“Als je even geen nieuwe indrukken kan opdoen, moet je in jezelf op zoek naar de schoonheid van al die beelden die in je herinneringen zijn opgeslagen’, zegt modeontwerper Christian Wijnants in mijn weekendkrant. Voorwaar een passend advies, in deze steeds maar langer wordende tijden van blijf-in-uw-kot.
Het kot van de menselijke hersenen bestaat uit vele kamers. In de ene woont Geheugen, in een ander Logisch Denken. Soms is er ook een bergruimte voor Gezond Verstand. Verbeelding verblijft in de Frontale Cortex. Als er dan schoonheid in mezelf te vinden is, dan moet het daar zijn.
Ik zet me in de relax, klap het voetstuk open en mijn ogen toe en ga op verkenning in de voorkamer van mijn geest. Het is er net licht genoeg om een projector te onderscheiden, een mechanische constructie van oude makelij, met een ronde carrousel maar zonder USB-poort of harde schijf. Je kan er lichtbeelden mee toveren op een bleek vlak, zoals de binnenkant van je schedel. Ernaast vier grijze, rechthoekige dozen, gevuld met twee rijen van honderd vierkante plaatjes in witte omlijsting.
‘Locaties’ staat in kalligrafisch schrift op box nummer één.
De lichtstraal projecteert de Grote Markt van Brussel. Ik heb een zwak voor dit verguisde shithole, bruisende hoofdstad van een burlesk land. Toevallig vertoef ik dezer dagen in een boek dat zich daar ontwikkelt. Ik ben er niet maar ook een beetje wel. Op de foto baadt de Grote Markt in kerstverlichting. Een man duwt een vrouw in een rolstoel over de glibberige kasseien. Het beeld ontroert me; het stadhuis, het Broodhuis, de trapgevels van de gildehuizen, in het midden de vrouw en die man.
De projector klikt naar een vijftig meterzwembad, dat moet Brasschaat zijn. Een jongen zwemt er vlinderslag. Hij wipt uit het water als een dolfijn. Tijdens het baantjes trekken droomt hij van de Olympische Spelen.
Het Sportpaleis in Antwerpen. Een indringende wietgeur, een groot roze varken zweeft als een zeppelin over het publiek. Pink Floyd speelt Wish you were here, ik word second hand stoned.
Een volgende dia beamt me naar Athene. In een amfitheater aan de rand van de stad vertolkt Derek Jacobi de onfortuinlijke Hamlet. De in spotlichten badende Akropolis is decor.
‘Mensen’ zeggen de sierletters op doos twee.
Sterren komen, sterren gaan. Ze heten Sonja of Linda of Christel, hun namen ben ik kwijt maar hun beeltenis fonkelt voor altijd in mij.
‘Zo gaat dat met vriendschap,’ vertelde me destijds een cafébaas terwijl hij twee lijnen tekende op een bierkaartje. ‘Hier loop jij, dit ben ik. Op deze plek raken onze lijnen elkaar. En na een tijdje gaan ze weer elk hun eigen weg.’
Beelden van vrienden uit de tijd dat ik nog geloofde dat vriendschappen en liefdes er waren voor altijd plus een dag. Sommigen daagden later weer op, anderen kwamen nooit meer weer. Soms mis je ze, maar niet vandaag. Het is een dag om je zegeningen te tellen.
’Feiten’ vertelt doos drie. Ik huiver.
Pieken en dalen uit een leven zijn niet te vatten in een verzamelbak met twee maal honderd plaatjes. De eerste kus, de laatste traan. Diploma’s, een fiere moeder, een afgunstige vader. Veel lachende gezichten ook, foto’s van baby’s met hemelsblauwe ogen, naakt op een deken van schapenwol. Een jongen sorteert Pokémonkaarten, op een podium glundert een meisje, springtouw in de hand. Haar ogen verblinden meer dan het zilver om haar hals.
Huwelijken, uitvaarten, dagen van geluk en tegenslag glijden voorbij. Bijna aan het einde, mijn laatste werkdag. Een lege gang en lege speelplaats. Het is een late woensdagmiddag en ik vraag me af waarom dit is wat ik met mijn leven doe. Een vrouwenstem begint te praten, ik hoorde haar onlangs nog op de radio: ‘Dat afscheid heeft me pijn gedaan, daar ga ik niet voor liegen. Al heeft het me achteraf bekeken ook veel goeds opgeleverd, de manier waarop zal ik nooit verteren.’ Ze pulkt ongewild aan de dunne korst op een wonde die maar slecht wil helen. Ik houd even de adem in, bittere somberte dreigt.
Mijn hand, een automatische piloot, grijpt naar doos vier.
Ik klik. Een witte vlek. Nog een keer. Geen beeld. Klik. Wit. Klik. Wit.
Ik schakel de projector uit, laat de deur van mijn Frontale Cortex wijd open en zet me aan het toetsenbord.
Er vallen nog twee maal honderd plaatjes in te kleuren.
Wat een mooi beeld, die carroussel van herinneringen. Ik moet dringend mijn front cortex eens raadplegen, of waar zitten die herinneringen allemaal opgeslagen?
LikeGeliked door 2 people
Wij komen stilaan op een leeftijd dat we haast alleen nog maar uit herinneringen bestaan. 😉 Hoewel, er valt nog een hoop te beleven en te doen.
LikeLike
🙂
LikeGeliked door 1 persoon
👍
LikeGeliked door 1 persoon