Een kopje koffie

               Al toen ik nog een kind was, liet ik me graag bedwelmen door de geur van verse koffie die in de vroege ochtend langs de trap tot in de slaapkamers klom. Mijn oma schonk haar koffie in een zilverkleurig Art Decoservies. Ik kon blijven kijken naar hoe de zware, blauwzwarte druppels vanuit het filter het licht bewasemde glas in duikelden. Mijn oma nuttigde haar koffie als een barones: ze legde duim en wijsvinger rond de zilveren houder en dronk met kleine slokjes en haar pink in de lucht. Koffie gaat voor mij hand in hand met stijl, elegantie, welstand.

               Eigenschappen die ik mezelf geenszins toedicht. Ik ben slechts een eenvoudig man met eenvoudige gewoonten. Koffie in de ochtend, Cola Zero na de middag, ’s avonds bier of wijn. Zelden wijk ik hiervan af, en dan slechts onder druk van omstandigheden. Zoals die ene middag, na een natte en kille wandeling. Plots overviel me een dwingende plasdrang en een groot verlangen naar een vers shot cafeïne. Niet dat ik verslaafd ben, ik heb alleen maar nood aan koffie als de dag eindigt op g.
               Ik zocht een ouderwets café, waar men nog bier tapt uit het vat, in het midden een biljart zonder gaten staat en in een hoek een flipperkast. Aan de muur prijken witte tegels met in blauwe letters geschreven kroegwijsheden: ‘Als je hoort hoe thuis het klokje tikt, blijf je liever hier’ of ‘Bier zonder alcohol is als een beha aan de waslijn. Het beste is eruit.’
               Ik liep voorbij protserige brasserieën. Je kan er vingervoedsel delen en roze of grasgroene cocktails nuttigen met exotische namen, Moscow Mule, Limoncello Spritz, Pornstar Martini. Elke tijd zijn gekte, zeg ik maar. In de bruine kroegen met kwalijke reputatie die ik destijds frequenteerde consumeerde langharig tuig toeters vol wiet in de pissijnen terwijl de meisjes zich laafden aan exoten als Pisang Ambon, Campari Orange of Batida de Coco.

               Uiteindelijk zag ik een enorme vitrine met daarop in gouden letters Uw Douwe Egberts. Daar was voorzeker een kop koffie te vinden.
               Op het eerste gezicht leek ik eerder een kantoor binnengestapt. Links zaten aan hoge tafels jonge mensen met een koptelefoon op hun hoofd zwijgend naar hun laptops te staren, rechts keuvelden paartjes op fluistertoon. Ik schoof aan bij de wachtrij in het midden. Tijdens het wachten ontcijferde ik de in witte stift op een zwarte muur handgeschreven suggesties:

met cacao met citroenschil

of met hazelnoot of met kaneel

in een kopje in een beker of in een glas

met een koekje met een taartje

op een schotel of een dienblad of uit jouw hand

               Er was ook een lijst met feestelijke koffies: Heavenly Hazel, Lazy Noon, Mellow Morning, hermetisch gesloten woorden die me niet meteen bekoorden. De theekolom liet ik ongelezen. Thee vind ik niks. Warm water met een smaakje en water, daarin zwemmen vissen, je doet er de vaat in of spoelt er je mond mee.
               ‘Mijnheer?’ onderbrak een meisje in zwart uniform mijn gedachten.
               ‘Een koffie met melk, graag,’ zei ik.
               Ik vind mijzelf geen moeilijk man. Ik zoek echt niet die bijzondere boon uit Costa Rica die na dertien weken rijpen door de lokale boer met blote voeten tot pulp wordt vermalen voor hij kan worden ingescheept. Toch keek het meisje als was ik zonet uit de doden opgestaan. Ik herhaalde dus mijn vraag, erover wakend luid en duidelijk te articuleren.
               ‘Eén kof-fie mét mélk, alstublieft.’
               Zwijgend wees het meisje naar boven. Ristretto, las ik op de muur. Espresso.  Americano. Cortado. Macchiato. Koffie met melk vond ik niet meteen. Flat White. Cappuccino. Latte. Latte Macchiato. Stond het er in het Kantonees, ik begreep er evenveel van.
               ‘Welke is de koffie met melk?’ vroeg ik. Het meisje rolde, eerlijk waar, ik dacht dat zoiets alleen maar in slechte boeken gebeurde, met haar ogen.
               ‘U bedoelt een flat white?’ vroeg ze. Ze klonk ietwat ongeduldig. Ik durfde geen neen.
               ‘Welke melk?’ Ze wees naar de melklijst die ik niet eerder had opgemerkt. Plantaardig, haver, soja, cocos, amandel.
               ‘Van de koe,’ probeerde ik de sfeer wat te verlichten. Het moet vreselijk dom hebben geklonken. Haar hoofd stond duidelijk niet naar een grapje.
               ‘Gestoomd of geklopt?’ vroeg ze, ‘Warm of koud? Melkschuim kan ook.’   
             ‘Warm graag,’ zei ik. Warme melk, dat kende ik, van vroeger, in de winter voor het slapengaan.

               Wat later schuifelde ik voorzichtig met een dienblad met daarop een grote, tot aan de rand gevulde mok, naar een vrije plek met zicht op straat. Op de schuimlaag bovenaan had het meisje toch nog een hartje getekend. Dat vond ik lief van haar.
               Toen ik de mok aan mijn lippen zette, loste het hartje vanzelf op. De koffie smaakte naar medelijden. De tijd, besefte ik, had me niet alleen ingehaald, hij was me meteen ook als een gek voorbijgehold.

Een gedachte over “Een kopje koffie”

Geef een reactie op donkiesjot Reactie annuleren