Dertien levens

               De mens is een gewoontedier. Ik ook. Elke ochtend hetzelfde ritueel: koffie, een licht ontbijt, badkamer, weer koffie. En dan is het boekentijd. Gehuld in een schort met rode papaverprint, een paarse plumeau in de ene en een stofdoek in de andere hand lanterfant ik wat tussen de rekken van mijn bescheiden bibliotheek. Net als alles wat leeft op de planeet hebben ook boeken nood aan zorg en liefde. Niet alleen omdat hun inhoud ons gemoed verrijkt, maar ook omdat zij bedacht en geschreven zijn om de tand des tijds te doorstaan. Ook een boek wil zich nog op gezegende leeftijd spic en span aan de potentiële lezer of lezeres kunnen presenteren.
               Strak gelijnd staan ze in het gelid, geordend op auteursnaam van A naar Z. Geen ezelsoor is gepermitteerd, onderstreping noch kanttekening wordt getolereerd, ook niet als ze vrijwel ondoorzichtig met fijn potlood werden opgetekend. Mijn boeken behandel ik als geliefden, ik streel hun ruggen met de zachte pluim, aai ze, fluister iets liefs of neem ze teder in mijn handen waar ze hun bladeren gewillig door mijn vingers laten betasten.

               Ik ontdoe ze van de onooglijke schilfers en het laagje fijn stof dat het voorbije etmaal ongevraagd op ze is neergedaald. Minuscule restjes van mijzelf zijn dat, dat leerde ik bij de letter D van Dekkers, Midas. In zijn ‘De Vergankelijkheid’ beschrijft hij hoe onze cellen voortdurend in beweging zijn. Oude sterven af, nieuwe komen in de plaats, zij het van een wat mindere kwaliteit. Je darmen vernieuwen zich op een paar dagen, je huid doet er jaren over, je hersenen hebben meer tijd nodig. Dat laatste valt weleens te betreuren, je wenst menig medemens sito presto een nieuw brein toe opdat ze in hun vijftigste levensjaar zouden ophouden snot te willen lurken uit de neus van een ander, een vrijetijdsbesteding die wij afbouwden aan het eind van onze peutertijd.

               Fascinerend vind ik dat, opnieuw geboren worden, een fabelachtig geschenk van Moeder Natuur. De complete wissel duurt zeven jaar, dan ben je helemaal nieuw. ‘Ik ben altijd zo geweest,’ hoor je weleens. Dat klopt dus niet. Niemand is na zeven jaar nog die baby op dat schapenvel met die fonkelende blauwe oogjes. De weerbarstige puber, betweterige student, de ambitieuze dertiger, schuinsmarcherende veertiger, nog altijd flukse vijftiger, ze bestaan niet meer, ze zijn vergaan tot stof en as zoals de Schrift het heeft voorgeschreven, met plumeau en stofdoek weggevaagd en het huis uitgeklopt, gejaagd door de wind.
               Ik beeld me in dat de laatste versie van jezelf, nummer dertien of veertien, inhoudelijk de beste is, met al die wijsheid en ervaring die je een leven lang vergaard hebt. Betreurenswaardig wel dat je bouwstenen inmiddels van inferieure kwaliteit geworden zijn. De motor wil zich nog bewijzen maar de carrosserie kan het niet meer aan. De vergankelijkheid, tragisch en onontkoombaar.

               Het is niet iedereen gegeven, realiseer ik me als de paarse veren aaitjes geven aan de M van Mijlemans, Marc. ‘Mijl op Zeven’ heet het boek, een verzameling tv-kritieken en kortverhalen van een begenadigd journalist/tv-criticus/auteur uit de vorige eeuw. Hij werkte voor het toen nog eigenzinnige blad HUMO en pende op wekelijkse basis parels bij elkaar als: “Zaterdag. De wekker loopt af als een kind met stuipjes. Eén stap buiten de lakens ligt de Noordpool; in het water van de wasbak plenzen jonge ijsbeertjes.” of “Op zaterdag hult C. zich in zwart en zet haar beste beentje voor. Op zaterdag lééf ik.” Erotiek in een vingerhoed.
               Op de achterflap kleeft de auteur in zwartwit tegen een bar. Achter hem een flinke voorraad geestrijke drank en een kasregister dat je vandaag enkel nog vindt in Het Huis van Alijn. Een jonge man met een veelbelovende toekomst, achtentwintig, vier stofwisselingen ver. Vier, wat stelt het voor? Zijn geadoreerde C., gezel voor het leven en moeder van hun nog jonge dochter, lost na een fatale hersenbloeding voor eeuwig op in het grauwste zwart. Het niet te beteugelen verdriet dat daarop volgt, vertaalt zich achttien maanden later in een al even ongenadige kanker.
               Donderdag was het precies vijfendertig jaar geleden dat Marc Mijlemans overleed. Ik herinner mij nog het ongeloof, de hand voor de mond, de stomp in de maag. Hier hadden nog makkelijk acht, negen nieuwe versies bij gekund, denk ik terwijl de stofdoek helemaal autonoom de achterflap blijft liefkozen.
               Doe mij dan toch maar de vergankelijkheid.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s