Na de zomer heb ik het zwemmen weer opgepikt.
Van zwemmen word ik rustig. Het is mijn detoxkuur. Na een halfuurtje crawlen ben ik gans gezuiverd. De bagger en ballast waarmee een doodgewone sterveling dagelijks wordt belaagd laat ik achter in het bad. Daarbij komt, het concept is eenvoudiger als een wiegelied. Je beweegt je door het water, op eigen tempo, van de ene kant naar de andere en dan weer terug. Heen en weer, telkens opnieuw dezelfde repetitieve beweging. Een hulpvaardige hand tekende daarenboven nog op de bodem van het bad een lange, kaarsrechte zwarte streep zodat zelfs het grootste warhoofd onmogelijk kan verdwalen.
Terwijl ik zo mijn baantjes trek, buitelen als jonge dolfijntjes de ene na de andere gedachte door mijn hoofd. Geen idee vanwaar ze komen. Een simpel ei, denk ik ineens, kan men serveren in diverse variëteiten. Bijvoorbeeld als een spiegelei, het oog van een paard zoals wij vroeger zeiden. Of geklutst tot omelet of roerei. Tien minuten hardgekookt, kan ook. In combinatie met tomaat en garnaal, lekker. De ultieme delicatesse is natuurlijk het ei zachtgekookt, vier minuten exact. Dat snoepje bewaarden we vroeger voor op zondag. Achteraf beschouwd niet erg logisch want bij een zacht ei horen soldaatjes en op zondag aten we pistolets. Logica scoorde bij ons thuis nooit hoog op de waardenlijst.
Mijn gedachten drijven vanzelf naar de pronkkast uit die tijd, van onder tot boven volgestouwd met trofeeën. Bekers en medailles die wij, mijn zus, mijn broers en ik in binnen- en buitenland bij elkaar vlinderden. Familie Zwemvlies noemde men ons. Terecht. Ik dreef lichter op het water dan een lelie waardoor ik ervan overtuigd raakte dat zelfmoord door verdrinking voor mij onmogelijk was. Begrippen als Duvel of Trappist behoorden toen nog niet tot mijn dagelijkse woordenschat.
Naarmate mijn training vordert, worden mijn armen zwaarder en mijn gedachten droever. Voor mijn netvlies zeilt het beeld voorbij van die oude vrouw die ik zag op tv. Ze huilde. Op haar borst droeg ze een pancarte van karton. Ik ben geboren onder Mussolini, ik wil niet sterven onder Meloni stond erop gestift. Mijn hart huilt met haar mee. Hoe moet dat voelen, die opnieuw opgepookte angst voor gruwel waarvan je dacht dat je er voorgoed was van verlost? Die Mussolini, stelt de nieuwe Italiaanse premier, was nog de kwaadste niet. Hij had het beste voor met zijn volk. Zijn is een bezittelijk voornaamwoord, die grammatica onderwijst men niet meer. Het volk behoort de leider toe. Die handelt en jongleert ermee naar eigen inzicht en vermogen. Mannen in de loopgraaf, vrouwen aan de haard, ik zeg maar wat.
Dat het volk het altijd bij het rechte eind heeft, is een hardnekkig misverstand. Het kiest met de buik, analyseerde een geleerde mijnheer. Beter gebruikte het zijn verstand, denk ik dan. Dat onderscheidt ons naar het schijnt van de dieren. Onze buiken zijn Rupsen Nooit Genoeg, obees en onmogelijk te verzadigen. Ze willen meer, meer, meer, meer dan ze kunnen hebben. Als wrakhout spoelen intussen op de stranden waar wij tijdens de zomer nog lagen te bronzen in de zon, hulpeloos de lege buiken aan. Haalt ternauwernood nog het journaal. De negenenvijftig drenkelingen komen na de mening van een halfdronken toogklever over de nieuwe wereldkampioen maar nog altijd wel voor de demonstrerende vrouwen in Iran.
Inmiddels lig ik niet langer alleen in het water. Door mijn brilletje herken ik de nieuwkomers. Sterke Jan is erbij. En kleine Ben, in een alleraardigst roze zwembroekje met flamingomotief. Hilde en Zuhal zijn er ook. Van aan de zijkant dirigeren hun coaches Sammy en Bart elkeen driftig een andere richting uit. Ze plenzen en pletsen maar zwemmen doen ze niet. Iedereen dobbert maar wat, niemand weet nog waar naartoe. Ze liggen in de weg van wie vooruit wil, meters wil maken, beter worden. Wat doen die hier toch, vraag ik me af. Hun stijl is waardeloos, hun tempo deerniswekkend, hun conditie om te huilen. Dat drift maar in het ijle, de een naar links, de ander naar rechts. Voor de zwarte streep op de bodem die wij allemaal volgen, hebben zij geen oog. Zij maken ons het zwemmen onmogelijk en geen redder die daar wat aan doet. Mocht mijn buik het hier en nu voor het zeggen hebben, ik schopte ze meteen het bad uit.
Van onder de douche zie ik op het wateroppervlak doorzichtige hersenspinsels en gedachten drijven, decepties en onnozelheden. Zij daar, ik hier. Ik ben bevrijd. Gezuiverd in geest en lichaam. Kom maar op, wereld.
Prachtig stukje erik. Familie Zwemvlies, was ik vergeten!! Maar snel zwemmen konden jullie wel, amai. Persoonlijk deed ik dit om niet te verdrinken. (Met dank aan Woody Allen, voor het geleende grapje)
LikeGeliked door 1 persoon
Ik herinner me het grapje ook nog, uit ‘The Front’. Bedankt voor het compliment. Het is waar, ratten waren wij. Waterratten weliswaar, maar toch… 😉
LikeLike
Ja, dat gevoel van die hersenspinsels tijdens het zwemmen, heerlijk!
LikeGeliked door 1 persoon