(afbeelding: copyright stad Antwerpen – Thomas Geuens.)
Het was feest in de stad. Het was koppen lopen op de Grote Markt. Gelukszoekers uit verre streken stonden samengepakt op Oude Koornmarkt en Suikerrui. De Vlayckensgang puilde uit. Bieren stroomden in hectoliters over Blauwmoezelstraat en Maalderijstraat. De beiaard klepperde onstuimig frivole volksliederen. Versteende beelden glunderden, straatstenen dansten. Hier werd geschiedenis gemaakt.
Half in het donker stond fier de feesteling te pronken, wachtend op de glorierijke nieuwe verlichting ter ere van haar vijfhonderdste verjaardag. Elke Sinjoor weet: de enige weg tussen aardkloot en firmament leidt langs de ranke, pronte, ongenaakbare toren van de bisschoppelijke stadskathedraal, de volle 123 meters aan Maria gewijd. De stad had zich genereus getoond: tussen 18 u en 20 u was het eenieder toegestaan het heiligdom gratis te betreden. Deze zaterdagse vooravond hoefde Jezus geen handelaars uit het huis van zijn vader te ranselen.
Het duister viel als fijn stof, licht en onafwendbaar. Kijklustigen kropen dichter bij elkaar. Je kon adems ruiken, lichaamswarmtes voelen. Geliefden verstrengelden handen, onbekenden groetten elkaar, twee ordehandhavers hielden achteloos een oogje in het zeil. Brabo wierp zijn schaduw krijgshaftig tegen de in steigers gehulde gevel van het stadhuis. Klokslag 21 uur schalde over het stadscentrum de snijdende stem van de populaire burgemeester.
U zijt allen welgekomen, zei hij. Vandaag is de stad van iedereen, zei hij. Van heinde en verre komen de mensen in Antwerpen thuis, zei hij. Van kilometers afstand voelt de sterveling, zei hij, dat deze stad een veilige haven biedt, ongeacht je huidskleur of afkomst, je geslacht of seksuele voorkeur. Zelfs, voegde hij er kwansuis en schijnbaar per abuis aan toe, je religie. De avond was mooi genoeg om de burgervader te willen geloven.
Voorwaar, warme woorden. De burgemeester is een wijs man die wikt en weegt alvoor hij spreekt. Mocht er toch een minpuntje worden vernoemd, het zou de onzindelijke Antwerpse ‘ij’ betreffen die ook bij deze erudiete en doorgaans fijnbesnaarde leidsman tot vuile ‘a’ vervelt: Vandoog is de stad zonder twaafel van maa en van aa en van ongs allemool.
Onvergetelijk was het luchtspektakel door theater Tol. Het beeld was van een zeldzame schoonheid, de klank fabuleus, de vondst nooit gezien. Een kraan tilde fietsende en dansende artiesten tot hoog boven de Koekenstad, waar zij hangend aan een reuzenrad elegant rondjes zwierden. Frêle jonkvrouwen zweefden als engelen in de zomerlucht en strooiden glinsterende sprankeltjes hoop als manna uit de hemel. Ave Maria galmde van stadhuis tot kathedraal, de menigte hapte naar adem, sprakeloos, de verlichte toren bloosde feeëriek van trots. Het was een één keer in je leven. De stad was mooi en warm. Zij sloot ons, en wij haar, in de armen. We waren één, Liefde heerste, we bouwden aan de toekomst en we hielden van elkaar.
Nog zwevend en tintelend van dat samenzijn begon ook die zondag zoals elke zondag weer de vogeltjesmarkt. Een bepaalde politieke partij had het een goed idee gevonden een platform te verschaffen aan Geert Wilders, Hoofd Haatpredikerij der Lage Landen. Die gaf gaarne acte de présence. Een massale delegatie van de Antwerpse politie stond de meer-of-minder-Marokkanenman hierin bij. Het dreigingsniveau werd verhoogd, er waren statische ploegen, mobiele ploegen, zichtbare en onzichtbare agenten en een heuse helikopter. Dat volstond om die ene rebel met zijn bordje ‘Antwerpen is van iedereen’, geruisloos te neutraliseren.
De doctorandus in Provocatie en Schoffeerderij met op zijn hoofd een coupe als een softijsje in tegenwind, verklaarde stemadvies te komen geven aan de talrijke in Antwerpen residerende Nederlanders. De Muzelman vormt een bedreiging, zei hij. We moeten hem weren, hij hoort hier niet thuis, zei hij. Het gaat om het voortbestaan van Antwerpen en Vlaanderen, zei hij, de hordes komen onze vrijheid roven. Zijn kompaan Filip, zelfverklaard volksbevrijder, trad hem gretig bij. Het is hier Antwerpistan, zei hij. Wij zijn in gevaar, zei hij. Wij worden bedreigd, ook u, waarschuwde hij nog de Joodse enclave. Hij riep op om samen te strijden en den vreemde te verjagen. Anke, die Vlaamsche Lorelei opjaren, vervulde haar rol en keek vertederd mee over de schouder van haar koene ridder.
De engelen op de kruin van de majestueuze gotische kerk staakten hun gezangen. Zij sloten beschaamd de ogen, bogen het hoofd en daalden neder ter aarde, hun vleugels zwaar als klei. Gisteren nog Himmelhoch jauchzend, vandaag zum Tode betrübt.
De burgemeester draaide zijn hoofd de andere kant op en zag een bepaalde bevolkingsgroep.
Tja, zo zie je maar wat nakende verkiezingen teweegbrengen …
LikeGeliked door 1 persoon