In de gezellige bistro waar ik die middag een koffietje ging drinken, praatten de vrouw en haar vriendin aan het tafeltje naast het mijne zo luid dat ik niet anders kon dan hun discours beluisteren.
‘Voor ik aan de dag begin maak ik elke ochtend een to do-lijstje,’ zei de vrouw. Ze schreeuwde het haast uit opdat zowel de ober als ikzelf toch zeker zouden begrijpen hoe belangrijk en druk-druk-druk haar dagelijks bestaan wel was. ‘Daar zet ik dan klusjes op die op een mum verwerkt zijn, een bevestigingsmail sturen, een verjaardagskaart voor een collega schrijven, mijn balpennen rangschikken op kleur. Taakjes die ik dan meteen kan afvinken. Dat geeft extra stimulans voor wat ik allemaal nog te doen heb.’
‘Slim,’ antwoordde haar vriendin. Er klonk in haar stem iets droevigs door.
‘Sorry,’ zei de eerste vrouw, ‘ik stond er niet bij stil. Misschien moeten we over wat anders praten, nu jij zo zonder werk …’
‘Nee hoor,’ antwoordde de vriendin, ‘Ik zat alleen te denken, wat wil ik in dit leven nog écht graag gaan doen. Niet zo heel veel, vrees ik.’
Doe dan maar niets, dacht ik, dat is ook een actie.
Onlangs had ik gelezen dat het mentaal gezonder voor een mens zou kunnen zijn een overzicht op te stellen van dingen die hij liever niet wil doen. Dat je van dingen niet doen misschien wel veel gelukkiger wordt.
Bovenaan mijn lijst: ’s nachts niet langer met ogen open liggen piekeren tot de schaapjes met meer dan duizend zijn. De ochtend zou zich vast minder somber aandienen.
Bij het ontbijt niet de radio aanzetten, een goede nummer twee. Geen onheilsberichten over importtarieven en handelsoorlogen, daar begrijp ik toch geen jota van. Ook geen doemverhalen bij je boterham over de belabberde toestand van het land, de torenhoge staatsschuld en werken tot je neervalt.
Ook van de aan-knop van de laptop blijf ik af. Ik wil niet langer lezen over oude mannen die per se de wereld willen tonen hoe machtig en viriel ze nog wel zijn, over welk land nu weer moet worden aangehecht, welk volk nu weer geknecht, welk dispuut nu weer met bruut geweld beslecht. Geen woord meer wil ik horen over de zakenman die een volk van haar geboortegrond verjagen wil om op de puinhopen en ruïnes van een weggevaagde stad een aards paradijs neer te poten.
Ik ga vandaag niet scrollen op mijn socials, wil niet weer verdwalen in de doolhof van verleiding, verdrinken in de stroom van advertenties voor producten die ik niet eens ken, ga geen tijd verdoen aan spelletjes die mijn brein beledigen. Ook wil ik deze dag niet kwijt aan hartjes tellen bij mijn laatste post. De lezer lust het of hij lust het niet, daar heb ik weinig op te zeggen. Ik houd me ver van domme commentaren van domme mensen over doodgewone dingen, dan hoef ik me ook nergens over op te winden. Dat iedereen over alles een gedachte heeft, mij best, ik hoef het allemaal niet te weten, het kleurt mijn dag alleen maar grauw.
Wat ik nog meer niet ga doen?
Ik ga niet somber voor het raam wat voor me uit gaan zitten staren, mijmerend over wat is en wat had kunnen zijn. Beter trek ik een jas aan, trek het park in, maak een ommetje langs de kapster en laat haar mijn haren föhnen volgens de nieuwste mode. Terwijl ik wacht blader ik niet in het nieuwe lifestyle magazine dat me vertelt hoe ik beter leven moet, me voeden met avocado’s, granola en veel noten, superfijn voor je buik en darmen en daarbij een fikse scheut gemberthee met kokos en jasmijn. Oneindig veel bewegen, ik word al moe als ik het lees. Vandaag maar even niet. Een dag zonder kudo’s op Strava is daarom geen verloren dag.
Ik kijk straks ook geen tv. Hoe weer een blik Bekende Vlamen een hoge berg over moet, in een gammel bootje dobbert op een oceaan of bepakt, gezakt en door camera’s omzwermd een potje gaat lopen huilen in een woestijn om het onheil dat het leven hen heeft toebedeeld, het interesseert me echt geen hol. Dat is nu eenmaal wat het leven doet. Ik heb ook zelf mijn portie weleens gehad, hoort u mij klagen? Ik dacht van niet. Zoals die Kreuner ook al zei: ik dans wel met mezelf.
Dat alles dacht ik dus, die middag bij die koffie, naast twee druk koutende vrouwen. Ik wenkte de kelner, rekende af, trok mijn jas aan.
‘Een fijne dag nog dames,’ zei ik opgewekt.
Buiten prikte een straaltje zon een gaatje door het wintergrijs. Op de kale takken van een boom hupte een roodborstje, tussen de wortels staken schuchter de eerste krokusjes hun kopjes uit de koude grond.
