Boemerang

Ik was geloof ik acht. De schooldag begon met de catechismusles. We kregen een vragenboekje over het katholieke geloof. De vragen varieerden van niveau gemakkelijk tot niveau onbegrijpelijk, zoals in schoolboeken en geloof gebruikelijk is.
Gemakkelijk: is er méér dan 1 god? Antwoord: neen, er is maar 1 god. Iedereen was nog in koers voor de hoofdprijs. Onbegrijpelijk: hoeveel goddelijke personen zijn er? Antwoord: er zijn drie goddelijke personen te weten god de vader, god de zoon en god de heilige geest.
Wie dát wist en nog begreep ook, maakte flink kans op de jackpot. Mijn vader, zelfverklaard christenmens, citeerde steevast een lezersbrief uit de krant: “Begrijpe wie begrijpe kan.” Men zegt dat vandaag de jeugd het moeilijk heeft.

Eenzelfde verwondering vorig weekend toen plots, als uit het hemelrijk, burgemeester, Kamerlid en partijvoorzitter uit één mond opriepen om komaf te maken met het neersabelen van andersdenkenden. De Drievuldigheid bestaat en huist op het Schoon Verdiep. Op een groot feest wilde het opperwezen graag verschijnen en prediken voor een aanzienlijke schare volgelingen. Geen beter oord daarvoor dan een kabouterpark aan de kustlijn.

“Wij pleiten vandaag voor verbondenheid. Laat het bashen nu eindelijk maar eens ophouden.” De aanhang in het pretpark verstilde, vaandels staakten hun fiere gewapper, een bassend plopperdeplopperdeplop plopte ver voorbij een achtbaan en doofde zuchtend uit.
Men hoorde toch goed? Hier spreekt toch de keizer van het vileine fileren? De koning van de genadeloze pointe? De Lucky Luke die sneller dan zijn schaduw met één dodelijke oneliner de voltallige oppositie neerlegt?

Men begreep het niet. Sprakeloos keek de een naar de ander. De Kracht van Vernedering werkt toch? Is vanaf nu dan niet langer de sos de schuld van alle onheil? Rijdt dan plots niet meer elke Berber in een Mercedes langs de armenwijken om onze kinderen vol drugs te pompen? Schuilt niet in de rugzak van elke moslim een explosief? Is niet langer de werkloze een van ons zweet profiterende luiaard, de ontheemde een crimineel, de bakfietsouder een communist, de redder een mensensmokkelaar?

Verbijstering omarmde het pretpark. Onzekerheid sloop als een slang in de rangen. Veranderen wij plots radicaal het geweer van schouder? Verliezen wij hier niet onze identiteit? Gaan wij verbroederen met de ander? Wat wacht ons nog? Komt morgen Theo naar het werk op pumps, in jarretels en flamingoroze lingerie met bijpassende tutu? Opent de burgemeester volgend jaar zijn bal, soepel swingend in de armen van Kris Peeters op de goedkope disco van ‘Ich bin wie Du’?

Ook ik geloofde in een eerste zwak moment mijn oren niet. Hoe hypocriet, dacht ik. Hoe demagogisch. Een populistisch mirakeltje. Eerst verwijt men de fietser onder de vrachtwagen te sukkelen, de arme zijn armoede, de leerling de les niet te begrijpen, de zieke niet te gaan werken en nu… laat ons lief zijn voor elkaar.
Echter, ik dwaalde. Tijdig zag ik mijn kemel in. Hoe dom had ik gedacht, hoe slecht geluisterd? Ik was een gevangene in de tunnel van mijn vooroordelen. Blinde muren aan weerskanten. Alleen een idioot verandert nooit van mening. Wat als deze wens oprecht was? Wat als het trio het wél goed bedoelde? Wie ben ik, anonieme sterveling op de dool, om die verbindende woorden klakkeloos te onthalen op hoongelach? De allerhoogste wenst toch alleen de ideale wereld voor elks zijner onderdanen in dit Monaco aan de Noordzee?

Dan brengt deze oproep aan ons allen niet alleen een boodschap van vrede, tevens vormt hij ook een mea culpa! Een vergeef mij, ik heb gezondigd maar ben tot inkeer gekomen. Welaan dan! Laat ons onze harten openen. Omhelzen wij dan gracieus en vergevingsgezind het verloren schaap dat de stal heeft weergevonden. Laat ons leren uit deze les en zelf ook wat meer begrip betrachten. Er is weer hoop! Morgen wordt beter dan vandaag!

Laat ons hopen.

Dat de Arcospaarder terugkrijgt wat de bank hem ontstolen heeft.
Dat de minister een begroting in evenwicht presenteert.
Dat de centen van het belastingparadijs mogen stromen naar de staatskas.
Dat we er in de strijd tegen armoede veertig miljoen extra tegenaan knallen en niet afpitsen.
Dat het fort een antwoord biedt aan de ongelukkigen die buiten wanhopig aan haar poorten kloppen.
Dat er vanaf heden geen vijanden meer bestaan, onze vrienden geen schilden dragen.

Misschien draaf ik door. Wellicht hoop ik te veel.
Misschien is het realistischer te vragen aan Sinterklaas dat hij zijn baard afscheert.
Aan imam en rabbijn dat hij samen met ons tijdens de hoogmis de hostie consumeert.
Aan de politicus dat hij doet wat hij beweert.
Aan de boemerang dat hij niet wederkeert.

4 gedachten over “Boemerang”

  1. Een mooie beschrijving van de politieke wanorde waar we in verkeren nu de verkiezingsborden ons straatbeeld weer kleuren. Wie weet nog van welk hout pijlen te maken, laat staan in welke richting ze af te vuren?

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s