plek bij de foute mensen.
Een meeslepende vertelling.
Daarover dus zou het gaan.

Blader ik die zaterdagochtend tijdens het ontbijt in mijn krant.
Komt dit: “Als u heel uw leven keihard werkt en nog altijd nergens bent geraakt, dan hebt u iets verkeerd gedaan.” Een mens moet Ergens geraken. Ergens ligt op de weg van Nergens naar Nieverans.
Ik slik door. Weg spek, weg ei, weg koffie.
‘Welke nitwit … ’ pruttel ik.
Het hoofd van een kabouterdorp, zo blijkt. De Plop der Ploppen. Eigenaar van een pretpark, een productiemaatschappij, een boot, een villa in het Zuiden. Bij elkaar geschaard door noeste arbeid. Veel zweet, veel glorie. Het weze hem, geloof mij, zeer gegund. I don’t care too much for money. Money can’t buy me love.

Maar ik dacht: ‘Ook de kabouter die zich een reus waant, blijft een kabouter.’
En ook: ‘In your face, stratenmakers en zakkendragers, verpleegsters en betonbekisters. Dakwerkers, havenarbeiders, buschauffeurs, postbodes, kleuterjuffen. Hoe hard jullie ook werken, jullie doen vast wat verkeerd.
De Opperplop is geen lezer, bekent hij: ‘Op mijn nachtkastje ligt de zapper. Ook wel de biografie van Barak Obama maar de letters zijn klein en het papier is nogal dun, dus ik weet niet of ik het zal uitlezen.’
Toch doen ook alvermannetjes er goed aan af en toe een boek te lezen. De lettergrootte in mijn Shuggie-exemplaar is twaalf. Dat is groter dan de gemiddelde dwerg. Ook is het papier dik en stevig. Beetje Brilkabouter vindt er zijn weg. Boeken verbreden je kijk op de wereld, hoe klein je ook bent. Je leert bij, leeft je in, begrijpt dat in dit ondermaanse tranendal niet iedereen dezelfde kaarten krijgt.

Het gemiddelde dwerggewicht is twee milligram. Dat is wetenschappelijk bewezen. Deze Kabouterleider weegt naar men zegt driehonderd miljoen. Allemaal dubbel en dik verdiend. Komt geen geluk bij kijken. Niks geboren op de juiste plek, het goede moment.
Hard werken, dat is het hele eieren eten.
Tuurlijk. Dat u en ik daar nooit zelf zijn opgekomen.
Hard werken, dat is programma’s aan elkaar praten op televisie. In een kinderprogramma doen of je praat met een hond met dyslexie. Meisjes kinderliedjes laten zingen. Op een boot klessebessen over gebakken lucht. Je als een Pfaff tentoonstellen in je huis. Lummelen in een televisiekeuken met vaatdoek of schuimspaan in de hand of onhandig een champignon vierendelend.
Daar kunnen wij allemaal een punt aan zuigen, spitser dan de Eifeltoren.

Wat deden wij verkeerd, u en ik?
Voor mezelf kan ik wel een en ander bedenken.
Maar voor de bejaardenhulp die haar kinderen vanavond geen sprookje voorleest omdat ze de hand vasthoudt van een verlaten ouderling in zijn laatste nacht?
Voor de bouwvakker op de werf die in elkaar stort?
De leerkracht die op zaterdag het feest verlaat na dat tekstbericht van een desperate leerling?
Waar zat de fout van de brandweerman toen hij een laken drapeerde over de stukken lichaam van die jongen die te snel de bocht inging?
Of van de gepensioneerde poetsvrouw, ze zou mijn moeder kunnen zijn, die haar centen telt en vaststelt dat ze het de komende maand met zeven euro per dag zal moeten rooien?
Dat is een euro te weinig voor een ballon in Plopsaland.

Shuggie Bain, slot: “Hij stak zijn kin vooruit en draaide vol bravoure een rondje op zijn glimmende hakken.”
Hij is Ergens geraakt.
Maar dat begrijpt die kabouter niet.

5 gedachten over “Kabouterpraat”

  1. I’m a sucker for an good rant. En dit is er eentje van de bovenste plank, met een pen, vlotjes gedoopt in verontwaardigd vitriool. Plopperdeplop, KO in de eerste ronde, Gertje. En alweer een goede leestip, ik zet Shuggie Bean meteen op mijn bol.com bestelling.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s