Een man staat voor het venster. In de verte schuiven dichte drommen auto’s en vrachtwagens over de snelweg. De snelweg is al lang geen snelweg meer.
Allemaal op weg naar niets, denkt de man. Hij kent zijn klassiekers. Kinderen fietsen vrolijk taterend naar school. Het is begin september, ze lopen nog over van goede moed. Ze lachen nog. Zij hebben er nog geen weet van dat de zomer langzaamaan zijn glans verliest, vanzelf in de herfst glijdt en dat daarna onafwendbaar ook de winter komt.
De man staat en staart. Er bestaan woorden voor een dag als vandaag. Woorden die verwijzen naar geslachtsorganen. Kutdag. Klotedag. In deze genderfluïde tijden heeft een mens het voor het kiezen.
Iedereen gaat ergens naartoe, denkt hij. Iedereen heeft wat te doen. Achter hem liggen op de tafel een ingevuld kruiswoordraadsel en een onafgewerkte puzzel. Duizend stukjes, vele tinten zwart. Hij vindt in zichzelf niet meer de lust om ermee door te gaan. Of dit klusje wel of niet wordt afgemaakt zal de wereld niet veranderen. Geen hond die het merkt, niemand die erom maalt.
Hij vouwt zijn krant open, ergert zich meteen aan de schreeuwerige koppen. Onpeilbaar verdriet, diepste rouw. Jezus, denkt hij, het mens is 96 geworden. Mocht hij 96 moeten worden, hij zou er niet om rouwen als het dan eindelijk allemaal ophield.
Hou op met zeuren, houdt hij zich voor, en doe iets. Hij scharrelt naar een papiertje en kribbelt enkele woorden onder elkaar.
Krakotten,
Afwasmiddel
Scheerschuim
Persappelsienen
Bananen
In de keuken controleert hij de voorraad koffie. Eieren zijn er ook nog, hij kan voort. Hij zucht en trekt zijn schoenen aan. Onderaan het lijstje krabbelt hij
Goed humeur
Even lacht hij om zichzelf.
Het is nog vroeg. Veel volk is er nog niet in de winkel.
Goedemorgen, zegt hij tegen de forse mevrouw die kruidenpotjes in de rekken zet. Ze kijkt niet van haar werk op en zegt niets terug. Hij ziet hoe aan Groenten en Fruit een vrouw driftig peer na peer bepotelt, waarna ze elke vrucht mopperig weer neerlegt. Naast haar leunt haar echtgenoot op de winkelkar. Als ogen konden doden, denkt de man terwijl hij een netje appelsienen en een tros bananen in zijn mandje legt. Ook de vurigste liefde brandt op. Wat rest is stof en as en de herinnering aan wat ooit was.
Hij heeft zijn lijstje bijna afgewerkt. Misschien vindt hij in de boekenafdeling wel iets dat hem wat vrolijker kan stemmen. Hij neemt een boek uit het rek: Omdat we hier niet over praten, over liefdesverdriet, rouw en kwetsbaar durven zijn. Nee bedankt. De geheimen van de kostschool. Daarbij kan hij zich wel wat voorstellen. Dus nee, laat ook maar. Vrolijk wordt hij ook niet van titels als Kind van extreemrechts, Mariah Carey – Mijn Leven of Je belastingaanslag. In zijn hart wordt het donkerder en kouder dan putje winter in Siberië.
Hij sleept zich naar de Self Scan. Geen woorden, geen contact, zo is het goed. Aan het toestel naast hem staan een man en een vrouw. Ze hebben zijn leeftijd, misschien zijn ze nog wat ouder. Zij heeft blonde krullen, draagt een bonte jurk, licht van stof met lage uitsnijding, alsof het nog volop zomer is. De man naast haar tekent hartjes op haar gebronsde rug en fluistert iets in haar oor. Even legt ze haar hoofd op zijn schouder, dan lacht ze de klaterende lach van een meisje. Het geluid parelt in de ruimte. In haar ogen schittert de zon.
Op het ogenblik dat hij hen voorbij wandelt, geven de vrouw en de man elkaar een speelse kus. Het ijs in Siberië smelt. Voor het eerst die dag voelt de man warmte door zijn lichaam stromen. Het is waar wat de schrijver schrijft, denkt hij. Het is de liefde die ons drijft.
Buiten is de hemel opgeklaard. Tevreden wandelt de man weer naar huis. Hij heeft alles op zijn lijstje kunnen schrappen. Het wordt vandaag nog een mooie dag.