Pogingen iets van het leven te maken

‘Don’t take life too seriously, it isn’t permanent’, zegt de opdruk op mijn T-shirt. Dat klopt, alles gaat voorbij.
Of het na de dood licht of donker wordt, houdt me minder bezig dan wat eraan voorafgaat. Onrustig word ik bij de gedachte aan die laatste jaren van hortend en stotend gehossel, waarin alles onherroepelijk minder wordt. Minder jij en meer afhankelijkheid van de ander.

Misschien kom ik tegen wil en dank nog wel terecht in wat wij vroeger een oud mannekeshuis noemden. Zoals genaamde Herman Groen, ergens in Amsterdam. Hij vertelt erover in ‘Pogingen iets van het leven te maken – Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83 ¼ jaar.
Woonzorgcentrum, zeggen we in de eenentwintigste eeuw. Een bloedloos managementwoord, gevolg wellicht van een urenlange brainstorm door hoogopgeleide welzijnswerkers en marketingstrategen. Waar men redeneert in cijfers eerder dan in mensen. Zoveel bedden, pillen en zalfjes. Zoveel sneden brood, zakjes thee en pampers. Het levenseinde omgezet in nikkelharde euro’s.

Hendrik Groen verkeert in redelijk goeden doen, al druppelt hij wel een beetje. De dag van de eerste pamper komt onafwendbaar en veel te snel nabij. Hij vertikt het echter om op zijn oude dag weg te kwijnen achter een raam met een deken op de schoot.
Op 1 januari 2013 zet hij de hielen in het zand: ‘Ik hou ook het komend jaar niet van bejaarden.’ De dag erna: ‘… ik ben namelijk altijd correct, innemend, vriendelijk, beleefd en behulpzaam geweest.’ De toon is gezet, vanaf nu wordt het anders. Hij start een licht rebels en ongecensureerd dagboek als remedie tegen de immer dreigende neerslachtigheid.

Met een vijftal gelijkgestemden richt Hendrik een activiteitenclubje op. Een poging om in ‘de wachtkamer van de dood, waar je langs de voordeur naar binnen gaat en langs de achterdeur weer naar buiten…’, nog wat van het leven te maken. Omanido – Oud maar Niet Dood, noemen ze zich. Zij gaan op stap, lekker eten en drinken, laten zich niet te zeer inperken door de reglementen van het huis. Daar geldt voor elke beweging wel een verbod. Een sneetje toasten is te gevaarlijk, bloemen horen op de gang, wijn is ongezond, een scootmobiel riskant. De vrijpostigheid van het groepje leidt tot groeiende ergernis van de directie en verregaande afgunst van de immer zeurende medebewoners.

Herman Groen, pseudoniem van de Amsterdamse bibliothecaris Peter de Smet, vertelt een aan de oppervlakte vrolijk verhaal. Doorspekt met leukigheden en uit het leven gegrepen anekdotes. Onderhuids schrijnt het. Ook op je oude dag moet je blijkbaar nog vechten voor je vrijheid en het recht om zelfstandig te beschikken over je doen en laten. Tegen de directie maar meer nog tegen die ondoorzichtige bureaucratische machine. De tachtigjarige als last, onkost. Altijd moet worden bezuinigd en betutteld, ook je laatste geluk krijg je niet cadeau.
Nergens echter leest het dagboek als een klaaglitanie. Voortdurend speelt er een glimlach op je lippen en staat in je achterhoofd Monty Python op repeat:

Some things in life are bad
They can really make you mad
Other things just make you swear and curse

In een WZC is het leven, om Ilja Pfeiffer te parafraseren, ‘gereduceerd tot overleven. Maar zonder franjes is er geen reet meer aan.’ Of zoals de Pythons het zeggen:

Life’s a piece of shit
When you look at it

Het besluit blijft eender:  

For life is quite absurd
And death’s the final word
You must always face the curtain with a bow

Always look on the bright side of life

Doorheen die goede luim poneert Hendrik wel pertinente vragen. Over het recht op euthanasie. Over dat enorme kapitaal aan gezond verstand en levenservaring dat voorbij de zeventig plots als overbodig wordt beschouwd. Over die eeuwige bezuinigingsdrift en intrieste vereenzaming, Over het vileine venijn en grote verzuren van veel bewoners. Hij kijkt naar het verplichte nummertje van de bezoekers die al bij binnenkomst de klok monsteren. Een half uur tegenzin kan lang duren. Over het voortschrijdende verval van het lichaam. Maar ook en vooral over hoe innerlijke schoonheid overeind blijft tot het eind.
Handig maskeert de schrijver al dat ongemak onder een relativerend beslag van humor en zelfspot. Luchtig en warm maar nooit melig. Met veel respect. Voor de vriend die een been wordt geamputeerd, een dementerende vriendin, zijn laatste liefde die door een beroerte wordt geveld. Je hart bloedt mee. Het voorlezen van verhalen aan haar sterfbed duwt op een plek waar je het voelt.

Als uitsmijter nog een subtiele geestigheid. Het jaar is voorbij, het boek uit. Onverwachts stoot je nog op een appendix. Er begint een nieuw dagboek, een bonus bij een verhaal dat eigenlijk al geschreven was. Als de extra tijd in een WZC na een bijna afgewerkt leven.

7 gedachten over “Pogingen iets van het leven te maken”

  1. Een fantastisch stukje over blijkbaar een fantastisch (dag)boek. Ik ben er erg door aangesproken, op mijn 75ste hou ik ook vol dat alleen mijn lijf maar veroudert, in mijn hoofd zit nog veel jeugd. Aan het doemscenario van het oudemannekeshuis durf ik zelfs niet te denken.

    Geliked door 2 people

    1. Dag John
      Bedankt voor je reactie. Dat geloof ik ook, dat er nog veel jeugd in je hoofd zit. Fantastisch is een groot woord, maar ik vond het wel een heerlijk boek. De belangrijkste les die ik eruit haal is dat je altijd, of toch heel lang, de keuze kan maken om wat vreugde te scheppen in de dag (bijvoorbeeld door het schrijven van boeiende en herkenbare verhalen). Het einde komt ooit vanzelf, maar de dagen ervoor kunnen we plukken, tot zelfs in het oude mannekeshuis. 😉

      Like

Geef een reactie op desprekershoekvandeschrijverij Reactie annuleren