“And now
A quarter of my life is almost past
I think I’ve come to see myself at last
And I see that the time spent confused
Was the time that I spent without you
And I feel myself in bloom.”
Mijn geheugen vertelt dat dit de eerste popsongstrofe is die als een cliffhanger aan mijn hersenen bleef kleven. Mijn geheugen is een leugenaar. Wikipedia soms ook, al wil ik deze keer graag geloven wat ik lees. Dat deze onsterfelijke woorden komen uit ‘Darling be home soon’ van The Lovin’ Spoonfull, een groepsnaam waarbij vragen overbodig worden. Ik leerde het nummer kennen door Slade, mijn ultra über alles-idolen toen. Ze stonden op hoge hakken en faketen playbackend in Toppop een enthousiasme waar een Amerikaans president jaloers op mag zijn. Zanger Noddy Holder kon met zijn stem vloertegels slijpen. Tijdens de cover van dit nummer op het fabelachtige ‘Slade Alive’ lost hij ergens in het midden een gigantische boer. Dat was toen nog gedurfd. Slade kent binnen vijftig jaar niemand meer, zei mijn vader, maar Frank Sinatra en Elvis wel. Hij had gelijk. Al beweerde hij van de Beatles precies hetzelfde.
In bloom feelen was altijd wel een beetje mijn basisfilosofie. Een glas is minstens halfvol. Of je vult het weer bij. Ook al passeert de drieling Weemoed, Tristesse en Zwaarmoedigheid geregeld op de koffie. Ze vragen me dan: hoe lang duurt dat, ‘a quarter of my life’? Zo tussen de twintig en de vijfentwintig jaar, dacht ik altijd. Dan leef
je een leven met een acceptabele duurtijd. Het einde lag altijd achter de einder, diep verscholen in de duistere onvoorspelbaarheid van de volgende eeuw.
Tijd echter is een valse trage. En die pakt je soms in snelheid.
Gisteren overkwam me dat voor de tweede keer. De eerste keer was in Barcelona, op een citytrip. Het meisje toen was jong, Spaans of Catalaans, goedlachs in gesprek met vriendinnen en ze deed het als was het aangeboren. Ze keek me daarbij amper aan. En gisteren deed een jonge man, ik vermoed Pakistaans of Afghaans van herkomst, precies hetzelfde.
De tram was een sardienenblik, ik moest vooraan opstappen. Ik schouderde mijn tas en hield mijn paraplu strak tegen me aan. Met mijn andere hand omvatte ik het handvat om bij bruusk vertrekken niet om te vallen. Ik dacht nog aan die stickers uit mijn kindertijd: “Houd u stevig vast voor het remmen u verrast!” compleet met uitroepteken. Misschien glimlachte ik nog wel bij die herinnering, dat weet ik niet.
Hij keek me wat bedremmeld aan, stond op van zijn stoeltje en knikte veelbetekenend naar de lege plek. Hoffelijkheid, het bestaat nog steeds, vond ik eerst nog. Toen flitste dat andere versleten ruitenplakkertje voorbij: “Jongeren, blijft niet zitten als ouderen moeten staan!”
And now, three quarters of my life have almost past. Als het meezit. Op een dag is het glas leeg.
Erik