De kunst in u en mij

               Op de eerste dag van de vierde maand kleedt het landt zich bedrieglijk wit. Nog voor ik de prut uit mijn ogen heb gefrot, heeft het afgrijselijke winterprik zich al onwrikbaar in mijn gehoorgang gewurmd. 1 april, dag van clichés en slechte grappen.  ‘Dit is geen grap. Wees voorzichtig als je de straat op gaat,’ speelt de Frank van de dag olijk mee. Ik kom niet meer bij. Op straat heb ik niets te zoeken. Alles van waarde zit binnenin.
               Het leven glijdt van mijn schouders als een oude jas. ‘We moeten ouders meer betrekken bij de kinderopvang,’ schelt een vrouwenstem uit de radio. Wat een gezwijmel en gezwets toch weer. Daar heeft ze vast voor doorgeleerd. Ik stam, ik weet het, natuurlijk nog uit een vervlogen tijdsgewricht. Ouders wáren zelf kinderopvang. Je kon gewoon gelukkig zijn zonder een voor je dertigste verjaardag persoonlijk neergepote fermette. Je hoefde je niet het pleuris te labeuren voor een zomer- en een skivakantie en drie citytrips per trimester. Zelfs je hummeltjes stelden zich tevreden met minder dan zeven hobby’s elk.
               Volgt een liedje. Prince, Sometimes it snows in April. De dag is nu al zo gruwelijk voorspelbaar dat ik hem met graagte wil ruilen voor een luxeverblijf in een isoleercel. Er zou een wet moeten bestaan die spreken alleen nog toelaat wanneer het strikt noodzakelijk is. ‘Is er nog koffie? Waar vind ik het toilet? Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen?’
               Ik schakel de radio uit. Wie zijn leven wil verbeteren moet klein beginnen. De stilte voelt als een houtkachel in een Ardeense blokhut in april.

               Ik moet denken aan die performance, ‘The Artist is Present,’ door Marina Abramović. Als u het nog niet gezien heeft, raadpleeg dokter Google. Dat is een bevel. Beschouw het als een gratis massage van het hart.
               Marina zit aan een tafeltje. Geheel en al introspectief. Ogen toe, diep in- uit ademend, vanuit het middenrif. U kent dat vast uit de les mindfulness. De stoel tegenover haar is leeg. Eender wie mag er gaan zitten. Afwachten wat er dan gebeurt, dat is zo een beetje de idee. Raar? Ach. Wouter Beke zit ook nog altijd op zijn stoel. Dát is raar.
               Stapt een man naar voren. Tikje nerveus lijkt hij. Ik begrijp dat. Het onbekende maakt bang. Maar hij kent haar, heel goed zelfs. Hij is haar ex. Twaalf jaar woelden ze zich doorheen een passionele relatie. Dat laatste is een pleonasme. Denkt u daar maar even over na. Die is zo diep, zelfs dokter Google kan u hierbij niet helpen.
Aan het eind wandelden ze vanaf tegengestelde zijde over de Chinese Muur naar het midden. Toen ze elkaar daar ontmoetten, gingen ze voorgoed uit elkaar. Rare jongens, die artiesten. Ont-moeten, stond hier bijna. Bijna. Dus niet. Ik word namelijk helemaal wak van dat zweefteefjargon. Maar toch. Het is makkelijker iets te beginnen dan het met stijl te beëindigen, in vriendschapsmodus en met wederzijds respect. Ook dat is kunst, geloof mij.
Dat alles is alweer tweeëntwintig jaar geleden. De man, hij heet Ulay, zet zich op de stoel. Knippert met de ogen. Zij opent de hare. Wat er dan gebeurt? Stijn Meuris zei het al: ‘De blik in haar ogen.’ Verrassing. Herkenning. Breekbaarheid. Hun wereld vernauwt tot zij en hij. Harten krakkeleren als waren ze van porselein. Haar gezicht opent als een boek. Lippen gaan glanzen, wijken uit elkaar. Tranen vertroebelen de blik. Haar neus lekt. Armen reiken, handen grijpen. Niemand zegt wat. Waar liefde is, zijn woorden overbodig.

               Zo gaat dat. Liefde komt op kousenvoeten. Onhoorbaar, van een plek diep vanbinnen waar taal bestaat uit voelen. Geruisloos flitsen Cupido’s pijlen van hart naar hart. Lust mag dan wel lekker zijn in discotheek of bruine kroeg, Liefde bloeit waar je alleen nog elkaars adem hoort. Zonder klaroenen of trompetten, vlinderende violen of weemoedige cello’s. Liefde, dat is spreken zonder zeggen, met een oogopslag, een streling. Dat is weten zonder vragen. Dat is zijn zonder willen. Alweer diep. Het is me het dagje wel vandaag.

               Té diep misschien. Misschien moeten we gewoon met zijn allen leren wat minder praatjes te hebben. Wat meer niets te zeggen. De tong tien keer rond te draaien, zoals dat ons in dat andere tijdsgewricht werd voorgehouden.
Dit gezegd zijnde, doe ik er zelf ook maar weer voor enkele weken het zwijgen toe.
Ik hoef u dat niet uit te leggen.
U begrijpt mij zo ook wel.

4 gedachten over “De kunst in u en mij”

  1. “Betweter!” Dat verwijt krijg ik wel eens vaker, veelal terecht, maar in dit geval… Ach, toe maar, “zjust is zjust”, zeggen ze bij ons. Desondanks zou ik wellicht beter moeten weten en… zwijgen, maar soms lijkt het gewoon sterker dan mezelf. (Wat dàt in vredesnaam ook weer moge betekenen…) Als u weet dat ik eindredacteur ben, met bijbehorende beroepsmisvorming (een van de vele…), zult u het hopelijk een plaatsje kunnen geven: de naam is Ulay (niet Uday dus, zoals Dr. Google overigens bevestigt — een typfout lijkt bovendien onwaarschijnlijk, aangezien D en L op een toetsenbord wel erg ver uit elkaar staan…). Geen dank, graag gedaan. (jhv)

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s