Ik ben een stiltezoeker. De radio staat hier vaker uit dan aan. Bromt en knettert het op de straat, achter dikke deuren en dubbel glas blijft het stil. Enkel het gezoem van de laptop en het gefluister in mijn hoofd baren enig geroezemoes. In deze atmosfeer van geluidloosheid ontmoet een mens zichzelf.
Een vitalo ben ik ook nog, naar het schijnt.
Je denkt al gauw aan een granenkoekje of een vibrator, maar ik ben geen van beide. In Nederland omschrijft men met deze gekunstelde letterbrij de zogenaamd actieve oudere. Het kind moet een naam hebben, de oudere ook. Men bedoelt die krasse meiden en rakkers voorbij de vijfenvijftig die desondanks nog enige vorm van activiteit vertonen. Ze hebben er tijd en duiten voor, goesting en gezondheid.
In Vlaanderen maakt men daar nu jagger van. Belachelijk veel beter, ik voel het aan mijn lippen. Men deed eerder wat lacherig over de zestigjarige wielertoerist met gebronsde kuiten: kijk hem daar, papa wordt ouder maar geeft nog niet toe. Dat was lichtjes tegen het zere been. Blijft de vraag: waar is die markering voor nodig?
Laatst raakte ik op een feestje aan de praat met een vrouw, ze zal ergens halfweg de dertig zijn.
“Ik mag dit eigenlijk niet vragen,” zei ze, “maar hoe oud ben jij precies?”
Informeren naar de leeftijd van een jagger hoort blijkbaar niet. Alsof daar een of andere belediging in schuilt. Het voelde even alsof ikzelf, in hoogsteigen persoon, verantwoordelijk was voor de overbevolking op de aardkloot. Dat ik daar best wel beschaamd mocht over zijn. En dat daarvoor een oplossing bedenken heus niet zo’n moeilijke opdracht was. Je staat tenslotte toch al dichter bij graf dan wieg.
“Eenenzestig,” antwoordde ik. Methusalem leek jonger.
Wat dacht ze te zien? Welke eigenschappen kleefde ze spontaan op deze herfstbloeier? Oud en traag? Wellicht. Stram van lijf? Kort van stof? Vervuld van weemoed naar eerdere tijden, de geest verroest? Een museumstuk, verpakt in olifantenvel, immuun voor alle leed op de planeet en ver daarbuiten. Heeft zo’n jagger ook nog seks? Hoe goor is dat, zelfs? Bwèikes.
Het gesprek stierf een welkome dood. Ik bestelde een Duvel en sloot mijn ogen. Ben jij anders misschien, vroeg ik me af.
Ik verzon een kleuter, een meisje. Schattig, associeerde mijn hoofd. Misschien kliedert ze haar papjes op het vast tapijt, krijst ze mama en papa moedwillig urenlang uit hun slaap, pist en kakt ze als een wild dier in het oerwoud en propt ze wellustig een pietluttig vingertje in oma’s nog niet blinde oog. Schattig.
Op de dansvloer pronkten meisjes van nog geen twintig met borsten en billen. Haantjes met baard en haarknot schokten obsceen de heupen. De schaamteloosheid van de jeugd. Dat wordt weer smossen en kotsen, straks, dacht ik achteloos. En dan morgen in bed liggen stinken tot de vroege namiddag.
Aan tafeltjes rondom de vloer keken dertigers en veertigers zwijgend toe. Enkele vrouwen schopten hun schoenen aan de kant en mengden zich in het jonge geweld. Mannen, buiken met enige zwelling, namen nog een sterk biertje in. Zij keken vertoornd naar hun vrouw en met onverholen blik naar de vriendin. Dat wordt weer ruzie, dacht ik, als de babysit naar huis is en de jongste zich uit een nachtmerrie brult.
Ik ben natuurlijk geen haar beter dan u. Ook ik observeer en evalueer schaamteloos de zogenaamde trots der schepping. We labelen ons het pleuris, kleven etiketten op geboortegrond en huidskleur, rijkdom en geslacht, geloof, overtuiging of leeftijd. We strooien met vooroordelen als met confetti op oudejaarsnacht. De jeugd van vandaag is verwend, pubers zijn balorig. Een twintiger leeft onverschillig, een dertiger zwoegt en ploetert. De veertiger koopt een dikke moto, de vijftiger zoekt een jong nieuw lief. De zestiger wordt onstuitbaar een vitalo.
Of een jagger, godbetert.
‘En wat toen? Te doen?’ vraagt de dichter.
Komt de dag. Je weet amper zelf nog wie je bent. Het etiket op je voorhoofd blijft onbeschreven.
De groep zonder naam. Van Paula en Lutgart. De groep waarvoor het mag stoppen. Het is genoeg geweest, klaar. Politici, filosofen en tooghangers praten over je, jouw mening doet er al een hele tijd niet meer toe.
Wat ben jij nog? Een afwachter? Een mortalo, ha!
Ja ja, met deze jagger kan je lachen. Zet me op een feestje en de pret kan niet op.
Ik leeg mijn glas, wend me af, zoek in huis de stilte op.
Om te gaan kijken wie ik ben.
Ik ben een oudere jongere
LikeLike
Die term is naar het schijnt voor het eerst bedacht door Koot en Bie. Zou kunnen natuurlijk. Zelf ben ik in de overgang. 😉
LikeLike