Wat Alleen Elvis kan

Traagheid is van al mijn ondeugden wellicht de mooiste. Niet dat ik een laatkomer ben, dat is het niet. Als Covid het toestaat, date me en u zal merken, Erik Optijdkomers, dat is mijn naam.
Wat ik wil zeggen is, veel dingen mogen van mij gerust wat langer duren. Ik verkies de fiets boven de auto. Ik wandel liever dan dat ik ren. Het hoogtepunt is nog altijd maar een punt, het laatste bovendien, het einde van de reeks. Het pad er naartoe is avontuur, een weg met vele kronkels. Honderd en drie jaar oud moet ik worden om alles te doen wat ik gedaan wil krijgen. Langzaam, op eigen tempo. Take your time, think a lot, dat is mijn motto. Opgepikt bij Cat Stevens, een zanger die ook heel lang moest denken en zich dan Youssef noemde. Persoonlijk vind ik Cat voor een popartiest beter bekken.

Het duurt bij mij gewoon een tijdje voor de ernst van de toestand tot me doordringt. Eerlijk, pas op het ogenblik dat ik zelf mijn portefeuille bovenhaalde om de pakjes te betalen, besefte ik dat de sint niet echt bestond. En toen die twee vliegtuigen Amerikaanse wolkenkrabbers doorboorden, realiseerde ik me slechts in de late avond dat het hier geen brute pech betrof. Ik dacht een ganse dag, shit happens, een ongeluk komt nooit alleen. Zo geloofde ik dus ook jarenlang dat Elvis dood was en god leefde. Tot Luc De Vos en Thomas Vanderveken me van het omgekeerde overtuigden. Elvis leeft, weet ik nu. Dat wij elk jaar gods zogenaamde wedergeboorte vieren, beschouw ik sindsdien als een creatief excuus voor een vet feest.

Precies omdat alleen Elvis blijft bestaan, vind je me elke herfstige zaterdagavond geketend aan mijn scherm. Dan trakteert Thomas een genodigde een glas water, soms een wijntje. De gast toont zich nerveus doch meegaand. Thomas echter is nog een gastheer van de oude stempel. Hartelijk. Hij schept rust, bruuskeert nooit, luistert geïnteresseerd, reageert alert. Het gaat niet om hem. Mensen mogen in volzinnen praten, hij gunt ze de tijd.
Veel lijkt het niet om het lijf te hebben. Twee sprekende hoofden, af en toe wat beelden, anderhalf uur lang. Ik mag daar graag naar kijken. Het programma heeft mijn tempo. Achteroverleuntelevisie. Tegelijk flitst en knettert het. Je binnenste keert zich naar buiten. Ik herinner me Ilja Pfeiffer die het beeld aanreikte van een dokter op een aangespoelde vluchtelingenboot voor de Italiaanse kust. Het kille besef rond mijn hart. Dit is een misdaad tegen de mensheid. Waarom doen wij met zijn allen niets? De conversaties gaan namelijk ook altijd ergens over. Een lang, traag, ouderwets maar heus gesprek. Voor wufte smalltalk wendt men zich beter tot Gert en hoe-heet-die-andere-knaap-op-die-boot? Bart?
Elke genodigde heeft een verhaal. Of twee of drie. Je hoeft het er trouwens niet mee eens te zijn, misschien zelfs beter van niet. Van andere standpunten steek je nog wat op. ‘Lees je ongans’, adviseerde Tommy Wieringa onlangs. Ok, rare zegging wel. En ook: ‘Als je boek helemaal klaar is, je bent tureluurs gezwoegd en helemaal uitgetikt, begin dan van voren af aan. Tik het nog een keer over, om elk woord uit te puren.’ Lijkt mij moeilijker dan op dezelfde dag de Mont Ventoux langs drie zijden op te fietsen. Maar hij weet het natuurlijk best. Hij is de man die meer boeken slijt dan de bakker broodjes.

Deze week verschilde ik graag af en toe van mening met mevrouw Ine Van Wymeersch, Procureur des Konings van Halle-Vilvoorde. Ze zette me aan het denken over levenslang gekoesterde zekerheden. Ze droeg ook argumenten aan. Aan het eind nam ik mijn hoed af en boog ik ootmoedig het hoofd. Zij weet natuurlijk van veel dingen veel meer dan ik. Beroepshalve vertoeft ze veel vaker dan goed kan zijn in de donkerste krochten van het menselijke zijn.
Beklijvende beelden droeg ze aan. Over Huiselijk Geweld (fragment ‘De Twaalf’). Levenslange Internering (fragment ‘9999’, te bekijken op VRT Nu, tip met stip!) Gelukkig bestaat ook het leven van een procureur uit meer dan ellende alleen. Sport (de gouden dames van Peking) en Vrolijkheid (Xavier De Baere, Professionele Afscheidsnemer) verluchtten de boel.
‘Cynisch word ik nooit,’ zei ze aan het eind.
Exact het voornemen dat ik ook zelf lang geleden maakte, toen ik er rijkelijk laat achter kwam dat de wereld niet is geboetseerd met onze kinderdromen. Dus kreeg ik ook het slotakkoord nog wel verteerd. Voor de honderdste aflevering had men aan Stephen Fry gedacht. Hij komt niet, Covid zegt nee.
Ze vragen wel iemand anders, dacht ik.
In bed begon ik alvast een aantal fragmenten te selecteren.

Een gedachte over “Wat Alleen Elvis kan”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s