Why getting married? schreef onze leraar Engels op het bord, met wit krijt in slordige hanenpoten. Het kleine mannetje met volle baard en zachte stem was geen partij voor onze geestdriftige stellingnames. Na vijftig minuten verliet hij dan ook bedremmeld het lokaal, de vraag onbeantwoord achterlatend. Wisten wij veel. Zeventien waren we. Getting married stond niet bepaald bovenaan onze prioriteitenlijst. Getting laid zou al heel mooi zijn. Of in mijn geval, getting noticed.
‘Die vraag heb ik mij nooit gesteld,’ poneerde de heer W.
Enkele slijmballen lachten maar ik vond het typisch. Nadenken over de dingen des levens is niet iedereen gegeven, al helemaal onze leerkracht wiskunde niet. Ik noteerde zijn woorden in het Atomaschrift waarin ik dat soort leerkrachtopmerkingen bijhield voor je weet maar nooit. “Een nachtmerrie is geen paard dat ’s nachts voor je bed staat te hinniken”, “De kortste weg is de minst lange” of “Alle grote mannen waren klein.” Ooit zou ik hieruit een bloemlezing publiceren, nam ik me voor. Het schrift helaas verdween samen met mijn jeugd in de vergankelijkheid.
Dichter bij een geestigheid is de heer W. nooit geraakt. Zijn missie was het om ons suf te hameren met onwrikbare stellingen die hij samenvatte in definities, axioma’s en wereldvreemde formules. Hij droeg over zijn kostuum met das een grijze stofjas en had altijd gelijk. Het gedrup uit een lekkende kraan klonk boeiender dan zijn stem. Begreep je hem niet, dan lag dat aan jou, niet aan zijn wereldvreemd jargon of Oost-Vlaamse tongval. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat wij, jong en vol van lust en verbeelding, niet begeesterd raakten door de grootte van een overstaande hoek of de gelijke benen van een driehoek.
In een zomer haalde de man de voorpagina’s. Tijdens een warme augustusnacht stortte uit het niets een klomp ijs door het dak van zijn woning. Zonder stofjas wees hij naar de gapende wonde tussen de dakpannen. Hij berekende de diameter van het gat, het volume van het ijs en de vermoedelijke valsnelheid. Een afdoende verklaring voor het fenomeen echter kon ook hij niet geven, maar wij geloofden voor even weer in een rechtvaardige god.
Aan dat alles moest ik denken terwijl ik een kabeljauwhaasje van driehonderdtwintig gram in vier gelijke plakken sneed. Tachtig gram per stuk, en vier is het kwadraat van twee. Ik ben gedrild, ik weet die dingen.
Intussen stond het land weer maar eens in brand. Onze tienjarigen scoorden naar verluidt slecht in “een internationaal onderzoek over de kennis van wiskunde en wetenschappen”. Ongeveer op het peil van hun leeftijdsgenoten uit Nederland of de Verenigde Staten.
Drama! Over het rekenniveau in de VS is mij weinig bekend, al telt men er de dingen wel grondig na. Maar Nederland? Wonen daar niet die gewiekste handelaars? Staat de Nederlander al niet sinds mensenheugenis bekend om zijn ondernemingsgeest en zakelijk vernuft? Houdt hij niet ook nu in Europa de vinger halsstarrig op de knip? De overheidsschuld van Nederland bedraagt 63.1 % van het BBP, de onze bijna 120. Ik zeg het maar.
De vis besmeerde ik met een dikke laag groene pesto voor ik hem schikte op de bodem van een glazen schaal van dertig op twintig centimeter die ik eerst uitbundig met olijfolie had ingevet. Daar strooide ik wat kruiding overheen. Ik bedekte hem met fijne plakjes courgette. Intussen passeerde een stoet ontgoochelde cijfervreters langs de microfoon. ‘Het is geen vrolijke dag voor de wiskundeleraars,’ hoorde ik. Ik vroeg me af hoeveel vrolijke dagen de heer W. in zijn inmiddels cirkelronde leven had beleefd. Ik ontdeed de bospeentjes van hun lof en begon naarstig te schillen. Wanneer trok jij nog eens een vierkantswortel, vroeg ik mezelf af.
Natuurlijk wees ook weer een pedagoog op de teloorgang van het onderwijs. Het lied is ouder dan de voltooide catalogus van John Lennon. Socrates componeerde de melodie tweeduizendvijfhonderd jaar geleden al. Dat het vandaag allemaal maar leukigheid moest zijn, dat we beter weer zouden gaan drillen, maar ja, dát mag niet meer. Alsof leuke lessen niet leerrijk kunnen zijn. Alsof saaiheid een garantie biedt voor kwaliteit. Alsof je beter leert met je lip onder je schoenzolen. Liefst ook zonder context. Al dat gedoe altijd. Moet je nog allemaal redenen gaan verzinnen waarom je die dingen nodig zou hebben ook.
Ik werkte de schotel af met fijngesneden rode paprika en versnipperde ui, en schoof hem de oven in, tweehonderd graden, veertig minuten.
Tijd om de test even te googelen. Niveau tienjarige, makkie. Net als vroeger overliep ik eerst de vragen. Vraag vijf deed me dood:
“Justin heeft veel figuren in de vorm van driehoeken en vierkanten waarmee hij een lichaam kan bouwen.”
Mijn hersens kraakten .
Who the fuck is Justin? Wat mankeert die gast???
Figuren? Vorm? Lichaam? Driehoeken en vierkanten? Mijn brein kreeg de begrippen niet aan elkaar gebreid. Ik las helderder teksten in het Belgisch Staatsblad.
Of ik heb een probleem. Een leesprobleem.
Want rekenen kan ik als de beste.