‘Er is een spookrijder gesignaleerd, gelieve uiterst rechts te blijven,’ zei de mevrouw op de radio.
Het klonk wrang, een gewaagd advies op een ogenblik dat halve legers een klopjacht hielden op een doorgedraaid en tot de tanden bewapend sujet van extreemrechtse signatuur.
Het figuur zou schuilen in het bronsgroen eikenhout waar het nachtegaaltje zingt. Bronsgroen overigens, vind ik een mooi woord, het klinkt solide en betrouwbaar en doet aan kabouters denken.
Niet langer dan een week geleden fietsten wij doorheen diezelfde uitgestrekte Limburgse bossen. Het was Hemelvaartweekend, van oudsher mijn op een na favoriete schoolvakantie. Dit jaar wilde het weer niet mee, maar doorgaans is Hemelvaart een vierdaagse van opklimmende temperaturen, shorts en T-shirts verjagen jeans en trui, luie lichamen ontwaken uit de winterslaap, de lucht barst van frisse en groene energie.
Hemelvaart, weekend van metamorfose, einde en begin. Zo ook bij de echte JC, tweeduizend jaar geleden: “Na deze woorden zagen ze dat Jezus werd omhoog geheven. Een wolk nam Jezus mee en die verdween uit hun gezicht.” (Handelingen 1:9) Men wist tenminste waar hem te vinden.
Ik houd van Limburg.
De Limburger is een minzaam man, vriendelijk, geduldig en immer goedlachs. Ik kan het weten, ik ben er zelf een en geloof mij, niemand heeft meer geduld met mij dan ikzelf. De provincie is groen en dooraderd met honderden fietskilometers en wandelwegen, de lucht gezond en vol van dansend paardenbloempluis, op de velden wiegen weelderige gele brem en boterbloemen, je ademt er poëzie.
In het herentoilet van het campingrestaurant zag ik een briefje, aan de spiegel bevestigd met doorschijnende tape: “We leggen het vertrouwen bij u om geen reinigingszeep en handdoeken mee te nemen.” Ik werd er prompt gelukkig van. Het gevoel van een Thaise massage, een weldadige gelukzaligheid. Vertrouwen krijgen van een anonieme autoriteit, het moet geleden zijn van toen de dieren nog spraken. Iemand die zegt Doe Maar en niet je moet dit, dat mag je niet, we gaan streng handhaven en harde aanpak blablabla, maar een eenvoudig we rekenen op u dat het goed komt. De omknellende kettingen van het laatste anderhalf jaar werden in een wolk omhoog geheven en verdwenen uit het gezicht.
Wij groeiden op onder ijzeren dril, je zou ervan gaan doordraaien: knoop je jas dicht doe een das om was eerst je handen kam je haren recht je schouders denk aan je tanden blijf niet hangen recht naar huis toe spreek met twee woorden stel je netjes voor eet zoals het hoort en zeg u. We Deden Maar, deze batterij aan goede manieren bood ons voldoende wapens om de resterende tachtig jaar door te spartelen. Niemand van ons hield ooit voor mogelijk dat we zelfs ruim voorbij de zestig nog altijd niet zelf de krijtlijnen van ons private leven mochten tekenen, als blind vee dienden te gehoorzamen, voor het donker thuis, kus niet schud geen handen, betreed winkel of terras uitsluitend met mombakkes.
Ik waste mijn handen in het net verkregen vertrouwen en plaatste de reinigingszeep weer netjes op het schabbetje, een handdoek helaas kon ik zo gauw niet vinden.
Toen moest ik weer denken aan die andere Hemelvaartfietsvakantie, vier jaar geleden. De dagen leken voorbode van een warme zomer, we trapten ons in Zeeland door de westenwind. Doch. Van het Zeeuwse landschap zag ik niets, ik rook geen zee, proefde geen zout, voelde warmte noch kou. Ik beleefde, ondanks de willige zon en het opbeurende humeur van mijn naasten, vier donkere dagen, de donkerste Hemelvaart ever, donkerder nog dan de huidige dagen van wind en regen. Ik herinner me van onze honderd kilometers lange tocht alleen nog de conclusie: ik ga niet meer terug.
Niet meer terug naar de plek waar ik haast veertig jaar het beleg op mijn boterham had verdiend. Net als Jezus zou ik mij door een wolk laten optillen en uit het gezicht verdwijnen. Een donderwolk weliswaar, het werk was immers nog niet af, de doelen nog niet bereikt. Er was gezaaid maar nog niet geoogst, de boodschap verkondigd maar nog niet overal gehoord.
Struikelblok waren hier de wetten, ongeschreven weliswaar, van de lerarenkamer. Het ons kent ons, de fake en misplaatste collegialiteit, het misprijzen voor de kansarme, misplaatst machtsgebruik, de intriges en achterklap en voorgewende vriendelijkheid. Surrounded by strangers I thought were my friends, I found myself further and further from my home.
Boven het maaiveld zwaaien scherp gewette zeisen. Ik denk er nog vaak aan maar praat er weinig over, er is al genoeg geween en tandengeknars.
Burn-out, zei de psycholoog. Opgebrand. Alles geblakerd en zwart.
Nu weet ik dat het klopt: once black, you never go back.
Mag ik je laatste zin volmondig beamen? Daarentegen heb ik Zeeland lief.
LikeGeliked door 1 persoon
Ik ook hoor. Ik hou van Holland, landje aan de Zuiderzee 😉
LikeLike
❤
Nu weet ik dat het klopt: once black, you never go back
❤
LikeGeliked door 1 persoon
Wat een mooi spel van associaties, vertrekkend van het bronsgroen eikenhout, en gezien door je minzame Limburgse bril 🙂 Wat een mooie beelden ook, je lijkt ze moeiteloos uit je spitse pen te laten vloeien. En heb ik goed begrepen dat je je boterhambeleg in Nederland hebt verdiend? Ik heb ook een tijd over die kant van de grens gewerkt, ik heb er een lichte kater aan overgehouden.
LikeGeliked door 1 persoon
Bedankt voor de complimenten, John. Het doet altijd deugd jouw reactie te lezen, elke keer weer geeft dat een goed gevoel. Ik heb nooit in Nederland gewerkt maar vind het een fijn land om naartoe te gaan. Bij gelegenheid moeten we het eens over die kater van je hebben, daar ben ik wel nieuwsgierig naar.
LikeLike